This thesis set out to identify how motivation as a factor in second language acquisition influences the proficiency in signaling the fortis/lenis contrast by vowel length. Although earlier...Show moreThis thesis set out to identify how motivation as a factor in second language acquisition influences the proficiency in signaling the fortis/lenis contrast by vowel length. Although earlier research on the influence of motivation on (oral) second language proficiency has already been performed, the connection between motivation and vowel length in particular has not yet been made and is therefore innovative. In a phonetic study, vowel durations in the speech of 10 Dutch students of English Language & Culture were acoustically measured. Thereafter, the same participants expressed their motivation for learning English as a second language in a motivation questionnaire. Results showed that, generally, speakers cued the contrast by vowel length, as they all produced longer durations for pre-lenis than pre-fortis vowels. However, variations in proficiency could be observed, with some participants realising a greater contrast than others. The results also showed that the speakers were motivated to learn English for different reasons, some of them being more or equally integratively and/or instrumentally motivated. Finally, no obvious relationships were found between proficiency in the implementation of the contrast by vowel length and the two types of motivation. Further research could possibly expose possible evident connections, and therefore proves fruitful.Show less
Naar aanleiding van de toenemende aandacht voor de vrouwelijke retoriek in de politiek en de publicatie van Grebelsky-Lichtman (2017) is er in deze scriptie onderzoek gedaan naar het gebruik van...Show moreNaar aanleiding van de toenemende aandacht voor de vrouwelijke retoriek in de politiek en de publicatie van Grebelsky-Lichtman (2017) is er in deze scriptie onderzoek gedaan naar het gebruik van vrouwelijke communicatiekenmerken door acht Nederlandse fractieleiders, vier vrouwen en vier mannen. Door van iedere fractieleider één toespraak te onderzoeken op het gebruik van zes verschillende aan de vrouwelijke spreekstijl toegekende communicatiekenmerken, zoals opgesteld door Grebelsky-Lichtman (2017), is er getracht om een antwoord te geven op de volgende hoofdvraag: In hoeverre gebruiken Nederlandse vrouwelijke en mannelijke politici communicatiekenmerken toegekend aan de vrouwelijke spreekstijl in hun toespraken gegeven tijdens de Algemene Beschouwingen in de Tweede Kamer, gebaseerd op het model van Grebelsky-Lichtman (2017)? De deelvraag die in dit scriptieonderzoek geadresseerd wordt is als volgt: In hoeverre kan er een sterk verband aangetoond worden tussen communicatiekenmerken en gender in een beperkt corpus? Grebelsky-Lichtman heeft haar onderzoek gefundeerd op verschillende theorieën, zoals IMT, PIM en AAT. De theorieën zijn afkomstig uit relevante literatuur op het gebied van communicatie en politiek. Centraal in het onderzoek staat de analyse van een corpus bestaande uit 24 toespraken gegeven door 12 invloedrijke vrouwelijke politici, afkomstig uit verschillende Westerse landen, waarin wordt onderzocht welke communicatiekenmerken door deze vrouwen gebruikt worden. De conclusie van het onderzoek van Grebelsky-Lichtman (2017) is dat de geanalyseerde vrouwen allemaal gebruik maken van een zogenoemd gemixt communicatiemodel, bestaande uit het gebruik van voornamelijk mannelijke communicatiekenmerken en een minimale hoeveelheid kenmerken gekoppeld aan de vrouwelijke spreekstijl, en vrouwelijke non-verbale communicatiekenmerken. Door te onderzoeken in welke mate de Nederlandse fractieleiders gebruik maken van vrouwelijke communicatiekenmerken kan de conclusie getrokken worden of er in Nederland ook sprake is van het gebruik van een gemixte communicatieset of dat de Nederlandse fractieleiders zich vasthouden aan de kenmerken die worden gekoppeld aan hun gender vanuit gevestigde wetenschappelijke inzichten. De conclusie van dit scriptieonderzoek is dat de Nederlandse fractieleiders communicatiekenmerken gebruiken die onafhankelijk zijn van hun gender. De geanalyseerde mannelijke en vrouwelijke fractieleiders gebruiken beide een minimale hoeveelheid vrouwelijke kenmerken in hun toespraken. Ook is er geconcludeerd dat vrouwen significant meer gebruik maken van het aan de vrouwelijke spreekstijl toegekende communicatiekenmerk verzoeken doen aan medepolitici, en dat de mannen significant meer gebruik maken van het aan de vrouwelijke spreekstijl toegekende communicatiekenmerk stellen van vragen. Om aan te tonen in hoeverre de verschillen in gebruik van alle zes communicatiekenmerken significant zijn is er gebruik gemaakt van log likelihood, een berekening die geschikt is om te gebruiken voor verschijnselen die weinig voorkomen in een corpus. Er kan in dit corpus niet aangetoond worden dat er een verband bestaat tussen communicatiekenmerken en gender. De reden dat ook de mannelijke fractieleiders gebruik maken van vrouwelijke communicatiekenmerken is dat de kenmerken wellicht niet gender gebonden, maar genre gebonden zijn.Show less
This study investigates the functions of the Present Perfect in the variety of Alicante, Spain. Previous studies show that, in Peninsular Spanish varieties, the Present Perfect is the well...Show moreThis study investigates the functions of the Present Perfect in the variety of Alicante, Spain. Previous studies show that, in Peninsular Spanish varieties, the Present Perfect is the well-established form in hodiernal contexts (occurring on the same day as the moment of speech). Moreover, it is shown that the use of this form gradually increases in prehodiernal contexts (occurring before the day of the moment of speech). This gradual development is referred to as the process of grammaticalization, which is traditionally described by successive stages. More recent studies, however, have revised those stages in order to explain in more detail, the change and variation of the Present Perfect. The goal of this study is to provide new data for the assessment of the revised stages. Furthermore, it includes three generational speaker groups to observe a change over time. The overall low frequency (17.8%) of Present Perfect tokens in the hodiernal context shows the necessity of more detailed perspectives to understand the grammaticalization of the Present Perfect.Show less
