De bouwgeschiedenis van kasteel Maurick te Vught is bevlogen, maar nog nog nauwelijks onderzocht. Aan de hand van legerkaarten, topografische tekeningen, schilderijen, bouwkundige tekeningen, foto...Show moreDe bouwgeschiedenis van kasteel Maurick te Vught is bevlogen, maar nog nog nauwelijks onderzocht. Aan de hand van legerkaarten, topografische tekeningen, schilderijen, bouwkundige tekeningen, foto's en beschrijvingen worden de verschillende fases van dit gebouw verduidelijkt.Show less
Vanaf 1880 vestigden steeds meer nieuwe winkels zich in Amsterdam, waarvan een aantal dankzij schaalvergroting tussen 1910-1920 uitgroeide tot grootwinkelbedrijven. De winkels begonnen vaak in een...Show moreVanaf 1880 vestigden steeds meer nieuwe winkels zich in Amsterdam, waarvan een aantal dankzij schaalvergroting tussen 1910-1920 uitgroeide tot grootwinkelbedrijven. De winkels begonnen vaak in een klein pandje in de winkelgebieden binnen het oude gedeelte van de stad (Nieuwendijk, Kalverstraat-Rokin en Dam). Een aantal daarvan, waarvan ik er drie heb besproken, breidde zich uit tot ware winkelpaleizen. Zo werd in 1912 het warenhuis Vroom en Dreesmann op de Kalverstraat-Rokin geopend en gingen in 1914 de deuren van De Bijenkorf op de hoek Dam-Damrak open. Peek & Cloppenburg ging in 1916 met haar filiaal op de Dam van start. Op basis van mijn onderzoek in het stadsarchief van Amsterdam heb ik via adresboeken, woningboeken en gezinskaarten een overzicht kunnen maken van het winkel- en woonbestand in de periode 1880-1920. Hierdoor heb ik kunnen concluderen dat op de locaties van de besproken grootwinkelbedrijven er een divers scala van kleine winkeliers zaten die door de komst van de winkelpaleizen moesten wijken. Door het van oudsher smalle stratenpatroon van Amsterdam waren geschikte locaties met vrij zicht schaars. Hierdoor kozen de grootwinkelbedrijven in Amsterdam om zich te vestigen op bestaande locaties met voldoende zichtbaarheid, zoals aan pleinen, kruisingen en brede straten. Dit had tot gevolg dat op deze locaties woonhuizen en de bestaande middenstand van kleine winkels werden verdreven. Met behulp van stadskaarten en afbeeldingen heb ik dit proces visueel kunnen maken en kunnen aangeven dat het stadsbeeld door de komst van de onderzochten grootwinkelbedrijven significant veranderd is.Show less
This thesis explores the sustainability of the transformation of industrial heritage sites in the Netherlands. Firstly it discusses the rise of appreciation of industrial sites and the rise of...Show moreThis thesis explores the sustainability of the transformation of industrial heritage sites in the Netherlands. Firstly it discusses the rise of appreciation of industrial sites and the rise of attention towards sustainability in the construction sector. Furthermore this thesis analyses the transformation of three industrial sites in the Netherlands. It explores the cultural history of the sites and finally analysis the sustainability of the transformation of these sites. The focus is laid on the use of materials. The classification of NIBE (Nederlands Instituut voor Bouwbiologie en Ecologie) is used as a tool to examine the sustainability of the materials.Show less
Samenvatting. In deze scriptie wordt onderzoek gedaan naar ontwikkelingen in en de betekenis van veranderingen in 18e-eeuwse architectuur en architectuurschilderkunst in interieurs in Parijs. De...Show moreSamenvatting. In deze scriptie wordt onderzoek gedaan naar ontwikkelingen in en de betekenis van veranderingen in 18e-eeuwse architectuur en architectuurschilderkunst in interieurs in Parijs. De uitzonderlijke architectuurprojecten van Germain Boffrand en Victor Louis vormen de leidraad in een breder betoog over architectuur en ornament en de keuzevrijheid in het variëren in bouwelementen bij het interieur en exterieur van gebouwen na 1750. De nadrukkelijke gerichtheid van Franse architecten op Italiaanse bouwkunst gaf met de toename van kennis over de toepassing van vrije kunsten in Rome en Noord-Italië een nieuwe impuls aan de vormgeving van Parijse interieurs, waarbij artistieke opvattingen en politieke drijfveren hand in hand gingen. De Académie Française in Rome, waar talrijke Franse architecten en schilders hun professionaliteit vergrootten in jaren durende studies van klassieke bouwkunst en ornament, vervulde een belangrijke rol als ambassade voor de kunsten. Het hof van Lodewijk XV en de Académie Royale d’Architècture waren er goed vertegenwoordigd en het weerspiegelde de Franse wens aan Parijs ooit de allure van