In dit onderzoek naar agendavorming binnen Nederlandse stadsgemeenten wordt aan de hand van Kingdon’s Multiple Streams Approach gezocht naar een verklaring voor de agendavormingsverschillen tussen...Show moreIn dit onderzoek naar agendavorming binnen Nederlandse stadsgemeenten wordt aan de hand van Kingdon’s Multiple Streams Approach gezocht naar een verklaring voor de agendavormingsverschillen tussen de gemeenten Zoetermeer en Schiedam, op het beleidsterrein van biodiversiteit. Uit comparative within-case-analysis komt in de studie naar voren dat de MSA van Kingdon op Nederlands gemeenteniveau succesvol kan worden gebruikt om agendavorming te verklaren; er wordt een relatie gevonden tussen de afhankelijke variabele in het onderzoek (agendavorming) en verklarende variabelen die uit de theorie voortvloeien. De meest vooraanstaande bevinding in het onderzoek is het belang van budgettering, politiek draagvlak en een duidelijke probleemdefinitie onder beleidsmakers. Uit de verkregen data volgt dat deze concepten een verklarende rol spelen bij de totstandkoming van agendavorming. De onderzoeksresultaten gaan dan ook gepaard met de aanbeveling ten overstaan van beleidsmakers om zich op deze concepten te richten wanneer zij beleid doorgang proberen te laten vinden tot de beleidsagenda.Show less
Internationale organisaties spelen in toenemende mate een rol in het politieke landschap. Het aantal internationale organisaties groeit (Lall, 2017) door de jaren heen, maar weten hoe goed zij hun...Show moreInternationale organisaties spelen in toenemende mate een rol in het politieke landschap. Het aantal internationale organisaties groeit (Lall, 2017) door de jaren heen, maar weten hoe goed zij hun taak vervullen weten wij niet echt. De prestaties van internationale organisaties zijn tot nu toe redelijk onderbelicht gebleven in de wetenschappelijke wereld. Het artikel van Tallberg, Sommerer, Squatitro en Lundgren (2016) geeft een model waarmee de prestaties van internationale organisaties gemeten kunnen worden aan de hand van de beleidsoutput. De beleidsoutput wordt vervolgens getoetst met vijf variabelen: beleidsvolume, beleidsoriëntatie, beleidstype, beleidsinstrument en beleidsdoel. Deze scriptie gebruikt het dit framewerk om twee internationale organisaties te onderzoeken, de Europese Unie en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Hierbij wordt het milieubeleid van beide organisaties onder de loep genomen. werden drie van de vijf originele variabelen meegenomen en werden de beleidstukken van beide organisaties onderzocht door middel van inhoudsanalyse. Hieruit werden een paar dingen duidelijk. De beleidstypes die de beide organisaties kiezen zijn redelijk gelijk aan elkaar. Het regelgevende beleidstype wordt het vaakst gekozen, maar er is wel sprake van meer variatie bij de Europese Unie. Beleidsdoelen laten ook veel gelijkenissen zien. Opmerkelijk is wel dat de OESO relatief vaker beleid adviseert aan externe partijen, waarbij het vooral gaat om landen die niet volledig lid zijn van de organisatie. Het grootste verschil is te zien bij de beleidsinstrumenten. De OESO heeft geen harde beleidsinstrumenten om te gebruiken in tegenstelling tot de Europese Unie. Die gebruikte over het algemeen harde beleidsinstrumenten om zo het beleid op te leggen aan de lidstaten. Hieruit kan geconcludeerd worden dat beide organisaties hun mandaat vervullen, maar de Europese Unie beter presteert om het gewenste beleid tot uitvoering te laten komen. Aan het onderzoek zitten wel een paar beperkingen. Ten eerste zijn er veel verschillende organisaties, maar dit onderzoek kijkt maar naar twee. Verder zijn niet alle variabelen meegenomen van het originele artikel en wordt er alleen gekeken naar de beleidsoutput. Het onderzoek naar de prestaties van internationale organisaties staat nog in de kinderschoenen, dus toekomstig onderzoek is nog zeker nodig.Show less
In dit onderzoek wordt gekeken naar het verband tussen digitale overheidsdiensten en sociale inclusie. Specifiek wordt er gekeken naar welk aspect van digitale overheid het meeste effect sorteert,...Show moreIn dit onderzoek wordt gekeken naar het verband tussen digitale overheidsdiensten en sociale inclusie. Specifiek wordt er gekeken naar welk aspect van digitale overheid het meeste effect sorteert, en of deze correleert met hoe geavanceerd een overheid is in de implementatie van e-government. Door middel van een fixed-effects regressie worden 26 Europese landen in de periode 2016-2019 geanalyseerd. Uit deze analyse blijkt dat niet zozeer het evolutiestadium van digitale overheidsdiensten van belang zijn om sociale inclusie te maximaliseren, maar vooral de mate waarin e-government is geïmplementeerd. Dit verband heeft zowel een directe als indirecte werking: een intensiever gebruik van digitale overheid vergroot namelijk ook de impact van de effectiviteit van een overheid in de strijd tegen sociale exclusie.Show less
