Dit onderzoek verkent de gevolgen van de uitspraak van het Poolse constitutioneel hof op de legitimiteit van de Europese Commissie. In de uitspraak wordt gesteld dat het primaat van het Europese...Show moreDit onderzoek verkent de gevolgen van de uitspraak van het Poolse constitutioneel hof op de legitimiteit van de Europese Commissie. In de uitspraak wordt gesteld dat het primaat van het Europese recht – het juridisch fundament van de EU- niet geldt in Polen. Het Poolse recht heeft juist voorrang boven het Europees recht. Deze uitspraak volgde na verschillende inbreukprocedures die de Europese Commissie tegen Polen heeft aangespannen, omdat de Poolse regering regels heeft gemaakt die indruisen tegen de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de media. De commissie ziet dit als een aantasting ‘rule of law’ en de democratische rechtsstaat. Dit leidt tot de onderzoeksvraag: ‘In hoeverre is de legitimiteit van de Europese Commissie aangetast door de uitspraak van het Poolse constitutioneel hof dat het Pools recht boven het Europees recht gaat? In het theoretisch kader wordt uiteen gezet wat de legitimiteit en autoriteit van een internationale organisatie (IO) zijn. De autoriteit van een IO is hier bepalend voor hoe de legitimiteit wordt opgevat. Legitimiteit wordt beïnvloed door de hoe mensen de ‘performance’ en de procedure van een IO zien. Dit bepaalt namelijk delegitimatie en legitimatie praktijken. Door de rechtstreekse aanval van het Poolse hof op de autoriteit van de Europese Commissie, kan verwacht worden dat dit een negatieve uitwerking zal hebben op de legitimiteit van de Europese Commissie. De onderzoeksvraag wordt behandeld aan de hand van het theoretische kader van Tallberg en Zürn (2019). Daarbij is de intensiteit, toon en het narratief van de delegitimerende/legitimerende praktijken in kaart gebracht aan de hand van een inhoudelijke analyse van krantenartikelen die gaan over de politieke communicatie en gedrag. Op basis van het systematisch invoeren van zoektermen zijn deze artikelen waardoor dit onderzoek betrouwbaar en valide is opgesteld. Uit de analyse komt naar voren dat het aantal gepubliceerde artikelen over de Poolse kwestie zich in intensiteit niet heeft voortgezet in de maanden na de uitspraak. De communicatie die de Europese Commissie delegitimeert, is gebaseerd op het narratief dat de autoriteit van de Europese Commissie zich niet uitstrekt over de binnenlandse politiek van een soevereine natiestaat. Het ingaan tegen het primaat van het Europese recht is overigens niet uniek Pools. Dit is ook eerder aangevochten in Frankrijk en Duitsland (en Verenigd Koninkrijk). De Europese Commissie, op haar beurt, heeft door middel van kritiek op de onafhankelijkheid, legaliteit en legitimiteit van het Poolse tribunaal deze uitspraak gedelegitimeerd. De delegitimatie en legitimatie zijn in dit opzicht te herleiden naar hoe ver de autoriteit van de Commissie strekt. Uit de analyse en voortgaand onderzoek blijkt wel dat de legitimiteit van de Europese Commissie negatief is beïnvloed door delegitimatie die gericht is op de bevoegdheden van de Commissie.Show less
ABSTRACT This study will examine to what extent possible democratic backsliding in Croatia is occurring. Comparisons are drawn between the widely covered democratic backsliding in Hungary and the...Show moreABSTRACT This study will examine to what extent possible democratic backsliding in Croatia is occurring. Comparisons are drawn between the widely covered democratic backsliding in Hungary and the possible democratic backsliding in Croatia. To operationalize democracy and its backlash a theory first coined by Levitsky and Way will be used, Competitive Authoritarianism. The study will assess how Croatia scores on the different indicators that CA is composed of. One of the key findings of this study is that in both countries an electoral system exists with unbalanced constituencies, which can substantially