Dit is een onderzoek naar de perverse effecten die optreden bij prestatiemanagement in relatie tot de afstand. Dit onderzoek is een vergelijkingsonderzoek tussen de Haagse Hogeschool en Saxion...Show moreDit is een onderzoek naar de perverse effecten die optreden bij prestatiemanagement in relatie tot de afstand. Dit onderzoek is een vergelijkingsonderzoek tussen de Haagse Hogeschool en Saxion Hogescholen.Show less
Iedereen dient te kunnen profiteren van de kansen die de digitalisering met zich mee brengt. Om digitale inclusie te bevorderen en 4 miljoen Nederlanders te helpen met digitalisering om te gaan...Show moreIedereen dient te kunnen profiteren van de kansen die de digitalisering met zich mee brengt. Om digitale inclusie te bevorderen en 4 miljoen Nederlanders te helpen met digitalisering om te gaan zijn er Informatiepunten Digitale Overheid (IDO) opgezet in bibliotheken. De street-level bureaucrats (SLB) die daar werkzaam zijn hebben de daadwerkelijke interactie met klanten en hebben een discretionaire ruimte met autonomie om keuzes te maken. Ze zijn getraind op vraagherkenning en empathie om de nieuwe maatschappelijke en specialistische taken te vervullen. De invloed van de digitalisering waar het in het huidige literatuuraanbod over gaat heeft te maken met digitale discretie, waar taken worden overgenomen door computers. Het werk bij het IDO vereist daarentegen nog discretie, en dit beïnvloedt de motivatie van SLB’s. Via semigestructureerde interviews met de SLB’s van het IDO is de invloed van de verandering van het takenpakket op de motivatie onderzocht in dit kwalitatieve onderzoek. Er is hierbij gekeken naar de extrinsieke motivatie en intrinsieke motivatie en daarnaast is de Public Service Motivation nog onderzocht als mogelijke factor. De conclusie is dat het takenpakket vloeiend is veranderd, waardoor de impact niet hoog is. Er is geen sprake van invloed van de digitalisering, waardoor de SL’s van het IDO veel vrijheid hebben. Dit beïnvloedt de motivatie op die manier dat er sprake is van allereerst een lage extrinsieke motivatie, waarbij de hoofdmotivatie het ontvangen van subsidie betreft. Daarnaast is er een hogere intrinsieke motivatie bij de taken van het IDO, die gepaard gaat met ook een hoge Public Service Motivation. Hier wordt de belangrijkste motivatie aangegeven, namelijk het helpen van andere mensen.Show less
Het doel van dit onderzoek is het verklaren van de relatie tussen de aandacht en beleidsverandering omtrent het thema studiefinanciering in de perioden 2007 en 2015. Door middel van vergelijkend...Show moreHet doel van dit onderzoek is het verklaren van de relatie tussen de aandacht en beleidsverandering omtrent het thema studiefinanciering in de perioden 2007 en 2015. Door middel van vergelijkend onderzoek wordt zal onderzocht worden of de aandacht voor het beleid studiefinanciering in de perioden 2007 en 2015 van invloed op het beleid in deze perioden. De volgende onderzoeksvraag staat hierbij centraal: Op welke wijze heeft de aandacht met betrekking tot het thema studiefinanciering op de politieke en maatschappelijke agenda het beleid omtrent studiefinanciering in Nederland in de jaren 2007 en 2015 beïnvloed? Achtergrond Om te verklaren wat de invloed is van de aandacht op het beleid omtrent studiefinanciering zijn twee theorieën besproken omtrent aandacht op de maatschappelijke en politieke agenda. De eerste theorie is de issue attention cycle van Downs (1972). Downs beschrijft dat de aandacht voor bepaalde issues via een cyclus verloopt. Ook wordt het stromenmodel van Kingdon (1984) toegepast, vooral wordt gekeken wat de invloed is van focusing events op de politieke agenda. Methoden Om de aandacht voor het onderwerp studiefinanciering in beide perioden in kaart te brengen wordt in eerste instantie op een kwantitatieve manier onderzoek gedaan. Er wordt in de Troonrede, Kamervragen en krantenartikelen van respectievelijke de jaren 2006,2007,2014 en 2015 gecodeerd op het onderwerp studiefinanciering. Wanneer deze hoeveelheid aandacht gevonden is wordt op deze documenten een documentenanalyse uitgevoerd naar het ontstaan van de aandacht en de onderwerpen die benoemd in de documenten. - manier van onderzoek: vergelijkend Resultaten uit analyse is naar voren gekomen dat in beide perioden in de Kamervragen ongeveer evenveel aandacht was voor het onderwerp studiefinanciering. In de periode 2014/2015 is er in het jaar 2015 ten opzichte van 2014 een afname van de hoeveelheid aandacht. In de troonrede is het onderwerp studiefinanciering in de periode 2006/2007 niet benoemd. In de periode 2014/2015 is het onderwerp studiefinanciering wel benoemd. Uit de