Rome te kunnen geven. De kunsten waren belangrijk voor de grandeur van de stad Parijs en behoud van de machtspositie van het hof, terwijl vrijwel gelijktijdig door het opkomend verlichtingsdenken de ontwikkeling van de stadsinrichting ter discussie stond bij een steeds beter geȉnformeerd publiek. De stroom van publicaties in de gedrukte pers en het beschikbaar komen van verzamelde prentdrukwerken waren daarbij cruciaal. Een avantgarde van architecten en kunstschilders nam het voortouw in de op de klassieke bouwkunst gebaseerde verandering in decoratie binnen gebouwen in Parijs, waarbij kleinschalige bouwprojecten zich nadrukkelijk leenden voor experimenten van architect en decorateur. De architect Louis en de schilders Charles Natoire en Gabriel Briard hadden tijdens hun verblijf in Rome zeker kennisgemaakt met Giambattista Piranesi, wiens atelier nabij de Académie Française gevestigd was. In diens gravures van de stad Rome is de fantasierijkdom zichtbaar welke zijn naam vestigde als pleitbezorger van de vrije inventie binnen de architectuur. In het late werk van de ornamentschilder Paolo Antonio Brunetti zijn elementen uit Piranesi’s prenten van fantastische architectuur duidelijk aanwezig. In Parijs werd halverwege de 18e eeuw heftig gedebatteerd onder architecten over nieuwe grootschalige architectuur voor de stad en kwam onder andere het door Jacques- Francois Blondel verdedigde traditionele bouwconcept ter discussie. In de luwte van dit debat werkten Boffrand en Louis aan enkele uitzonderlijke bouwprojecten, waarbij Franse architecten en figuratief-schilders samenwerkten met Italiaanse decorschilders in een poging een nieuw podium te verschaffen aan kunstenaars in het tijdens de Bourbon monarchie verwaarloosde kunstklimaat op het terrein van preservatie en bijeenhouden van collecties. De introductie van een toegankelijke kunstgalerij in het Romeinse Palazzo was waarschijnlijk ook opgemerkt door deze Franse kunstenaars en de door Boffrand en Louis in een unieke mise-en-scène gerealiseerde kapelschilderingen van de Chapelle des Enfants Trouvés en de Chapelle des ȃmes du Purgatoire kunnen worden gezien als een opmaat voor het tentoonstellen in een museale setting. De interesse voor deze ongewone interieurarchitectuur blijkt zowel uit essays van de hand van de architectuurcriticus Marc-Antoine 55 Laugier en tijdgenoten als uit artikelen in persberichten. Het illusionistisch effect van de muurschildering in de kapellen werd hooggewaardeerd. Het figuratieve werk van Natoire en Briard kwam ermee in het middelpunt van de belangstelling te staan. De bijdrage van Italiaanse ornamentschilders aan belangrijke architectuur in Parijs is erg onderbelicht gebleven in de kunsthistorische literatuur. Dit is allereerst het gevolg van de geringe belangstelling bij kunstkenners voor ornamentschilderkunst in interieurs bij architectuur, anderzijds het gevolg van de door Haussmann uitgevoerde grootschalige sloop van 17e- en 18e-eeuwse paleizen en panden in Parijs in de 19e eeuw, toen de waardering voor kunsthistorie als studie van belang werd. In deze scriptie wordt het werk van Paolo Antonio Brunetti en zijn vader in Parijs uitvoerig beschreven en in beeld gebracht voor zover het nog bestaat. De superieure wijze van de implementatie van het architecturale kader in geschilderde kapelinterieurs verraad de grote kennis en kunde die generaties Italiaanse ornamentschilders bezaten en die thans voornamelijk in Noord-Italië nog is aan te treffen. De door de ornamentschilders toegepaste trompe-l’oeil schildertechniek beschrijf ik vanaf het gepopulariseerde gebruik in luxueuze Parijse Hȏtels omstreeks 1730 tot aan de sobere decors in de kerkkapellen omstreeks 1760, waarbij de invloed van het classicisme op de muurschilderkunst geleidelijk meer zichtbaar wordt. De verandering in smaak en waardering voor ornamentschildering op wanden is een gevolg van de reeks aan ontwikkelingen die zich halverwege de 18e eeuw voltrokken. In deze scriptie wordt uitgaande van kunsthistorische literatuur en gedeeltelijk uit door directe observatie verkregen beeldmateriaal zeer uitvoerig ingegaan op het transitieproces dat plaatsvond; het juist exposeren van kunst vormde een belangrijke uitdaging voor architecten en beeldend kunstenaars. Het zoeken naar een nieuwe balans in decoraties van interieur en exterieur vond het meest succesvol plaats in het kleinschalige experiment van het tijdelijke samenwerkingsverband tussen architect en decorateur; een transitie in vormgeving en stijl volgde in een reactie op de overdaad