In dit paper wordt onderzoek gedaan naar het effect van langer doorwerken op de mentale gezondheid bij ouderen. De pensioenleeftijd is sinds 2013 omhoog gegaan, om kosten te besparen op de...Show moreIn dit paper wordt onderzoek gedaan naar het effect van langer doorwerken op de mentale gezondheid bij ouderen. De pensioenleeftijd is sinds 2013 omhoog gegaan, om kosten te besparen op de rijksbegroting. De stijging van de deze pensioenleeftijd heeft mogelijk effect op de mentale gezondheid van ouderen, doordat dit een drastische verandering is voor deze groep aangezien men langer moet blijven werken. Het is hierbij interessant om het effect van de verhoging van de pensioenleeftijd op de mentale gezondheid te onderzoeken. Aan de hand van 3 regressies wordt gezocht naar empirisch bewijs dat statistisch significant is. Er zijn geen statistisch significante resultaten uit de regressies gekomen. Er kan hierdoor geen effect van langer doorwerken op de mentale gezondheid van ouderen worden aangetoond. Vervolg onderzoek moet beter uitkomst bieden om de consistentie in literatuur wat betreft werk en mentale gezondheid te verbeteren.Show less
In het licht van de bevindingen uit dit onderzoek wordt een poging gedaan om te kijken of in Europa een mogelijke herverdeling van werkuren het welzijn van oudere groepen kan verhogen door meer...Show moreIn het licht van de bevindingen uit dit onderzoek wordt een poging gedaan om te kijken of in Europa een mogelijke herverdeling van werkuren het welzijn van oudere groepen kan verhogen door meer werktevredenheid. De resultaten zullen een indicatie geven over de gedragingen en preferenties op het individuele micro-niveau van 55+ers richting hun pensionering, uitgaande van de institutionele grenzen per land waarin deze overwegingen moeten worden gemaakt. Aan de hand van voltijd en deeltijd werkende individuen van boven de 55 jaar wordt geprobeerd aanwijzingen te vinden voor verschillen in de connectie met hun werktevredenheid.Show less
In 2006 werden hervormingen in het Nederlandse zorgstelsel doorgevoerd. Een van de belangrijkste doelen van dit beleid is het bewerkstelligen van kwalitatief betaalbare en toegankelijke zorg....Show moreIn 2006 werden hervormingen in het Nederlandse zorgstelsel doorgevoerd. Een van de belangrijkste doelen van dit beleid is het bewerkstelligen van kwalitatief betaalbare en toegankelijke zorg. Kortom: de zorg moest doelmatiger. In dit onderzoek is gekeken of de zorgstelselhervormingen geleid hebben tot een meer doelmatige zorg aan de hand van drie vooraanstaande concepten uit het New Public Management. Dit zijn prestatiemanagement, competitie en managementautonomie. Deze concepten kunnen een doelmatigheidsverbetering in de publieke sector verklaren. Om antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag is er data vergaard door het afnemen van vier semigestructureerde interviews bij vier verschillende Nederlandse zorgverzekeraars. Uit de resultaten is gebleken dat de drie leidende NPM-concepten zijn toegenomen door de hervormingen in het Nederlandse zorgstelsel. Deze toename heeft in optiek van de respondenten een positieve invloed op de doelmatigheid van de zorg. Echter, het is duidelijk geworden dat er sprake is van twee contextvariabelen die de positieve invloed van de NPM-concepten binnen het zorgstelsel mitigeren. De contextvariabelen zorgen voor alsmaar stijgende kosten van zorg waardoor de prijs stijgt. Daarnaast zijn het overgrootste deel van de kwaliteitsverbeteringen in de zorg niet toe te schrijven op het stelsel. De verhoudingen in prijs-kwaliteit van zorg zijn volgens de respondenten verder verslechterd. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de hervormingen binnen het Nederlandse zorgstelsel niet hebben geleid tot een doelmatigheidsverbetering van zorg. Daarentegen is wel gebleken dat het huidige zorgstelsel een deel van de toenemende kosten, veroorzaakt door de contextvariabelen, absorbeert.Show less