An interesting topic of research in second language acquisition is whether learners can achieve a native-like language, even though certain features do not occur in their native language. There are...Show moreAn interesting topic of research in second language acquisition is whether learners can achieve a native-like language, even though certain features do not occur in their native language. There are numerous studies on native English speakers learning Spanish as a second language. However, there are not many researchers who investigated the Spanish interlanguage of native Dutch speakers. Therefore, this study investigates the Spanish acquisition of Dutch students from Leiden University. The feature that is being analysed is nominal agreement, the agreement between a noun and its linked elements, such as determiners and adjectives. The information of the gender and number of the noun is displayed in these elements (la ciudad pequeña, “the small city” and el pueblo pequeño, “the small town”). The participants were divided into three different proficiency groups: beginner, intermediate and advanced. They all had to answer three essay questions, which were analysed on the correct use of nominal agreement. Results showed that how higher the proficiency level of the speaker, how more native-like the language becomes. Participants made more errors with plural and feminine nouns than with singular and masculine nouns, which demonstrates that singular and masculine are used as default. Whether speakers find the determiner-noun agreement easier than the noun-adjective agreement will still be a subject to further discuss.Show less
In deze scriptie zal onderzoek worden gedaan naar Tweede Wereldoorlog vergelijkingen (reductio ad Hitlerum) in internet discussies met als doel erachter te komen wanneer dit soort vergelijkingen...Show moreIn deze scriptie zal onderzoek worden gedaan naar Tweede Wereldoorlog vergelijkingen (reductio ad Hitlerum) in internet discussies met als doel erachter te komen wanneer dit soort vergelijkingen deugdelijk zijn. Mijn hoofdvraag luidt dan ook: Onder welke voorwaarden wordt de reductio ad Hitlerum als deugdelijk gezien? Deze vraag zal beantwoord worden door middel van en pragma-dialectische analyse van 10 discussies met zo verschillend mogelijke onderweremn waarin deze argumentatievorm voorkomt. De discussies zijn gehaald van de Facebookpagina van politieke partij DENK en de politieke partij BIJ1 van Sylvana Simons. Voor deze pagina’s is gekozen, omdat mensen over het algemeen een sterke mening hebben over deze partijen en er vaak discussies ontstaan op deze pagina’s. Dit is ook in overeenstemming met de wet van Godwin die stelt dat hoe langer een internetdiscussie duurt, hoe groter de kans is dat een ad Hitlerum gebruikt wordt in die discussie. In de pragma-dialectische analyse zal er per discussie in een een schema aangegeven worden wat het standpunt is, wie de protagonist en antagonist zijn en of het verschil van mening gemengd of ongemengd is. Daarna wordt in de analyse aangeduid wat, in het verschil van mening, de aan het ideaalmodel van een kritische discussie (Van Eemeren & Grootendorst, 1992) ontleende discussiefasen zijn. ‘ 1. Inleiding waarin ingegaan wordt op de verschillende typen ad Hitlerum en een uitleg over dat de ad Hitlerum lijkt te bestaan uit elementen van andere drogredenen als de ad Hominem en/of de slippery slope 2. Methode: waarin ingegaan wordt hoe de fragmenten zijn gekozen, ook de specifieke kenmerken van een online discussieforum wordt genoemd. Hierna wordt uitgelegd hoe de analyse uitgevoerd. 3. Resultaten: de analyse van ongeveer 10 discussies met een ad Hitlerum op de facebookpagina van DENK en Bij1 wordt gegeven. 4. Uitleg over waarom de gekozen vorm van analyseren bij de ad Hitlerum past en wat literatuur zegt over het analyseren van de ad Hitlerum en welke redelijkheidsvoorwaarden worden gegeven 5. Conclusie waarin gepoogd wordt regels op te stellen voor de deugdelijkheid per vorm van de reductio ad Hitlerum. 6. Discussie met een reflectie op het onderzoek waarin uitgelegd wordt dat er maar weinig ad Hitlerums in de algemene discussies te vinden waren en hoe geprobeerd is dit op te lossen.Show less
In this thesis, two factors were examined that could have an influence on the acquisition of English for bilinguals in the Dutch province of Friesland: lexical closeness and held attitudes. First,...Show moreIn this thesis, two factors were examined that could have an influence on the acquisition of English for bilinguals in the Dutch province of Friesland: lexical closeness and held attitudes. First, it is examined whether knowledge of Frisian helps children acquire English lexicon and, second, whether there is a correlation between the attitude towards English and the (self-perceived) proficiency in this language. This was examined on the basis of a vocabulary test and a questionnaire. The results have indicated that the lexical closeness between Frisian and English does not (necessarily) facilitate the lexical acquisition process of English, but that a positive attitude towards English does positively influence the acquisition of English.Show less