Despite numerous studies investigating need-supportive teaching, research on how students experience such teaching is scarce within the educational context. The current study aims to address this...Show moreDespite numerous studies investigating need-supportive teaching, research on how students experience such teaching is scarce within the educational context. The current study aims to address this gap by examining the influence of both emotional insight (i.e., one's clear understanding of emotions) and teacher expectations on the perceived need support among primary school students. The study involved 23 students aged 8 to 12 years (fifth to eighth grade). Mixed methods research was conducted – both quantitative and qualitative data were collected and analysed. The quantitative research includes questionnaire responses for emotional insight and need support. The qualitative research entailed semi-structured interviews, which involved comparing students' levels of emotional insight using vignettes based on either high or low teacher expectations. Using correlation analysis, the quantitative results indicate there is no correlation between emotional insight and need support. However, an association was found between high expectation teachers and experienced need support by students. The qualitative results suggest that through emotional insight, a student can process information, distance themselves from the situation, and then choose to deal with it in a positive way. Students with high and low emotional insight emphasize the importance of the bond they have with the teacher before asking for help. These findings show that the role of emotional insight in student-teacher interaction and experiencing need support contributes to the development of the literature on social interactions in the classroom.Show less
Reading comprehension is an essential skill in life that one needs to be able to participate in today’s society. The latest PISA results showed that 1 in 4 of the 15-year-old Dutch children has too...Show moreReading comprehension is an essential skill in life that one needs to be able to participate in today’s society. The latest PISA results showed that 1 in 4 of the 15-year-old Dutch children has too little reading comprehension to understand the written world around them. A meta-analysis of Swart et al. has clearly indicated that extensive feedback given after a reading task shows better understanding of the text than lesser feedback or feedback during the reading task. However, these studies were all conducted with students who study in University. In this thesis we investigated whether extensive feedback given after a reading task to children in Groep 7 (approximately 11 years old) in the Netherlands show a better understanding of the texts compared to children that were given no or less extensive feedback. No significant differences were found between any of the experimental conditions. However, due to low numbers in each experimental group, the outcome of this study should be interpreted with caution. It is also unclear at this moment if the texts that were used during the intervention were suited for these children. Furthermore, the motivation of the children to seriously participate in this study is questioned. It is suggested that further research should be done to investigate the best type and timing of providing feedback to students.Show less
Het is bekend dat het mede door de coronacrisis slecht is gesteld met het welzijn van jongeren. Om dit welzijn van jongeren in kaart te kunnen brengen, is het nuttig om inzicht te verkrijgen in de...Show moreHet is bekend dat het mede door de coronacrisis slecht is gesteld met het welzijn van jongeren. Om dit welzijn van jongeren in kaart te kunnen brengen, is het nuttig om inzicht te verkrijgen in de factoren die volgens jongeren bijdragen aan hun draagkracht en draaglast. Daarom is er behoefte aan het ontwikkelen van een balansmeter voor jongeren. Deze balansmeter kan bijdragen aan de vroegsignalering en mogelijke preventie van latere problematiek, om zo het welzijn van jongeren te kunnen verhogen. Dit onderzoek vormt de eerste stap in het proces richting het ontwikkelen van een balansmeter. De vraag die centraal staat in dit onderzoek is welke factoren Nederlandse jongeren van 13 tot en met 15 jaar ervaren als belangrijk voor het definiëren van hun draagkracht en draaglast. Om dit te meten is een online vragenlijst ontwikkeld waarin de domeinen mentaal welzijn, fysiek welzijn, sociale relaties, schoolbeleving, leefomgeving en vrijetijdsbesteding zijn uitgevraagd. Op basis van de resultaten blijken factoren met betrekking tot sociale relaties, met name in de thuissituatie, van belang te zijn voor draagkracht. Factoren met betrekking tot het mentaal welzijn worden als belangrijkst ervaren voor draaglast. Er wordt geadviseerd om aan de hand van voorgaande factoren in te zetten op preventie en vroegsignalering van problematiek onder jongeren. Ook kan aanvullend kwantitatief onderzoek uitgevoerd worden onder een andere representatieve steekproef om zo de resultaten beter te kunnen generaliseren. Daarnaast wordt geadviseerd om door middel van kwalitatief onderzoek het belang van de gevonden factoren uit te laten diepen door jongeren. Ten slotte is het interessant om de onderzochte leeftijdscategorie te vergelijken met de leeftijd van 16 tot en met 18 jaar wat betreft de ervaren draagkracht en draaglast. Daarmee kan onderzocht worden of het nuttig is om voor elke leeftijdscategorie apart een balansmeter te ontwikkelen.Show less
