Docenten ervaren problemen bij het interpreteren van Curriculum-Based Measurement data. In dit onderzoek is bekeken welke elementen op een CBM- grafiek van belang zijn voor een juiste interpretatie...Show moreDocenten ervaren problemen bij het interpreteren van Curriculum-Based Measurement data. In dit onderzoek is bekeken welke elementen op een CBM- grafiek van belang zijn voor een juiste interpretatie van de data. Participanten waren universitaire docenten of onderzoekers, experts in het interpreteren van grafieken. Er is gekeken naar de gedachtegang en het kijkgedrag van deze grafiek-experts terwijl zij twee CBM-grafieken interpreteerden. Uit de resultaten bleek dat met name naar de gebieden op de grafiek werd gekeken, die bijdragen aan een context voor de data (x-as, y-as, legenda). Ook de afzonderlijke interventiefases (met name interventie 1 en 2) en de baseline zijn belangrijke elementen. Aan de hand van deze resultaten zouden docenten beter getraind kunnen worden in het interpreteren van CBM-grafieken. Hierdoor kunnen zij instructies beter afstemmen op de behoeften van hun leerlingen.Show less
This study examined the impact of e-books to the reading fluency of poor readers in first class of elementary school. There were 24 children participated in this study. Their average age was 85...Show moreThis study examined the impact of e-books to the reading fluency of poor readers in first class of elementary school. There were 24 children participated in this study. Their average age was 85 months. Two intervention groups read an e-book in which the story was read by a tutor. In one e-book the tutor was in the picture and took care of dynamic sounds and effects. In the other e-book the tutor was not in the picture and this e-book contained no sounds or effects. In the control group children read independently an e-book. All three e-books have a positive effect on reading fluency of poor readers. From this study it can be concluded that e-books can be used to provide support to poor readers in developing their reading fluency.Show less
Met de Tobii eyetracker zijn tijdens het lezen van letters en woorden de oogbewegingen gemeten van 260 kinderen (leeftijd in maanden: M = 77,8; SD = 3,2) gezeten in groep 3 op 15 verschillende...Show moreMet de Tobii eyetracker zijn tijdens het lezen van letters en woorden de oogbewegingen gemeten van 260 kinderen (leeftijd in maanden: M = 77,8; SD = 3,2) gezeten in groep 3 op 15 verschillende scholen in Nederland. Onderzocht is of kinderen letters in het parafoveale veld kunnen herkennen zonder op deze letters te fixeren. Daarnaast is onderzocht of deze beginnende lezers reeds fixeren op de prefered viewing location (PVL) in een woord. We veronderstelden een verband tussen het parafoveaal waarnemen van letters en het fixeren op de PVL tijdens het lezen van woorden. Geconcludeerd kan worden dat 75% van de kinderen de rechter- en 67% van de kinderen de linker letter in het parafoveale veld kan waarnemen zonder te fixeren. De helft van alle kinderen fixeert op de PVL in een woord. Zowel de parafoveale waarneming als het fixeren op de PVL hangt samen met het lezen van- en aantal keer fixeren op woorden. Kinderen die een grotere visuele span hebben en/of op de PVL fixeren lezen vaker woorden correct en maken minder fixaties tijdens het lezen van de woorden. Eveneens is onderzocht of er een relatie is tussen scores op de RAN-taak en de oogbewegingen van kinderen. Er zijn significante verbanden gevonden tussen de scores op de RAN-taak en parafoveale waarneming.Show less
In dit onderzoek is het voorspellend vermogen van de executieve functies werkgeheugen, inhibitie en volgehouden aandacht van kinderen in groep 2 voor het rekenniveau in groep 3 onderzocht. Daarbij...Show moreIn dit onderzoek is het voorspellend vermogen van de executieve functies werkgeheugen, inhibitie en volgehouden aandacht van kinderen in groep 2 voor het rekenniveau in groep 3 onderzocht. Daarbij is onderzocht of er een verschil is in rekenniveau voor kinderen van ouders die wel of geen oudertraining met betrekking tot het executief functioneren hebben gevolgd. Vier taken van de Amsterdamse Neuropsychologische Taken (ANT) zijn afgenomen bij 112 kinderen uit groep 2 van het reguliere basisonderwijs, 67 jongens en 53 meisjes: Sustained Attention Objects 2 keys (SA02), Baseline Speed (BS), Go-NoGo (GNG) en Spatial Temporal Sequencing (STS). Een jaar later is door middel van de toets voor rekenen-wiskunde van het Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling (Cito) het rekenniveau bepaald. Van de drie executieve functies bleek alleen het werkgeheugen in groep 2 een significante voorspeller te zijn voor het rekenniveau in groep 3. Hoe beter het werkgeheugen in groep 2, des te hoger het rekenniveau in groep 3. Kinderen waarvan de ouders een oudertraining hebben gevolgd hadden een significant hoger rekenniveau in groep 3.Show less
