Deze scriptie combineert onderzoek naar Romeinse identiteit, moraliteit en eetcultuur. Eetcultuur is een centraal aspect van de identiteit van personen en groepen. Voor het Romeinse zelfbeeld was...Show moreDeze scriptie combineert onderzoek naar Romeinse identiteit, moraliteit en eetcultuur. Eetcultuur is een centraal aspect van de identiteit van personen en groepen. Voor het Romeinse zelfbeeld was ook moraliteit erg belangrijk. In antieke teksten van ongeveer 200 v.C. tot 200 n.C. over eetgewoontes en voedsel wordt de eetcultuur van de Romeinen regelmatig geassocieerd met een aantal specifieke Romeinse deugden, zoals frugalitas, temperantia en pietas. Deze scriptie gaat in op de beschreven eetculturen aan de hand van deze idealen en onderzoekt zo de relatie tussen Romeinse identiteit en eetcultuur.Show less
Bachelor scriptie die kijkt naar het wel of niet bestaan van een specifieke classificatie binnen de Germanen, dat van de Sueben. Sueben zijn door meerdere historici uit de klassieke tijd als...Show moreBachelor scriptie die kijkt naar het wel of niet bestaan van een specifieke classificatie binnen de Germanen, dat van de Sueben. Sueben zijn door meerdere historici uit de klassieke tijd als groepering beschreven, zonder verdere inwijding over waarom meerdere Germanen binnen deze groep moeten worden gerekend. Stammen als de Hermunduri, Semnonen, Varini, Langobarden, Angili, Marcomannen en Quadi zijn Suebisch genoemd, in dit werk zal gekeken worden of er bewijzen zijn die bestaansrecht kunnen verlenen aan deze indeling. Er wordt gezocht naar bewijzen uit de taalkunde, etymologie, toponomie, archeologie en historiografie voor het bestaan van onderlinge overeenkomsten, verschillen en verbindingen tussen deze stammen. Hiernaast komen een aantal andere stammen aan bod die de Suebische classificatie verder uitlijnen, de Suebi Nicrensis, Mainsueben, Lugii en Goten.Show less
Vanaf de 4e eeuw v.C kwamen de Grieken steeds frequenter in aanraking met andere volken. Het ligt in de lijn der verwachting dat een dergelijke ontwikkeling een impact moet hebben gehad op de...Show moreVanaf de 4e eeuw v.C kwamen de Grieken steeds frequenter in aanraking met andere volken. Het ligt in de lijn der verwachting dat een dergelijke ontwikkeling een impact moet hebben gehad op de Griekse samenleving, zeker op religieus gebied aangezien de Griekse religie gekenmerkt wordt door haar dynamische en open karakter. In deze scriptie staan dan ook de religieuze veranderingen in de 4e en 3e eeuw v.C. centraal. Vervolgens is gekeken of deze veranderingen een effect hebben gehad op het concept goddelijkheid, om zo een volledig beeld te schetsen van de ontwikkeling die de Griekse religie doormaakt.Show less
Stereotyering is iets van alle tijden. Wat veroorzaakte negatieve stereotiepe gedachten bij de antieke Romein? Om te kijken in hoeverre moderne gedachten over dit onderwerp overeen komen met de...Show moreStereotyering is iets van alle tijden. Wat veroorzaakte negatieve stereotiepe gedachten bij de antieke Romein? Om te kijken in hoeverre moderne gedachten over dit onderwerp overeen komen met de oudheid, wordt er gekeken naar de vorming van stereotypen over Germanen en gehandicapten.Show less
Sinds de uitgave van Luttwaks boek The grand strategy of the Roman Empire in 1976 is er een historisch debat gaande, waarin de centrale vraag is of de Romeinse keizers een grand strategy, een...Show moreSinds de uitgave van Luttwaks boek The grand strategy of the Roman Empire in 1976 is er een historisch debat gaande, waarin de centrale vraag is of de Romeinse keizers een grand strategy, een bepaalde strategie, volgden. In deze scriptie wordt de verdediging van de Romeinse oostgrens ten tijde van het Principaat en de Parthen (27 v.C.-224 n.C.) onder de loep genomen, waarvoor gekeken wordt naar de keizerlijke strategieën en het functioneren van het Romeinse leger in het Romeinse oosten, om uiteindelijk een bijdrage te kunnen leveren aan het grand strategy-debat. Daaruit blijkt dat vanaf Augustus een zeker beleid te zien is, dat zich uitte in het opschuiven van de Romeinse oostgrens richting de Eufraat. Vanaf het moment dat er een redelijke rechte oostgrens gecreëerd was, die deels langs de Eufraat liep, werd deze gehandhaafd. Toen de Parthen echter agressiever werden creëerden Marcus Aurelius en Septimius Severus een Romeins bolwerk in Mesopotamië, waardoor de Romeinen een sterke strategische positie verkregen. Het Romeinse leger bleek dankzij de hulp- en bondgenotentroepen die tot zijn beschikking stonden en de aanpassingen aan de in het oosten aanwezige vijanden goed te kunnen functioneren. Aan de hand van deze conclusies kan men wel degelijk stellen dat de Romeinse keizers een grand strategy hadden. From the moment that Luttwak’s book The grand strategy of the Roman Empire was published in 1976 there has been an ongoing historical debate, in which the central question is whether Roman emperors did or did not follow a grand strategy. In this thesis the defence of the Roman eastern border in the time of the Principate and the Parthians (27 BC-224 AD) has been examined, so that in the end a position can be taken in the grand strategy-debate. To attain this end this study has been examining the imperial strategies and how the Roman army functioned in the east. The results are that from Augustus on a certain policy can be deduced: the Roman border was slowly extended to the Euphrates. From the moment that the border ran a relatively straight course from north to south, partly running along the Euphrates, it was kept that way. That changed when the Parthians got more aggressive; Marcus Aurelius and Septimius Severus created a Roman bulwark in Mesopotamia, which gave the Romans a strong strategic position. The Roman army was very efficient thanks to the many auxiliary and allied troops in it and the adaptations to its enemies. Looking at these conclusions it can be concluded that the Roman emperors did have a grand strategy.Show less