Background: Several studies have shown that problems in the executive functions (EF) underlie social deficits in Autism Spectrum Disorder (ASD). The 'Socio-cognitive integration of abilities model’...Show moreBackground: Several studies have shown that problems in the executive functions (EF) underlie social deficits in Autism Spectrum Disorder (ASD). The 'Socio-cognitive integration of abilities model’ has shown that there is an interaction between cognitive functions and the factors which influence social behaviour. Aim: This research focuses on the predictive value of executive functions (inhibition, cognitive flexibility and working memory) and receptive language on the social behaviour of typically developing young children. Method: 38 children between 3 and 6 years (M = 4.2, SD = .99) of age participated in this study. In a quantitative study the results of the receptive language test and questionnaires about social deficits and executive functioning were analysed. The ‘Peabody Picture Vocabulary Test-III-NL’ was used to assess receptive language and parent-report questionnaire measures ‘Social Responsiveness Scale’ and ‘Behavior Rating Inventory of Executive Functions Preschool version’ were used to assess social problems and executive functions, respectively. Results: This study shows that receptive language and executive functions (subtests: inhibition, working memory and cognitive flexibility) were related to social problems. Higher levels of problems in working memory and cognitive flexibility were associated with more social problems. However, higher levels of problems in inhibition were related to less social problems. Higher levels of receptive language were related to less social problems. Discussion: Results and suggestions for future research are discussed.Show less
Doel van huidig onderzoek is inzicht krijgen in slaapproblemen, daaruit voortkomende gedragsproblemen, zowel internaliserende en externaliserende gedragsproblemen en welke rol het geslacht hier in...Show moreDoel van huidig onderzoek is inzicht krijgen in slaapproblemen, daaruit voortkomende gedragsproblemen, zowel internaliserende en externaliserende gedragsproblemen en welke rol het geslacht hier in speelt. Aan dit onderzoek hebben 98 kinderen meegedaan in de leeftijd van negen tot en met elf jaar (M = 10.51, SD = 0.78). De gebruikte onderzoeksinstrumenten zijn een drietal vragenlijsten, de Sleep Disturbance Scale for Children, waarmee slaapproblemen in kaart zijn gebracht (Bruni, et al., 1996). De Strenghts and Difficulties Questionnaire, aan de hand hiervan zijn de gedragsproblemen, zowel algemeen, internaliserend als externaliserend in kaart gebracht (Goedhart, Treffers & Widenfelt, 2003). Tot slot een algemene vragenlijst waarmee de kindkenmerken in kaart zijn gebracht. Conclusie van huidig onderzoek is dat er samenhang tussen slaapproblemen en gedragsproblemen zijn ( r = 0.36, p = .000). Daarnaast resulteren slaapproblemen bij jongens tot meer internaliserende gedragsproblemen (r = 0.37 p = .011) en resulteren slaapproblemen bij meisjes tot meer externaliserende gedragsproblemen (r = .33 p = .015). Een aantal vragen blijft onbeantwoord, echter huidig onderzoek wijst uit dat slaapproblemen en gedragsproblemen met elkaar samenhangen en verschillende uitkomsten hebben met betrekking tot het geslacht.Show less
In deze studie is onderzocht of er een relatie is tussen het ontwikkelingsniveau en het adaptief functioneren bij jonge laagfunctionerende kinderen met een autismespectrumstoornis en of dit niveau...Show moreIn deze studie is onderzocht of er een relatie is tussen het ontwikkelingsniveau en het adaptief functioneren bij jonge laagfunctionerende kinderen met een autismespectrumstoornis en of dit niveau invloed heeft op het effect van speltraining. Adaptief functioneren wordt gemeten met de Vineland Screener en ontwikkelingsniveau met de PEP-R. De onderzoeksgroep bestaat uit laagfunctionerende kinderen met een autismespectrumstoornis van circa vier tot tien jaar (N = 88), verdeeld in een behandelgroep en een controlegroep. Er is speltraining gegeven, waarbij spelniveau en gemiddeld aantal spelhandelingen worden bepaald op een voor- en nameting. Door middel van Pearsoncorrelatie is vastgesteld dat er een positieve relatie is tussen ontwikkelingsniveau en adaptief functioneren. Het is gebleken dat de speltraining effect heeft gehad; voor adaptief functioneren is geen significant effect gevonden maar voor kinderen met een hoog ontwikkelingsniveau is een effect gevonden op het effect van de speltraining. Deze bevindingen onderbouwen het belang van speltraining voor kinderen met een relatief hoog ontwikkelingsniveau.Show less