Dit onderzoek zal ingaan op hoe vertrouwenspersonen in Nederlandse gemeenten functioneren. Gemeenten zijn gezien de Wet Huis voor Klokkenluiders en de Ambtenarenwet verplicht regelingen te hebben...Show moreDit onderzoek zal ingaan op hoe vertrouwenspersonen in Nederlandse gemeenten functioneren. Gemeenten zijn gezien de Wet Huis voor Klokkenluiders en de Ambtenarenwet verplicht regelingen te hebben voor het melden van misstanden: overheidsorganisaties met meer dan vijftig werknemers moeten ingevolge deze wetten interne integriteitsvoorzieningen hebben aangaande de omgang met klokkenluiders. Een van de mogelijke voorzieningen is het instellen van een vertrouwenspersoon. Echter, er is niet veel duidelijk over de praktijk van het handelen van de vertrouwenspersoon. Er is nog weinig bekend over wat het functioneren van de vertrouwenspersoon beïnvloedt. Er wordt in dit onderzoek gekeken hoe de vertrouwenspersoon functioneert en welke factoren dit verklaren.Show less
Samenvatting Naar aanleiding van de bouw van Windpark Wieringermeer is er veel ophef ontstaat over de rol die buurtbewoners hebben gespeeld in de besluitvorming hierover. Uit de regio zijn er...Show moreSamenvatting Naar aanleiding van de bouw van Windpark Wieringermeer is er veel ophef ontstaat over de rol die buurtbewoners hebben gespeeld in de besluitvorming hierover. Uit de regio zijn er verschillende geluiden afkomstig dat er slechts beperkte participatiemogelijkheden voor buurtbewoners zijn geweest en dat draagvlak voor het windpark ontbreekt. Om te bepalen of deze uitingen gegrond zijn is het van belang om te onderzoeken in hoeverre de omwonenden van Windpark Wieringermeer betrokken zijn geweest bij de besluitvorming over de bouw van het windpark. Het doel van dit onderzoek is het in kaart brengen van het besluitvormingsproces omtrent de bouw van Windpark Wieringermeer en het inzichtelijk maken van de betrokkenheid van de meest relevante stakeholders. Hiervoor is de volgende onderzoeksvraag opgesteld: Hoe kan het ongenoegen van de omwonenden ten aanzien van de totstandkoming van het Windpark Wieringermeer worden verklaard tegen de achtergrond van het daaraan verbonden besluitvormingsproces? Om een antwoord te formuleren op de onderzoeksvraag is het besluitvormingsproces over de bouw van het windpark uiteengezet. Middels documentanalyse en interviews zijn de verschillende fases van het proces geanalyseerd en zijn de rollen van de verschillende stakeholders in kaart gebracht. Aan de hand van de collaborative governance theorie (Ansell & Gash, 2007) worden de kenmerken van het besluitvormingsproces geïdentificeerd die al dan niet bijdragen aan succesvolle burgerparticipatie in de besluitvorming. Uit de analyse blijkt dat het besluitvormingsproces omtrent Windpark Wieringermeer kenmerken vertoont die burgerparticipatie beperken. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat is tekortgeschoten in de invulling van zijn faciliterende rol, waardoor er machtsverschillen zijn ontstaan tussen stakeholders die hebben geleid tot een gebrek aan een evenredig speelveld. Dit duidt erop dat het ongenoegen van de omwonenden verklaard kan worden aan de hand van het besluitvormingsproces. Op basis van de resultaten wordt jegens het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat het advies geformuleerd om bij aanvang van het besluitvormingsproces van betreffende energieprojecten een vereniging van buurtbewoners te faciliteren, zodat deze als collectief middels vertegenwoordiging een prominente rol in het proces kunnen spelen. Vervolgonderzoek zou gericht kunnen zijn op de vormgeving van deze vereniging van buurtbewoners.Show less
Dit onderzoek analyseert in het kader van de job search theory het effect van de maximale WW-duur op de baankwaliteit post-werkloosheid in Nederland. De job search theory suggereert dat een langere...Show moreDit onderzoek analyseert in het kader van de job search theory het effect van de maximale WW-duur op de baankwaliteit post-werkloosheid in Nederland. De job search theory suggereert dat een langere maximale WW-duur zich vertaalt in een betere baankwaliteit na de werkloosheidsperiode. De maximale WW-duur is niet direct te observeren, waardoor er in dit onderzoek gebruik wordt gemaakt van een proxy. Door gebruik te maken van panel data wordt er een fixed-effects regressie uitgevoerd. De baankwaliteit wordt gemeten door te kijken naar de objectieve baankenmerken loon en baanstabiliteit en het subjectieve baankenmerk baantevredenheid. De resultaten suggereren dat er een positief verband bestaat tussen het verlengen van de maximale WW-duur en de baankwaliteit post-werkloosheid.Show less