influence election results. Another similarity that can be drawn on the basis of this study is of the politicized media authorities. The institutions that should be ensuring independence of the media are heavily politicized themselves, thus not independent. As far as lawsuits against journalists on the basis of libel and defamation the situation in both countries is problematic and raising concerns. Lawsuits against journalists are not often initiated by politicians and public figures, this leads to self-censorship of the media. Where claims about disadvantaging critical media financially can be made for the case of Hungary, for Croatia no strong evidence exist this is occurring. The main finding of the study is that the trends emerging within Hungary in regard to democratic backsliding only partially manifest themselves in Croatian society since EU accession. Due to the emerging characteristics of a CA regime the status of democracy in Croatia must be further examined.Show less
Anno 2023 heeft de Nederlandse politie te maken met een ingewikkeld diversiteit en inclusievraagstuk. De Nederlandse politie ervaart zowel druk vanuit de politiek als de maatschappij om het gebrek...Show moreAnno 2023 heeft de Nederlandse politie te maken met een ingewikkeld diversiteit en inclusievraagstuk. De Nederlandse politie ervaart zowel druk vanuit de politiek als de maatschappij om het gebrek aan diversiteit en inclusie, in samenstelling en acties, aan te pakken. Vanuit deze vraag tracht de Nederlandse politie dit probleem aan te pakken door het uitvoeren van het ‘Politie voor Iedereen’ programma. De uitvoering en invulling van dit beleid komt bij de leidinggevenden binnen de politieorganisatie te liggen. Dus de vraag is, welke invloed hebben deze leidinggevenden bij de implementatie van het diversiteit- en inclusiebeleid van de Nederlandse politie? Om antwoord te geven op de onderzoeksvraag zijn vijf semigestructureerde interviews afgenomen bij leidinggevenden van de Nederlandse politie. Uit dit onderzoek is gebleken dat een leidinggevende op verschillende manieren de implementatie van diversiteit- en inclusiebeleid kan beïnvloeden. Zo zijn er persoonlijke aspecten zoals de achtergrond van de leidinggevende zelf maar ook de bedrevenheid die de leidinggevende heeft met het onderwerp. Daarbij is de vaardigheid om de visie en bijbehorende doelen duidelijk te communiceren naar de omgeving ook van essentieel belang gebleken. Onderdeel hiervan is de voorbeeldfunctie die een leidinggevende bij de politie heeft. Als laatste hebben leidinggevenden bij de politie nog de optie om vanuit hun formele positie hun medewerkers te sturen en te disciplineren. Dit alles betekent dat leidinggevenden van grote invloed zijn bij de implementatie van diversiteit- en inclusiebeleid bij de Nederlandse politie.Show less
Development cooperation has grown ever more important in recent years as it has become increasingly tied to domestic political preferences. It is sometimes seen as a tool to accomplish objectives...Show moreDevelopment cooperation has grown ever more important in recent years as it has become increasingly tied to domestic political preferences. It is sometimes seen as a tool to accomplish objectives tied to the latter. To be sure, that notion is applicable to the EU Emergency Trust Fund for Africa (EUTFA), born in the wake of the 2015 migrant crisis out of a desire to severely limit migration to the EU. Although it was created as an emergency fund, its scope and organisational design do not reflect this label and have ever outgrown it, until the merging of the EUTFA in the European Commission’s new ‘Global Europe’ instrument in 2021. This paper analyses 8 EUTFA programmes along a frame of public administration theory and various relevant literature. In concert with EUFTA reports it answers multiple questions aimed at understanding the influence of organisational design on development cooperation, specifically in the complex environment of a politically laden fund. Do domestic policies take precedence over aiding countries in the European Neighbourhood?Show less
