Achtergrond: De algemene vraag in dit onderzoek is in hoeverre adolescenten met autisme en ODD/CD als comorbide stoornis, tekorten hebben in adaptieve vaardigheden? Onderzocht zijn verschillen in...Show moreAchtergrond: De algemene vraag in dit onderzoek is in hoeverre adolescenten met autisme en ODD/CD als comorbide stoornis, tekorten hebben in adaptieve vaardigheden? Onderzocht zijn verschillen in adaptieve vaardigheden bij een groep autistische adolescenten, een groep adolescenten met ODD/CD, een groep adolescenten met beide stoornissen en een groep zich normaal ontwikkelende adolescenten. Methode: De indeling van adolescenten in vier groepen is gemaakt met de Sociaal-Emotionele Vragenlijst (SEV) van Scholte en Van der Ploeg (2009). Het niveau van adaptief functioneren is gemeten met de experimentele vragenlijst Adaptieve Vaardigheden Jeugdigen (AVJ) van Scholte en Van der Ploeg. De aselecte steekproef bestond uit 573 Nederlandse adolescenten uit het Voortgezet Onderwijs, 303 jongens (53%) en 270 meisjes (47%), van 12 tot en met 18 jaar (M =14.11, SD = 1.55). Er zijn 21 drie-factor-variantieanalyses uitgevoerd, gevolgd door 21 een-factor-variantieanalyses en drie meervoudige regressieanalyses. Resultaten: Adolescenten met autisme blijken op alle hoofd- en subdomeinen tekorten te hebben in adaptief gedrag. Zij verschillen niet van adolescenten met ODD/CD op ‘Omgang met ouders, volwassenen en gezag’, ‘School, werk en toekomst’, ‘Vrije tijd’, ‘Schoolwerkhouding’, ‘Zelfsturing’, ‘Besteding’ en ‘Regulering’. Op ‘Middelgebruik’, lijken jongeren met autisme op zich normaal ontwikkelende jongeren en jongeren met ODD/CD. Adolescenten met ODD/CD vallen uit op ‘Omgang met ouders, volwassenen en gezag’, ‘School, werk en toekomst’, ‘Autonomie en Zelfsturing’, ‘Redzaamheid’ en ‘Vrije tijd’. Wat betreft ‘Vrije tijd’ en ‘Zelfsturing’ verschillen zij niet van jongeren met autisme. Jongeren met ODD/CD vallen niet uit op ‘Omgang met leeftijdsgenoten’, ‘Toekomst’ en ‘Autonomie’. Adolescenten met autisme en ODD/CD vallen uit op alle hoofd- en subdomeinen. Op ‘Omgang met leeftijdsgenoten’, ‘Toekomst’ en ‘Middelengebruik’ valt deze groep in dezelfde mate uit als de groep adolescenten met autisme. Op ‘Volwassenen’, ‘Gezag’, ‘Schoolwerkhouding’ en ‘Middelengebruik’ vertonen zij evenveel tekorten als de groep jongeren met ODD/CD. Op de overige hoofd- en subdomeinen vertoont deze groep grotere tekorten ten opzichte van de tekorten die de andere twee stoornisgroepen hebben. Het meest voorspellend voor autisme blijken ‘Omgang met leeftijdsgenoten’, ‘Redzaamheid’, ‘Omgang met ouders, volwassenen en gezag’ en ‘Vrije tijd’. Het meest voorspellend voor ODD/CD blijken ‘Omgang met ouders, volwassenen en gezag’, ‘Vrije tijd’, ‘Leeftijd’ en ‘Omgang met leeftijdsgenoten’. Het meest voorspellend voor de combinatie van beide stoornissen blijken ‘Redzaamheid’, ‘Omgang met ouders, volwassenen en gezag’, ‘Vrije tijd’, ‘Omgang met leeftijdsgenoten’ en ‘School, werk en toekomst’. Conclusie: De vaardigheden waarop jongeren met autisme en/of ODD/CD bijgestuurd dienen te worden en de mate waarin dat moet gebeuren, blijken voor een deel per diagnostische groep te verschillen, maar voor een deel ook in belangrijke mate overeen te komen. Taxatie van deze vaardigheidstekorten is daarom van groot belang, rekening houdend met de onderliggende oorzaak van de problematiek zoals benoemd in de classificerende diagnostiek. Verder is gebleken dat adolescenten die de combinatie van beide stoornissen hebben, een aparte groep vormen. Dit heeft belangrijke consequenties voor behandeling.Show less
Doel: Bestuderen of er verschillen zijn in de mate van beheersing van adaptieve vaardigheden tussen jeugdigen zonder probleemgedrag, en jeugdigen met internaliserend en/of externaliserend...Show moreDoel: Bestuderen of er verschillen zijn in de mate van beheersing van adaptieve vaardigheden tussen jeugdigen zonder probleemgedrag, en jeugdigen met internaliserend en/of externaliserend probleemgedrag. En wat hierbij de mogelijke invloed is van leeftijd en sekse. Methode: De onderzoeksgroep bestaat uit 334 jongens en 211 meisjes van 9 tot 18 jaar, uit het basisonderwijs en middelbaar (beroeps-)onderwijs. Door ouders zijn twee vragenlijsten ingevuld. Met behulp van de SEV is bepaald of er sprake is van gedragsproblematiek, en door middel van de experimentele vragenlijst AVJ is het niveau van adaptieve vaardigheden bepaald. Resultaten: Binnen deze steekproef komt internaliserend probleemgedrag het meeste voor. Gemiddeld functioneren jeugdigen zonder probleemgedrag beter dan jeugdigen met probleemgedrag. Bij comorbiditeit is de beheersing van adaptieve vaardigheden het zwakst. Het grootste tekort voor jeugdigen met externaliserend en jeugdigen met comorbide probleemgedrag is gevonden in de ‘autonomie en zelfsturing’. Voor jeugdigen met internaliserend probleemgedrag is de vaardigheid ‘omgang met leeftijdsgenoten’ het zwakst. De adaptieve vaardigheden nemen toe tot 16 jaar, meisjes functioneren structureel beter dan jongens. Conclusie: De mate van beheersing van adaptieve vaardigheden verschilt tussen jeugdigen zonder probleemgedrag, internaliserend en/of externaliserend probleemgedrag. Leeftijd en sekse spelen in beperkte mate een rol. Voor de omgang en begeleiding van de jeugdigen met gedragsproblemen is het van belang rekening te houden met de specifieke tekorten.Show less