In deze studie is de betrouwbaarheid en validiteit onderzocht van twee Curriculum-Based Measurement lees- en woordenschattaken als indicator voor algemene Nederlandse taalvaardigheid. Daarnaast is...Show moreIn deze studie is de betrouwbaarheid en validiteit onderzocht van twee Curriculum-Based Measurement lees- en woordenschattaken als indicator voor algemene Nederlandse taalvaardigheid. Daarnaast is er onderzocht of de CBM taken samen een betere voorspeller zijn voor algemene taalvaardigheid of afzonderlijk. Participanten waren 105 (57 meisjes en 48 jongens) tweede fase leerlingen uit een Internationale Schakelklas in de Randstad. De CBM meetinstrumenten waren twee parallelversies van een maze- en woordenschattaak. De criteriumvariabele in deze studie was het rapportcijfer Nederlands van de leerlingen. De resultaten lieten dat zowel de maze- als woordenschattaak redelijk betrouwbare en valide indicatoren zijn voor algemene Nederlandse taalvaardigheid. De resultaten lieten zien dat de mazetaak redelijk betrouwbaar is, maar dat het beter is om de taak 2 minuten te laten duren dan 1 minuut. De betrouwbaarheid van de woordenschattaak varieerde tussen de .52 en .70 met een hogere betrouwbaarheidscoëfficiënten voor 2 minuten dan voor 1 minuut. Er was geen significant verschil in betrouwbaarheid tussen de woordenschattaak met en zonder spelling. Correlaties tussen de beide CBM taken en de rapportcijfers Nederlands van de leerlingen varieerde tussen r = .49 en r = .54. De maze- en woordenschat blijken dan ook een redelijk valide indicator te zijn voor algemene Nederlandse taalvaardigheid. Daarnaast blijken de beide CBM taken samen algemene Nederlandse taalvaardigheid beter te voorspellen dan afzonderlijk.Show less
In deze studie is onderzocht of kinderen (N = 45) in de leeftijd van 51 tot 65 maanden (M = 57.2, SD = 3.9) de naam van letters leren door middel van het voorlezen van een alfabetboek op de...Show moreIn deze studie is onderzocht of kinderen (N = 45) in de leeftijd van 51 tot 65 maanden (M = 57.2, SD = 3.9) de naam van letters leren door middel van het voorlezen van een alfabetboek op de computer. De deelnemende kleuters, afkomstig van twee basisscholen uit Zuid-Holland, leerden gemiddeld drie letters door middel van het voorlezen van een alfabetboek. Het type illustratie was van invloed op de aandacht voor letters en het leren van letters. Een alfabetboek zou dus goed gebruikt kunnen worden in het onderwijs aan jonge kinderen mits het interactief, door een volwassene of met behulp van de computer, wordt voorgelezen.Show less
Research master thesis | Developmental Psychopathology in Education and Child Studies (research) (MSc)
open access
2020-03-21T00:00:00Z
In an experimental Event-Related Potential (ERP) study amongst 7 highly-educated Dutch speaking females (aged 21-36), the neurological processing of congruent and incongruent picture-word...Show moreIn an experimental Event-Related Potential (ERP) study amongst 7 highly-educated Dutch speaking females (aged 21-36), the neurological processing of congruent and incongruent picture-word combinations was investigated. Electroencephalogram (EEG) recordings were obtained prior to and after a single reading of the picture storybooks. Behavioral results showed that participants were better able to decide whether a picture word combination was congruent or incongruent after they knew the story context from which the words and pictures were taken. Furthermore, ERP data analysis revealed the occurrence of an N400 (peak related to semantic incongruencies) following the presentation of incongruent picture-word combinations. Implications and directions for future research are discussed.Show less
In order to extend knowledge on the influence of a rich home literacy environment (HLE) on children’s reading attitude, this study investigated the unique effect of three predefined HLE domains ...Show moreIn order to extend knowledge on the influence of a rich home literacy environment (HLE) on children’s reading attitude, this study investigated the unique effect of three predefined HLE domains (frequency of shared storybook reading, parents’ exposure to literacy and number of books at home) on boys’ and girls’ reading attitude. The data, previously gathered for another study by means of standardized questionnaires, was used and counted 256 children from the Netherlands. A rich home literacy environment was a predictor for a positive reading attitude, however boys’ reading attitude was slightly more influenced by it than girls. Girls’ reading attitude was especially influenced by the frequency of shared storybook reading, whereas boys’ reading attitude was mainly triggered by the number of books at home. Parents’ exposure to literacy had a significant negative effect on the reading attitude of both genders.Show less