This paper addresses the effect of EU identity on EU citizens’ support for integrative EU policy. Based on the social identity approach it is hypothesized that positive relationship between these...Show moreThis paper addresses the effect of EU identity on EU citizens’ support for integrative EU policy. Based on the social identity approach it is hypothesized that positive relationship between these variables exists. Additionally the study attempts to replicate the findings of Carey (2002) that national identity strength impairs support for EU integration. Quantitative deductive research is conducted using Eurobarometer (2022) data. The models control for levels of income and education, political beliefs, and trust in national government. Results from seven binary logistic regressions and two multiple linear regressions show significant effects of EU identity on support for integrative EU policy and indicate that EU identity is a valuable addition to more established theories of support for EU integration. Furthermore, this study contradicts the findings of Carey (2002) that national identity strength hampers EU support.Show less
In dit onderzoek is gepoogd antwoord te geven op de vraag: welke factoren het leiderschap van schooldirecteuren op christelijke scholen beïnvloeden en hoe zij daarmee omgaan. Om antwoord te geven...Show moreIn dit onderzoek is gepoogd antwoord te geven op de vraag: welke factoren het leiderschap van schooldirecteuren op christelijke scholen beïnvloeden en hoe zij daarmee omgaan. Om antwoord te geven op deze vraag, is de vraag opgesplitst in drie deelvragen. Eerst is gekeken naar welke factoren invloed uitoefenen op het leiderschap van schooldirecteuren. Daarna is gekeken welke leiderschapsstijl schooldirecteuren zich aanmeten. Tot slot is nagegaan of de schooldirecteuren consistent waren in hun type leiderschapsstijl of dat dit wisselde bij verschillende factoren. Het onderzoek is uitgevoerd middels enerzijds een casestudy met interviews met vijf respondenten en anderzijds een literatuuronderzoek. De vijf respondenten zijn allemaal schooldirecteur (geweest) van christelijke dorpsscholen met zo’n 180 tot 250 leerlingen. Alle vijf respondenten zijn in een tijdsbestek van ongeveer één tot anderhalf uur op een semi-gestructureerde manier geïnterviewd, waarbij gebruik is gemaakt van een interviewleidraad. Uit het onderzoek is gebleken dat schooldirecteuren te maken hebben met een grote hoeveelheid diverse factoren die invloed uitoefenen op hun leiderschap. Het gaat daarbij zowel om directe factoren, zoals conflicten met collega’s alsook indirecte factoren, zoals het moeten implementeren van nieuw overheidsbeleid. In totaal zijn 13 categorieën geïdentificeerd met 62 factoren. Sommige factoren hebben lichtelijke overlapping en anderen staan volledig op zichzelf. Ook kwam niet iedere factor terug bij alle respondenten. Daarnaast is gebleken dat de meeste schooldirecteuren leiding gaven via een combinatie van transactioneel en transformationeel leiderschap. Slechts één schooldirecteur gaf bijna uitsluitend leiding op een transformationele manier. Op het gebied van consistentie valt dus op dat de meerderheid niet consistent is hun stijl van leiding geven. Tegelijkertijd is te zien dat vooral de conflicten met collega’s en de niet correct functionerende collega’s door de meerderheid van de respondenten op enigszins dezelfde manier werd behandeld. De schooldirecteuren vinden het dan ook lastig om met deze twee factoren om te gaan. Verder valt ook te zien in het onderzoek dat de rol van schoolleider over de laatste jaren flink complexer is geworden. De tijd waarin de schoolleider nog als docent fungeerde en enkel primus inter pares was is lang voorbij. Tegelijkertijd is te zien dat nog steeds weinig leidinggevende