Dit onderzoek bestaat uit een literatuur- en observationeel onderzoek. De twee onderzoeksvragen die hierbij centraal staan, luiden als volgt: “Welke leselementen die het probleemoplossend vermogen...Show moreDit onderzoek bestaat uit een literatuur- en observationeel onderzoek. De twee onderzoeksvragen die hierbij centraal staan, luiden als volgt: “Welke leselementen die het probleemoplossend vermogen stimuleren bij basisschoolleerlingen zijn bekend in de literatuur?” en “Hoe vaak komen deze leselementen voor tijdens de bovenbouwvakateliers van de Noordwijkse Methode?” Bij de Noordwijkse Methode krijgen leerlingen in de ochtend les over de basisvakken en in de middag wordt tijd besteed aan de overige vakken in vakateliers onder leiding van gespecialiseerde leerkrachten. Tijdens de vakateliers werken leerlingen binnen een overkoepelend thema en wordt gebruik gemaakt van de denkbubbels die centraal staan in de Noordwijkse Methode. Dit zijn een set vragen waarmee alle aspecten van onderzoekend leren aan bod komen (De Noordwijkse Methode, 2021a). Binnen de denkbubbels wordt gestreefd om probleemoplossend vermogen te stimuleren. De eerste onderzoeksvraag wordt beantwoord middels het literatuuronderzoek, waarvoor in de literatuur is gezocht naar stimulerende leselementen voor het probleemoplossend vermogen. Er zijn verschillende zoekmachines en zoektermen gebruikt om de betrouwbaarheid van het literatuuronderzoek te waarborgen. Vervolgens is op basis van dit onderzoek een observatieformulier van vijftien observatiepunten opgesteld dat gebruikt is tijdens de observaties. Aan de hand van de verkregen data van dit observatieonderzoek is de tweede onderzoeksvraag beantwoord. Tijdens zeven vakateliers zijn zeven verschillende leerkrachten geobserveerd, deze observaties duurden tussen de 60 en 105 minuten. De geobserveerde vakateliers bestonden uit zowel reguliere vakateliers als verwerkingslessen. Bij verwerkingslessen moeten leerlingen laten zien welk leerdoel zij geleerd hebben, als afsluiting van het thema en krijgen zij geen uitleg. Uit de observaties bleek dat leerkrachten sommige leselementen, zoals inspelen op voorkennis, conceptuele uitleg en scaffolding vaak toepasten. De leselementen het aanbieden van realistische problemen, toepassen van modeling door de leerkracht, samenwerken van leerlingen, visueel denken van leerlingen, en het gebruik van wijsgebaren door de leerkracht werden echter door weinig leerkrachten toegepast. Voor het leselement motivatie geldt dat sommige leerkrachten dit leselement vaak toepasten en anderen zelden. Daarnaast is onderzocht of er een verschil was tussen de leselementen die werden toegepast in een regulier vakatelier en in een verwerkingsles. Hieruit bleek dat bij de leselementen inspelen op voorkennis, probleem identificeren, en scaffolding een significant verschil was. Deze leselementen kwamen gemiddeld vaker voor tijdens de reguliere vakateliers dan in de verwerkingslessen. Op basis van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat leerkrachten van de Noordwijkse Methode veel stimulerende leselementen van probleemoplossend vermogen toepassen. Een aantal leselementen worden echter onvoldoende toegepast. Dit zijn onder andere realistische problemen, modeling, samenwerken, visueel denken, en wijsgebaren. Daarom wordt geadviseerd om leerkrachten de mogelijkheid te geven om hun kennis te vergroten en te oefenen met het toepassen van alle stimulerende leselementen. Dit geldt zowel voor de reguliere vakateliers als voor de verwerkingslessen. De Noordwijkse Methode kan dit realiseren door de self-efficacy van leerkrachten te vergroten, bijpassende studiedagen in te richten, en de leselementen in de denkbubbels te implementeren.Show less