aan Barokke architectuur en Rococo-elementen binnen stadspaleizen, in een herwaardering en gebruik van antieke architecturale elementen in het interieur én door innovaties in het tonen van Beeldende Kunst in beter publiekstoegankelijke ruimten. Het werk in Parijs van Paolo Brunetti en zijn vader Gaetano Brunetti is zo goed mogelijk in woord en beeld beschreven op basis van archiefmateriaal en foto’s van nog bestaande muurschilderkunst. Van verloren gegaan werk zijn er korte beschrijvingen die ingaan op de architecturale en sculpturale waarde van het wandillusionisme in met name het Château de Bellevue en het Hôtel de Soubise-Rohan. De schilderijen van dochters van Lodewijk XV van de hand van Adélaïde Labille–Guiard geven een indruk van vergelijkbare classicistische interieurs en vestigen de aandacht op de rol van matronage in de kunst. Als bewoners hadden vrouwen een grote invloed op de uitvoering van interieurdecoraties. In de luxueuze Hȏtels van Parijs convenieerde het wandillusionisme goed in het architecturaal kaderwerk van balkons, overlopen en trappenhuizen, waarbij de open-wand quadratuur werd toegepast. In de kapelschildering van de Sainte-Marguerite greep Brunetti terug op gesloten-wand quadratuur, die sinds Vitruvius’ diskwalificatie van het wandillusionisme in Pompeȉ, herondekt in 1745, niet meer zo succesvol was toegepast.Show less
In my search to find reasons for cultural aloofness and art only being appreciated visually, I found theories, which suggest that throughout cultural associations these lost meanings can be...Show moreIn my search to find reasons for cultural aloofness and art only being appreciated visually, I found theories, which suggest that throughout cultural associations these lost meanings can be recovered. This masters thesis explores the church of Saint Johann Nepomuk (Asamkirche, 1733-46) as created by Egid and Cosmas Asam as a product of its contemporary culture, which is dominated by theatricality. The theories of emblem studies and rhetoric in art provide a basis for this analysis as paralleled by literature and theatre studies, in the form of two texts, which relate theatre to the eighteenth century art. Through a historical presentation on the artists and the building, followed by a descriptive overview of the space and the culture in which it developed, and ending in an application of emblem studies and rhetoric: a theatrical language. The essay concludes that Asamkirche is a theatrical space where meaning can be found through interdisciplinary comparisons. Even though culture has changed there are ways back through relics such as, literature, documents and other art works to understand not just the iconography of art but the cultural rhetoric of art. It is my hope that more interdisciplinary exchange, especially between the literature studies and art history disciplines, can derive more meaning from art and architecture in the future. Asamkirche is rhetorical, and emblematic not simply iconographic, there is a complicated language of theatre that exists a long side of the simplistic reading.Show less
Architectuur is, meer dan elk ander cultureel medium, een uitdrukking van haar tijd. Aangezien duurzame ontwikkeling en duurzaam design naar voren zijn gekomen als een niet te stuiten fenomeen in...Show moreArchitectuur is, meer dan elk ander cultureel medium, een uitdrukking van haar tijd. Aangezien duurzame ontwikkeling en duurzaam design naar voren zijn gekomen als een niet te stuiten fenomeen in de architectuur van onze tijd, zowel in de maatschappij als in de politiek, is het belangrijk om de veranderingen die hebben plaatsgevonden in het architecturale werkgebied te onderzoeken. In dit onderzoek zal allereerst worden besproken wat de termen “ecologisch”, “duurzaam” en “groen” betekenen in de architectuur. Naar aanleiding van deze duurzame ontwikkeling zal worden besproken wat de rol van architecten is in dit fenomeen en hoe zij kunnen bijdragen aan een groenere toekomst. Voor dit onderzoek heb ik besloten om de architectuur en visies van de zogenaamde “stararchitects” te analyseren, omdat zij dé grote spelers zijn in de huidige architectuurwereld. Naast sterarchitecten zal ik ook een aantal wat minder bekende, maar zeker niet minder belangrijke architecten bespreken. We zullen zien dat deze groep architecten de basis heeft gelegd voor het verkennen van grootschalige milieuvriendelijke bouwtechnieken. Tot slot zal worden geanalyseerd of er sprake is van een bepaalde esthetiek binnen de concepten ‘ecologisch’ en ‘duurzaam’.Show less