professionals de rol van schooldirecteur vervullen, maar het gros doorstroomt uit de rol van leraar. Aangezien het onderzoek beperkt is, doordat er bijvoorbeeld niet is gekeken of de invloed positief of negatief is, alsook niet naar de relatie tussen de factoren, het leiderschap en de invloed op de kwaliteit van onderwijs, wordt geadviseerd om hier nog veel meer onderzoek naar te doen. Juist vanwege het feit dat we te maken hebben met een functie die enerzijds wordt gezien als een cruciale factor in de kwaliteit van onderwijs, maar anderzijds wordt bemand door mensen die niet specifiek hebben geleerd voor deze rol is het dus van groot belang dat hier meer onderzoek naar wordt gedaan.Show less
Het aantal vrouwen in de top blijft achter op het aantal mannen aan de top. Tot op heden lukt het niet de doorstroom van vrouwen naar de top te bevorderen (Sociaal en Cultureel Planbureau, 2020)....Show moreHet aantal vrouwen in de top blijft achter op het aantal mannen aan de top. Tot op heden lukt het niet de doorstroom van vrouwen naar de top te bevorderen (Sociaal en Cultureel Planbureau, 2020). Het doel van dit onderzoek is inzicht te verkrijgen op de invloed van verschillende factoren op de doorstroom van vrouwen. De onderzoeksvraag die is opgesteld luidt: in hoeverre hebben motivatie, verwachtingspatronen en de organisatiecultuur invloed op de doorstroom van vrouwen naar hogere posities binnen de SGP? Vrouwen participeren minder in groepsprocessen dan mannen en stellen zich minder assertief op waardoor ze minder zichtbaar zijn (Badura et al., 2018). Intrinsieke motivatie resulteert in assertiviteit en ambitie (Maslow, 1943; Song et al., 2015). Dit wordt ook gevoed door positieve feedback uit de omgeving (Steffens et al., 2018). Mensen zien een leider met masculiene eigenschappen als stereotype leider (Stoker et al., 2020). Dit komt door genderrollen die mannen als vrouwen zijn aangemeten (Eagly & Karau, 2002; Bandura, 1977; Eagly, 1987). Vrouwen voegen zich naar deze rol en schrijven zichzelf geen leiderschapscapaciteiten toe (Eagly, 1987). In een gendered organisation heerst er een masculiene cultuur waarin vrouwen barrières ondervinden door te stromen (Bishu & Headly, 2020; Braakman, 2010). Wanneer werknemers erkenning krijgen, heeft dit invloed op de behoefte om door te groeien binnen de organisatie (Roberts, 2005; Herzberg & Hamlin, 1961). Om de motivatie, verwachtingspatronen en organisatiecultuur te toetsen, is er kwalitatief onderzoek gedaan in de vorm van interviews met ervaringsdeskundigen en andere personen uit de organisatie. Aan de hand van de concepten en de operationalisering daarvan zijn de vragen opgesteld. Uit de data bleek naar verwachting dat motivatie een positieve invloed heeft op het doorstromen van vrouwen en dat verwachtingspatronen een negatieve invloed hebben. De effecten van de organisatiecultuur zijn zowel negatief vanwege de opzet van de organisatie als positief vanwege de ervaring van respondenten. Het antwoord op de onderzoeksvraag is dus de onafhankelijke variabele invloed heeft op de afhankelijke variabele. Nader onderzoek is nodig om de invloed van organisatiecultuur scherper te duiden. Daarnaast is het interessant in vervolgonderzoek een religieus aspect mee te nemen in het onderzoek. Beleidsaanbevelingen gaan over het bevorderen van participatie en assertiviteit bij vrouwen. Hiertoe kunnen vrouwen bijvoorbeeld actief gevraagd worden voor participatie in de vorm van commissiewerk.Show less
In dit onderzoek is onderzocht in hoeverre het leiderschap van bestuurders van sportverenigingen wordt beïnvloed door toegenomen zichtbaarheid. Er is kwalitatief onderzoek gedaan aan de hand van...Show moreIn dit onderzoek is onderzocht in hoeverre het leiderschap van bestuurders van sportverenigingen wordt beïnvloed door toegenomen zichtbaarheid. Er is kwalitatief onderzoek gedaan aan de hand van interviews, gebaseerd op een grondig theoretisch kader.Show less