Ouderbetrokkenheid is van cruciaal belang voor de academische prestaties van leerlingen, zoals blijkt uit talrijke studies. Toch bestaan er nog onduidelijkheden over de definitie en waardering van...Show moreOuderbetrokkenheid is van cruciaal belang voor de academische prestaties van leerlingen, zoals blijkt uit talrijke studies. Toch bestaan er nog onduidelijkheden over de definitie en waardering van ouderbetrokkenheid door ouders/verzorgers en leerkrachten, evenals over de meest effectieve strategieën om deze betrokkenheid te verbeteren. Dit onderzoek verkende ouderbetrokkenheid in het basisonderwijs, specifiek in de groepen 6, 7 en 8, en beoogde praktijkgericht advies te geven aan OOK Pedagogische Expertise Groep over manieren om ouderbetrokkenheid te bevorderen. Het perspectief van ouders/verzorgers en leerkrachten op ouderbetrokkenheid stond centraal in dit onderzoek. Epstein's 'Framework of Six Types of Involvement' fungeerde als het theoretisch raamwerk, waarbij de focus lag op de domeinen communication, learning at home en parenting. De hoofdvraag van het onderzoek luidde: ‘Wat verstaan ouders en leerkrachten onder ouderbetrokkenheid richting school?'. De deelvragen onderzochten wat leerkrachten en ouders/verzorgers het belangrijkste domein van ouderbetrokkenheid vinden, de mate van overeenstemming tussen de opvattingen van beide groepen, en de variatie in opvattingen tussen ouders/verzorgers van verschillende klassenjaren. Voor dit onderzoek is een kwantitatieve enquêtemethode gebruikt. Online vragenlijsten zijn verspreid onder 117 Nederlandse respondenten (59 leerkrachten en 58 ouders/verzorgers) van leerlingen in groep 6, 7, of 8 uit Noord- en Zuid-Holland. De vragenlijsten waren gericht op de perceptie van ouderbetrokkenheid binnen de context van Epstein's domeinen. De resultaten toonden aan dat ouders/verzorgers en leerkrachten dezelfde perceptie hebben over het brede construct ouderbetrokkenheid. Zo was voor leerkrachten en ouders/verzorgers het domein communication het belangrijkst, gevolgd door parenting en vervolgens learning at home. Daarentegen was er enige variatie in de percepties van beide groepen tussen de drie domeinen. Zo was er tussen de domeinen parenting en learning at home voor leerkrachten geen significant verschil, terwijl bij ouders/verzorgers deze domeinen wel significant van elkaar verschilde. Dit benadrukt de complexiteit van de percepties rond ouderbetrokkenheid. Tot slot zijn er geen significante verschillen gevonden over het concept ouderbetrokkenheid als over de drie domeinen tussen de ouders/verzorgers van verschillende klassenjaren. De bevindingen bieden aanknopingspunten voor de praktijk, waaronder de ontwikkeling van strategieën om de communicatie tussen de school en de ouder(s)/verzorger(s) te verbeteren en learning at home en parenting te stimuleren. Het streven van deze aanbevelingen is het verbeteren van de samenwerking tussen ouders/verzorgers en leerkrachten, wat naar verwachting zal resulteren in hogere ouderbetrokkenheid. De maatschappelijke waarde van deze studie ligt in het bijdragen aan kennis over ouderbetrokkenheid. De adviezen naar aanleiding van dit onderzoek kunnen door OOK Pedagogische Expertise Groep worden gebruikt om interventies te ontwikkelen en ouderbetrokkenheid in het onderwijs te bevorderen.Show less
Het is bekend dat het mede door de coronacrisis slecht is gesteld met het welzijn van jongeren. Om dit welzijn van jongeren in kaart te kunnen brengen, is het nuttig om inzicht te verkrijgen in de...Show moreHet is bekend dat het mede door de coronacrisis slecht is gesteld met het welzijn van jongeren. Om dit welzijn van jongeren in kaart te kunnen brengen, is het nuttig om inzicht te verkrijgen in de factoren die volgens jongeren bijdragen aan hun draagkracht en draaglast. Daarom is er behoefte aan het ontwikkelen van een balansmeter voor jongeren. Deze balansmeter kan bijdragen aan de vroegsignalering en mogelijke preventie van latere problematiek, om zo het welzijn van jongeren te kunnen verhogen. Dit onderzoek vormt de eerste stap in het proces richting het ontwikkelen van een balansmeter. De vraag die centraal staat in dit onderzoek is welke factoren Nederlandse jongeren van 13 tot en met 15 jaar ervaren als belangrijk voor het definiëren van hun draagkracht en draaglast. Om dit te meten is een online vragenlijst ontwikkeld waarin de domeinen mentaal welzijn, fysiek welzijn, sociale relaties, schoolbeleving, leefomgeving en vrijetijdsbesteding zijn uitgevraagd. Op basis van de resultaten blijken factoren met betrekking tot sociale relaties, met name in de thuissituatie, van belang te zijn voor draagkracht. Factoren met betrekking tot het mentaal welzijn worden als belangrijkst ervaren voor draaglast. Er wordt geadviseerd om aan de hand van voorgaande factoren in te zetten op preventie en vroegsignalering van problematiek onder jongeren. Ook kan aanvullend kwantitatief onderzoek uitgevoerd worden onder een andere representatieve steekproef om zo de resultaten beter te kunnen generaliseren. Daarnaast wordt geadviseerd om door middel van kwalitatief onderzoek het belang van de gevonden factoren uit te laten diepen door jongeren. Ten slotte is het interessant om de onderzochte leeftijdscategorie te vergelijken met de leeftijd van 16 tot en met 18 jaar wat betreft de ervaren draagkracht en draaglast. Daarmee kan onderzocht worden of het nuttig is om voor elke leeftijdscategorie apart een balansmeter te ontwikkelen.Show less