In dit onderzoek is de relatie tussen politieke non-conformiteit en onderwijsparticipatie en -prestaties in Nederland tussen 2013 en 2022 onderzocht. Hierin wordt met politieke non-conformiteit een...Show moreIn dit onderzoek is de relatie tussen politieke non-conformiteit en onderwijsparticipatie en -prestaties in Nederland tussen 2013 en 2022 onderzocht. Hierin wordt met politieke non-conformiteit een afzetting tegen de Nederlandse politieke instituties bedoeld. Het is van belang om deze relatie te begrijpen omdat men overal ter wereld, inclusief in Nederland, steeds verder polariseren. Onderwijs kan bijdragen aan depolarisatie maar daarvoor moeten wel gepolariseerden worden bereikt. Hierom is het belangrijk te weten of gepolariseerde mensen en mensen met een hoger risico om gepolariseerd te raken nog wel bereikt worden door het onderwijs. Om deze vraag te beantwoorden is een kwantitatieve analyse van Liss panel data uitgevoerd. Hierbij is de relatie tussen politieke participatie en non-conformiteit zijn afgezet tegen onderwijsparticipatie, onderwijsintensiteit en onderwijsniveau. Hiernaast is ook het effect van de politieke non-conformiteit van opvoeders op de onderwijsuitkomsten van hun kinderen alsmede de vraag of het effect van politieke non-conformiteit op onderwijsuitkomsten is veranderd in de afgelopen 15 jaar. Voor de politieke non-conformiteit is gekeken naar vertrouwen in en tevredenheid met politieke instituties. Voor de onderwijsuitkomsten is gekeken naar het volgen van een opleiding, het aantal uur dat per week aan opleidingen wordt besteed en het niveau van de gevolgde opleidingen. Op grond van de uitkomst van de uitgevoerde regressies kan er geconcludeerd worden dat er geen significant bewijs is voor een verband tussen politieke non-conformiteit en onderwijsparticipatie en -resultaten, noch voor een verband tussen de non-conformiteit van ouders op de onderwijsresultaten van hun kinderen noch voor ontwikkeling van het verband tussen 2013 en 2022. Aan de hand van die conclusie wordt de overheid geadviseerd hun depolarisatiebeleid te focussen op aan de ene kant het curriculum van het huidige onderwijs te verbeteren om de depolariserende werking van onderwijs te versterken en aan de andere kant de aantrekkingskracht van onderwijs voor allen, ongeacht politieke conformiteit, groter te maken.Show less
In Nederland kampt ongeveer 20% van de huishoudens met financiële problemen, die zich kunnen uiten in mentale gezondheidsproblemen (NiBud, 2002). Het Trimbos-instituut (2022) heeft onderzocht dat 9...Show moreIn Nederland kampt ongeveer 20% van de huishoudens met financiële problemen, die zich kunnen uiten in mentale gezondheidsproblemen (NiBud, 2002). Het Trimbos-instituut (2022) heeft onderzocht dat 9% van de volwassenen tussen de 18 en de 75 jaar, jaarlijks last heeft van symptomen omtrent een depressie. Daarom richt dit onderzoek zich op het effect van schulden op de mentale gezondheid van Nederlandse individuen, waarbij het effect wordt onderzocht in verschillende leeftijdsgroepen. De vraag die het onderzoek wil beantwoorden is: "Wat is het effect van schulden op de mentale gezondheid voor verschillende leeftijdsgroepen in Nederland?”. Hoewel in de wetenschap reeds veel kennis en inzicht is opgedaan omtrent dit effect, is er nog niet veel bekend over verschillende soorten mentale gezondheidsproblemen bij verschillende leeftijdsgroepen, hetgeen in dit onderzoek onderzocht wordt. Gebaseerd op het Stress Process Model van Pearlin et al. (1981) en verdere literatuur is verondersteld dat er sprake is van een negatief effect van schulden op de mentale gezondheid. De Life Course Theory (Elder et al., 2003) suggereert verder dat het effect van schulden op de mentale gezondheid negatiever is voor jongeren dan voor ouderen. Met behulp een dataset afkomstig van het LISS-panel, bestaande uit longidutale gegevens van Nederlandse respondenten tussen 2008 en 2022, is het effect onderzocht. Uit de beschrijvende statistiek blijkt dat vooral jongere respondenten