krantenartikelen komt naar voren dat in het jaar 2006 ten opzichte van het jaar 2007 meer aandacht is voor het onderwerp studiefinanciering. In het jaar 2014 is er meer aandacht voor het onderwerp studiefinanciering dan in 2015. Er zijn in deze 4 jaren een aantal focusing events aan te wijzen die de politieke aandacht kunnen wekken. Conclusie Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de hoeveelheid aandacht voor het overkoepelende onderwerp studiefinanciering matige invloed heeft op het beleid omtrent studiefinanciering in beide perioden. Wanneer gekeken wordt naar specifieke onderwerpen is te zien dat deze verlopen volgens de issue attention cycle van Downs. Focusing events hebben in deze perioden niet geleid tot het op de politieke agenda komen van problemen waardoor beleidsveranderingen konden plaatsvinden. Externe factoren zijn naast aandacht van invloed op beleidsveranderingen.Show less
During the last decades it has become clear that the negative effect of the agricultural sector on the loss of biodiversity and climate change is undeniable. In order to curb this effect, the...Show moreDuring the last decades it has become clear that the negative effect of the agricultural sector on the loss of biodiversity and climate change is undeniable. In order to curb this effect, the European Union has set out different parts of the Common Agricultural Policy to regulate pollution by farmers. However, this set of rules and regulations doesn’t go far enough. To really help the environment and increase biodiversity, more measures can be taken by the agricultural sector. To encourage farmers to take the extra step in helping the environment, the European Union has set up a program called the agri-environment schemes which are set up in direct measures through the agri-environment Measures. These measures provide payments to farmers who are willing to take the extra step and, on a voluntary basis, take precautions to preserve the environment and maintain the countryside. This research will focus on the effect of this program on farmers in the Netherlands. Do these agri-environment measures and the funds available through them, have an effect on the way Dutch farmers occupy themselves with the environment through their businesses?Show less
Abstract In this study is analyzed whether the Prosecutor of the International Criminal Court (ICC), Moreno-Ocampo (2003-2012) and Bensouda (2012-2021), consistently selected situations for...Show moreAbstract In this study is analyzed whether the Prosecutor of the International Criminal Court (ICC), Moreno-Ocampo (2003-2012) and Bensouda (2012-2021), consistently selected situations for investigation and whether the appointment of Bensouda influenced decisions of the Court in favor of African situations. Although the ICC wants to serve all parties involved, there extends a severe chance for being influenced via the Prosecutor, especially while the Prosecutor enjoys much discretion to influence the situation selection via the gravity threshold reducing the legitimacy the ICC. Both Prosecutors have been criticized for being inconsistently selecting African situations. Although the second Prosecutor was an African official, her appointment did not lead to a decrease of criticisms. Therefore this study investigates whether both Prosecutors consistently applied the selection procedures for investigation and whether the appointment of Bensouda influenced the process in favor of African situations. This is done by evaluating how both Prosecutors handled with respect to the gravity threshold; the onliest component within selection on which the Prosecutor actually can insert its influence. Thus is concluded that both Prosecutors approached gravity differently. Whereas Moreno-Ocampo defined the gravity of a given situation in terms of the number of victims, Bensouda determined the gravity of a crime in terms of its scale, nature, manner of commission and impact. This study concludes that Moreno-Ocampo policies were really consistently pointing towards the gravest crimes, whereas Bensouda’s policies were less consistent. She selected some situations that were less serious in terms of gravity than situations rejected. Although Bensouda’s policies were less consistent in character, her policies don’t follow a pattern selecting in favor of African states. This study concludes by stating that Bensouda’s policies were less consistently focused on the gravest crimes of concern, while her qualitative formulation of gravity led much room to apply discretion, but that there is no reason to assume that her policies tended in favor of African situations.Show less