The reading performance of primary school children has declined in recent years, potentially leading to more significant problems over time. Reading interventions have the potential to improve...Show moreThe reading performance of primary school children has declined in recent years, potentially leading to more significant problems over time. Reading interventions have the potential to improve reading performance. This study examined the effects of an intensive and individualized reading intervention on the reading performance of children with reading difficulties. Three aspects of reading were studied, word reading, reading fluency and reading comprehension. The reading intervention was the Universele Interventie voor Lezen (UIL), an online and intensive reading intervention. The control condition was the Read Along (RA), where children spent time reading with a tutor. The participants were 29 primary school children with reading difficulties from grade 5 and 6. A repeated measured ANOVA with one within-subjects factor (time: pretest vs. posttest) and one between-subjects factor (intervention: UIL vs. RA) was conducted to examine the effects of the reading intervention. The results showed that the reading skills of the children in both the UIL and the RA improved from pretest to posttest. The effects of the UIL and the RA were similar on most aspects of reading, except for word reading. In this result, a marginal difference was measured between the interventions in favour of the UIL. The research demonstrates that it is feasible to offer an online intervention in reading. In addition, the results suggest that children with reading difficulties may benefit from the UIL and the RA. Further research is needed before conclusively determining the effectiveness of the reading intervention. It is recommended to add a treatment-free control group and to recruit younger and a larger group of participants.Show less
Reading is one of the most important academic skills, because it is a requirement to be able to learn. The reading skills of Dutch students have worsened over the last years and the COVID- 19...Show moreReading is one of the most important academic skills, because it is a requirement to be able to learn. The reading skills of Dutch students have worsened over the last years and the COVID- 19 pandemic has had a negative influence on that. That is why it is important to help struggling readers. This study examined the effects of two intensive, individual reading interventions aimed at improving the reading skills of students with reading difficulties. The effects of the Universele Interventie voor Lezen, a structured online reading intervention, were compared to the RA, the control condition. Additionally, the effects of the interventions on reading enjoyment were examined. Two research questions were formulated. Firstly, "What are the relative effects of the Universele Interventie voor Lezen and Read-Along reading interventions on the reading performance of children with reading difficulties?" Secondly, "What are the relative effects of the Universele Interventie voor Lezen and Read-Along reading interventions on the reading enjoyment of children with reading difficulties?" The Universele Interventie voor Lezen is a structured intervention that uses explicit, direct instruction. The Read-Along intervention, on the other hand, is based on the idea that more reading is sufficient to improve the reading skills of struggling readers. During this study, both interventions were administered through online, individual meetings. The sample consisted of 29 struggling readers from fifth and sixth grade. A significant effect over time was found for reading performance, but not for intervention. No significant effect was found for reading enjoyment. These findings suggest that it can be beneficial to implement reading interventions such as the Universele Interventie voor Lezen and the Read-Along for struggling readers.Show less
The COVID-19 pandemic worsened the existing reading problems for children in grades five and six. It is important that schools address the reading problems of these children because reading...Show moreThe COVID-19 pandemic worsened the existing reading problems for children in grades five and six. It is important that schools address the reading problems of these children because reading problems can have severe consequences for children. Therefore, the purpose of this study was to examine the relative effectiveness of two methods for ameliorating the reading difficulties of struggling readers. Two research questions were investigated. The first research question is ‘What are the relative effects of the Universele Interventie voor Lezen and Read-Along reading interventions on the reading performance of struggling readers in grades five and six?’ The second question is: ‘Do the relative effects of the Universele Interventie voor Lezen and Read-Along differ for near transfer texts and far transfer texts?’ The Universele Interventie voor Lezen is based on a combination of different reading instruction methods. The Read-Along is based on the idea that ‘reading more’ sufficient is to ameliorate the reading difficulties of struggling readers. Both interventions were offered during online, individual meetings. This study included 29 participants, whom were struggling readers from grades five and six. The results showed significant effects for time, but not for intervention or intervention by time. Further, the students made more progress on the near transfer text than on the far transfer texts. These results suggest that it may be useful to implement online reading-tutoring interventions like the Universele Interventie voor Lezen and the Read-Along for struggling readers, although due to the lack of a no-tutoring control group, firm conclusions cannot be drawn.Show less
People within the general public are likely to judge texts as more credible when the texts are supported by neuroscientific evidence, even if this evidence is incorrect of irrelevant (SANE effect)....Show morePeople within the general public are likely to judge texts as more credible when the texts are supported by neuroscientific evidence, even if this evidence is incorrect of irrelevant (SANE effect). The SANE effect has also been demonstrated for texts about educational topics and this can be worrisome because teachers must be able to make responsible choices about whether or not to implement new teaching practices. The aim of the present study is to investigate whether the SANE effect extends to teachers within Dutch primary, secondary and higher education. In addition, it is investigated whether there are teacher characteristics that could predict how credibly teachers rate texts in general and specific texts that include neuroscientific evidence. To investigate this, 343 teachers completed an online survey in which teacher characteristics were requested and in which they had to read eight texts about educational topics, with or without neuroscientific evidence. After each text, the teachers had to answer five questions about its credibility. The research has shown that the teacher’s experience and level of education were significant predictors of their credibility ratings of texts about educational topics in general. Results also showed that the SANE effect extends to teachers within the Dutch primary, secondary and higher education when reading texts about educational topics. However, there were no specific teacher characteristics that could predict the extent to which teachers were sensitive to the SANE effect. Based on these results, it is recommended to make teachers (in training) aware about the SANE effect and to help them develop the skills necessary to guard themselves against this effect.Show less
Dit onderzoek bestaat uit een literatuuronderzoek en een kwalitatief onderzoek, gericht op het geven van een afgewogen advies met betrekking tot het dynamisch assessmentverslag binnen het...Show moreDit onderzoek bestaat uit een literatuuronderzoek en een kwalitatief onderzoek, gericht op het geven van een afgewogen advies met betrekking tot het dynamisch assessmentverslag binnen het Feuerstein Centrum Nederland. Het literatuuronderzoek had als doel om de vraag te beantwoorden welke informatie uit dynamisch assessment waardevol is voor de behandeling van cognitieve vaardigheden en leerpotentieel. Deze waardevolle elementen zijn uiteengezet en gelinkt aan de Feuerstein methode. Het kwalitatieve onderzoek was gericht op het Feuerstein Centrum Nederland en is uitgevoerd om in kaart te brengen welke informatie uit het Learning Potential Assessment Device-verslag de behandelaren van dit centrum nodig achten voor de inrichting van hun behandeling. Deze data zijn verkregen door middel van semigestructureerde interviews met vijf behandelaren van het centrum en een hieruit volgende thematische analyse. Tot slot zijn de bevindingen uit de thematische analyse gekoppeld aan de gevonden literatuur. Uit de resultaten bleek dat het LPAD-verslag de informatie bevat die de behandelaren nodig hebben voor de inrichting van hun behandeling. De conclusies, aanbevelingen en algemene gedragsobservaties uit het verslag werden voornamelijk gebruikt. Daarnaast speelde tijdsgebrek, een hoge werkdruk en de mate van kennis mee in het wel of niet lezen van het LPAD-verslag en gaven veel behandelaren aan mondelinge overdracht door de assessor een efficiënte werkwijze te vinden. Op basis van de resultaten zijn aanbevelingen opgesteld.Show less