Vier interviews zijn gebruikt om de invloed van groepsdynamiek op leiderschapsgedrag te onderzoeken. De verwachting werd gebaseerd op het het Situational Leadership II model van Hersey en Blanchard...Show moreVier interviews zijn gebruikt om de invloed van groepsdynamiek op leiderschapsgedrag te onderzoeken. De verwachting werd gebaseerd op het het Situational Leadership II model van Hersey en Blanchard. Verwacht werd dat de samenwerking binnen een team invloed zou hebben op de leiderschapsstijl van de leidinggevende, waarbij de leidinggevende zich losser en meer relatiegeoriënteerd gaat gedragen bij volwassen teams waarbij veel samenwerking is, en zich directiever en meer doelgeoriënteerd gaat gedragen wanneer er sprake is van conflict. Er zijn vier leidinggevenden van de Universiteit Leiden geïnterviewd om te achterhalen wat hun afwegingen zijn om op een bepaalde manier leiding te geven. Doormiddel van interviews is inderdaad een relatie gevonden tussen groepsdynamiek en leiderschapsgedrag. De verwachtingen die waren opgesteld zijn bewezen. De vier leiders gaven aan dat zij zich directiever gingen opstellen naarmate er meer conflict was in een team, en ze zich losser konden gedragen wanneer er samenwerking, vertrouwen en professionaliteit was binnen het team. Wat niet verwacht werd, maar wel uit het onderzoek naar voren kwam is dat de leidinggevenden zich bij conflict in de eerste instantie relatiegeoriënteerd gaan opstellen om de relatie te redden. Dit wordt tot een bepaald punt gedaan, waarna de leidinggevenden zich meer doelgeoriënteerd gaan opstellen zoals verwacht werd. Deze tussenstap was eerder nog niet duidelijk.Show less
In recent decades, the political legitimacy of International Organisations has been heavily criticised, and the United Nations Security Council (UNSC) is no exception. The purpose of this research...Show moreIn recent decades, the political legitimacy of International Organisations has been heavily criticised, and the United Nations Security Council (UNSC) is no exception. The purpose of this research is to determine to what extent the United Nations (UN) member states consider the current UNSC as a legitimate organisation. The following research question is therefore formulated: How has the handling of the UNSC, with regard to the Syrian Civil War, affected the political legitimacy of the UNSC through the perception of UN member states? The concept of political legitimacy is divided into three different dimensions: legal legitimacy, procedural legitimacy and performance legitimacy. To answer the research question, a qualitative content analysis was carried out, examining all adopted and vetoed resolutions regarding the Syrian Civil War. Throughout the 42 resolutions, 55 different UN member states were present to vote and make statements on the case. These votes and statements were subsequently interpreted to measure the level of legal, procedural and performance legitimacy. The results have demonstrated that, with regard to the Syrian Civil Ware, the UNSC’s legal legitimacy has equally increased and diminished, its procedural legitimacy has diminished and that its performance legitimacy has not diminished through the perception of UN member states. Based on the results of the empirical analysis, this study recommends that the UNSC should reform its veto procedure to receive more procedural legitimacy. Regarding the legal and performance legitimacy, it is recommended that the UNSC should not reform. Additionally, possible further research should focus on different cases than the Syrian Civil War to ensure a more comprehensive solution for the UNSC’s political legitimacy debate.Show less
In dit onderzoek is de relatie tussen leiderschapscommunicatie en de aantrekkelijkheid van de missie (‘mission valence’) onderzocht. Daarbij is er gekeken naar twee soorten leiderschap:...Show moreIn dit onderzoek is de relatie tussen leiderschapscommunicatie en de aantrekkelijkheid van de missie (‘mission valence’) onderzocht. Daarbij is er gekeken naar twee soorten leiderschap: transactioneel en transformationeel leiderschap. Door bestaande data van een grote survey in de publieke sector uit de VS uit 2019 te gebruiken is dit onderzocht. Uit de analyse blijkt dat beide vormen van leiderschap een positief effect hebben op leiderschap en dat leiderschapscommunicatie een positief effect heeft op de aantrekkelijkheid van de missie van een organisatie.Show less