zonder partner met een laag opleidingsniveau en een laag inkomen, last hebben van schulden. Verder is met gebruik van controlevariabelen, fixed effects en een lagged-variabele van schulden de onderzoeksvraag beantwoord. Gebruikmakend van deze methode, blijkt ten eerste uit de bevindingen dat schulden geen statistisch significant effect hebben op de mentale gezondheid. Ten tweede blijkt dat wanneer onderscheid wordt gemaakt in de leeftijdsgroepen, het effect wel negatief statistisch significant is voor de oudste leeftijdsgroep ‘65 jaar en ouder’. Bovendien blijkt uit de resultaten dat schulden wel een positief statistisch significant hebben op het nemen van medicijnen om met angst of depressie om te gaan, wat met name geldt voor ouderen tussen de 31 en 64 jaar. Op basis hiervan zijn enkele beleidsimplicaties opgesteld die onder andere gaan over interventies gericht op ouderen die te maken hebben met schulden en mentale gezondheidsproblemen. Daarnaast de ontwikkeling van beleid aanbevolen voor de aanpak van de schuldproblematiek, waarbij gericht wordt op de specifieke groep mensen die met schulden te maken hebben of te maken krijgen.Show less
Het openbaar bestuur presteert onvoldoende om te voorkomen dat mensen afhaken en om afgehaakten weer te betrekken. Dit onderzoek probeert de participatie van burgers te verklaren aan de hand van...Show moreHet openbaar bestuur presteert onvoldoende om te voorkomen dat mensen afhaken en om afgehaakten weer te betrekken. Dit onderzoek probeert de participatie van burgers te verklaren aan de hand van een beleidstheorie over participatie – kloppen die veronderstellingen, en welk effect hebben zij op de participatie? ‘Afgehaakt’ in dit onderzoek is het verschijnsel van non-participatie. Daartegenover staan burgers die wel participeren. Dit onderzoek is toegespitst op een onderbelicht deel van de implementatietheorie: de doeltreffendheid van de beleidstheorie. Een beleidstheorie in deze context is het geheel aan verwachtingen over hoe participatie werkt, om te kunnen voorspellen onder welke omstandigheden mensen participeren. Aangenomen wordt dat het opvolgen van een valide beleidstheorie zorgt voor geslaagde participatie. De beleidstheorie over participatie omvat: vormgeven, informeren en responsiviteit (zie hoofdstuk 2). Het onderzoek is deductief, kwalitatief en kwantitatief van aard en richt zich op een casus uit het ruimtelijke beleid: de supermarktontwikkeling in Ter Borch, gemeente Tynaarlo. Hierbij zijn de volgende onderzoeksmethoden gebruikt: semigestructureerde interviews met gemeentefunctionarissen en potentiële participanten, een enquête onder potentiële participanten en een document-inhoudsanalyse naar het participatiebeleid van de gemeente Tynaarlo (zie hoofdstuk 3). De bevindingen laten zien dat vormgeven, informeren en responsiviteit samenhangen met meer (intensieve) participatie. Wat betreft de representativiteit van de participanten blijkt dat een sterke, negatieve mening de mate van participatie verhoogt; deze groep is oververtegenwoordigd (zie hoofdstuk 4). De beleidstheorie blijkt overwegend de mate en representativiteit van participatie te verklaren. Daarbij was de sterke mening over de supermarktplannen medebepalend. De gemeente Tynaarlo hanteerde een andere beleidstheorie die ook aanzienlijke participatie heeft bewerkstelligt. Er is dus niet één valide beleidstheorie (zie par. 4.3 en 4.4). Naast een sterke mening biedt het grote aandeel hoogopgeleiden een mogelijke verklaring. Vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op vergelijkend onderzoek, in een andere regio met een meer diverse groep potentiële participanten. Voor het openbaar bestuur is het zaak te zorgen voor een veelvoud aan participatiemethode; actief informeren en uitnodigen, het verenigingsleven te betrekken; en vooraf de verwachtingen van participatie duidelijk te maken en de inbreng van burgers serieus te nemen, zodanig dat mensen het idee hebben dat hun participatie effect heeft.Show less