udy compares the effectiveness of three reading conditions, namely: noninteractive reading with a Video Book and interactive reading with e-Prent&ABC1 and ePrent&ABC2. Secondly, multiple...Show moreudy compares the effectiveness of three reading conditions, namely: noninteractive reading with a Video Book and interactive reading with e-Prent&ABC1 and ePrent&ABC2. Secondly, multiple child factors that may play a role in learning book-related words are examined. In addition, the profiling of the preschoolers who perform low at the Video Book and ePrent&ABC takes place (the LL-group). This study was conducted with 81 preschoolers with the average age of five years. Their teachers read three different picture books over a period of three weeks and followed the protocol of the picture books in the three different conditions. A Mixed Repeated Measures ANOVA showed that e-Prent&ABC is more effective in increasing the vocabulary of a preschooler than the Video Book, especially for the low performers. The child factors task engagement and phonological working memory proved to be significant predictors for the number of words learned in e-Prent&ABC. Multiple one-way independent t-tests showed that the preschoolers from the LL-group have a lower phonological working memory, smaller vocabulary and a lower task involvement compared to their classmates (LH-group). This research leads to the recommendation to take a closer look at all the auditory information offered during the Video Book and e-Prent&ABCShow less
Fathers are more involved in raising their children since the last few decades, in the last decade this has also been noticed in the increase of fathers as person of interest in research concerning...Show moreFathers are more involved in raising their children since the last few decades, in the last decade this has also been noticed in the increase of fathers as person of interest in research concerning parenthood. While research regarding fathers is important to get the full image about parenthood, this kind of research is still mostly done with mothers. One of the topics within these researches is mind-mindedness. Recent studies have shown that parental mind-mindedness eases the cognitive and social growth of their offspring. Parental mind-mindedness is the ability of a caregiver to acknowledge their child as in having an autonomous mind, in which their child can have his or her own thoughts and emotions. It also includes the ability for the parents to interpret this. Present study is one of the first studies that investigated whether the hormones oxytocin, cortisol or testosterone are related to the mind-mindedness of first time fathers. In total, 71 first time fathers were included in this cross-sectional study. The mind-mindedness of the fathers was measured with an interview. The hormones oxytocin, cortisol and testosterone were measured from the baseline of saliva samples. A multiple regression analysis was used to investigate the relation between the hormones and the mind-mindedness. Prior to the multiple regression analysis, a Pearson’s correlation test was conducted. Although a significant correlation between mind-mind and oxytocin was found, this study has found no evidence that the three hormones together can predict the mind-mindedness of fathers. Limited evidence was found that oxytocin is correlated to parental mind-mindedness. In order to improve the academic knowledge of the field, it is recommended to perform research with enhanced conditions, such as with increased sample size.Show less
A good vocabulary is a prerequisite for a school career without many problems. The vocabulary level at which children enter kindergarten varies widely, which is due to the language environment in...Show moreA good vocabulary is a prerequisite for a school career without many problems. The vocabulary level at which children enter kindergarten varies widely, which is due to the language environment in which children grow up. Current study examined the effectivity of e-Prent&ABC. This program combines interactive reading with the 4-Cycle-model for expanding the literacy. This study also examined the effect of an additional differentiation. The additional differentiation is designed for the low-achieving preschoolers to give them an extra boost for expanding their vocabulary. During the additional differentiation the low-achieving preschoolers read the picture book once more and afterwards they were actively involved in processing different target words from the picture book. Current study investigates which processing form (open-ended questions or labeling) is most effective for the additional differentiation. Finally, current research examined which child factor plays a role in the success of the additional differentiation. Current study had a quantitative design with both a within and between factor. In this study, 81 preschoolers participated with a mean age of 5.26 years. These preschoolers were divided into two groups; 41 high and 40 low achievers. The results showed us that the e-Prent&ABC program was effective for stimulating the early literacy and that the additional differentiation increased the vocabulary level of the low achievers further. During the additional differentiation answering open questions was the most effective processing form. The success of the additional differentiation does not depend on various child factors (e.g. executive function or phonological awareness).Show less