Dutch law mandates that every secondary special education school develops post-secondary transition plans for their students. Currently, there are no established guidelines for creating these...Show moreDutch law mandates that every secondary special education school develops post-secondary transition plans for their students. Currently, there are no established guidelines for creating these transition plans. This study aimed to investigate two potential factors that could be considered, specifically for students with autism: IQ and social-emotional functioning. To examine the relationship between IQ, social-emotional functioning, and transition plans, this research assessed the correlation between IQ and transition plans, the correlation between social-emotional functioning and transition plans, and whether IQ or social-emotional functioning more strongly predicted transition plans. Recruitment resulted in a sample of n= 14 participants: with n= 13 boys and n= 1 girl. N= 7 was assigned the transition profile Labor and n= 7 was assigned the transition profile Post-Secondary Education, none of the participants were assigned the transition profile Daytime Occupation. This study utilized the developmental prospect plans of the students. Upon data analysis, it was found that there was no significant correlation between IQ and transition planning (p = .428), no significant correlation between social-emotional functioning and transition planning (p = .855), and neither IQ nor social-emotional functioning emerged as a stronger predictor for transition planning. The limitations of the current research were a small sample size, the variability of entries in the developmental prospect plans and the multidimensionality of the variables IQ and social-emotional functioning. Future research should be done to investigate the replicability of the current findings within a bigger sample and the potential of alternative variables that may be associated. Teachers working with students with autism may need additional training to understand the complexities of transition planning beyond the intellectual or social-emotional functioning. Considering these findings, it is concluded that neither IQ nor social-emotional functioning should be used as sole criteria for transition plans for autistic students in secondary special education.Show less
In dit onderzoek wordt het begrip van het persoonlijke voornaamwoord hij en het aanwijzend voornaamwoord die getest bij Nederlandse kinderen met een Autisme Spectrum Stoornis (ASS), die een normale...Show moreIn dit onderzoek wordt het begrip van het persoonlijke voornaamwoord hij en het aanwijzend voornaamwoord die getest bij Nederlandse kinderen met een Autisme Spectrum Stoornis (ASS), die een normale tot hoge intelligentie hebben. Met dit experiment onderzoek ik of kinderen met ASS van verschillende leeftijden (7-14), gebruik maken van talige en niet-talige aanwijzingen om ambigue anaforen op te lossen. Hierbij heb ik in het speciaal gekeken naar het onderscheid tussen bezielde en niet-bezielde antecedenten (semantiek), de syntactische rol van de antecedenten (subject tegenover object) en de rol van pragmatiek (relevantie en informatiestructuur) bij het oplossen van ambigue anafoor-antecedent relaties door deze specifieke groep kinderen.Show less
Many studies have already focused on Autism Spectrum Disorder (ASD). However, few studies have focused on specifically women with ASD. In practice, evidence is provided for the fact that women with...Show moreMany studies have already focused on Autism Spectrum Disorder (ASD). However, few studies have focused on specifically women with ASD. In practice, evidence is provided for the fact that women with ASD show different symptoms than men with ASD, especially as regards to social skills. These different symptoms sometimes make these women hard to distinguish from women without ASD, with wrong diagnosis and treatments as a result. Therefore, information about these differences between women with and without ASD is needed. The first purpose of this study is to investigate the relationship between arousal and emotion recognition of women with ASD. The second purpose of this study is to investigate the role of alexithymia on this relationship. Emotion recognition was examined by two tasks, Prosody Task (vocal emotion recognition) and FERT (visual emotion recognition), in a group of 31 women with ASD and 32 women without ASD, controlled for educational level. The current study used heart rate as a measure of physiological activity to relate arousal responses in rest to accuracy of emotion recognition. With the use of a Mediation Model is examined whether alexithymia is playing a mediating role on the relationship between the arousal and emotion recognition. Findings revealed that women with ASD do not differ from women without ASD in their ability to recognize emotions. In addition, no relationship was found between arousal and emotion recognition of women with ASD. Moreover, alexithymia did not play a mediating role. Although these findings are contrary to expectation, they support the hypothesis that women with ASD are hard to distinguish from women without ASD due to their (relatively) intact socio-emotional skills. This highlights the need to adapt current diagnostic and therapeutic protocols to meet the needs of these women. However, more research to social development of women with ASD is needed.Show less
Achtergrond: Uit onderzoek blijkt prevalentie van agressief gedrag onder de populatie met Autisme Spectrum Stoornissen (ASS) hoog. Doel: Huidige studie onderzoekt kenmerken van ASS in relatie tot...Show moreAchtergrond: Uit onderzoek blijkt prevalentie van agressief gedrag onder de populatie met Autisme Spectrum Stoornissen (ASS) hoog. Doel: Huidige studie onderzoekt kenmerken van ASS in relatie tot agressief gedrag. Methoden: Ouders van 45 Nederlandse kinderen in de leeftijd van 3 tot 6.3 jaar vulden een tweetal vragenlijsten in over hun kind. De steekproef bevatte 16% meisjes en 84% jongens. Kenmerken van ASS werden gemeten met de Social Responsiveness Scale. Agressief gedrag werd gemeten met de Child Behavior Checklist. Resultaten: Hoewel sociaal bewustzijn, sociale cognitie, sociale motivatie, sociale communicatie en autistische preoccupaties allen sterk positief samenhingen met agressief gedrag, bleek in huidig onderzoek sociale communicatie de enige significante voorspeller van agressief gedrag (R2=.38). Conclusie/discussie: Huidig onderzoek biedt een breed scala aan aanknopingspunten, dat kan leiden tot sterke toename in wetenschappelijke kennis en belangrijke bijdrage kan leveren aan praktijk en mogelijk wijze waarop interventie voor agressief gedrag in de toekomst wordt toegepast.Show less
Introductie: In dit onderzoek wordt gekeken naar de verschillen in empathie en agressie tussen kinderen met autismekenmerken en agressieproblemen, kinderen met alleen agressieproblemen en kinderen...Show moreIntroductie: In dit onderzoek wordt gekeken naar de verschillen in empathie en agressie tussen kinderen met autismekenmerken en agressieproblemen, kinderen met alleen agressieproblemen en kinderen die zich normaal ontwikkelen. Daarnaast wordt er gekeken of problemen met empathie gerelateerd zijn aan agressieproblemen. Verwacht wordt dat bij de kinderen met autismekenmerken cognitieve empathie minder aanwezig is dan bij kinderen met minder tot geen autismekenmerken. Doordat kinderen met autisme meer frustratie ervaren, wordt verwacht dat kinderen met meer autismekenmerken meer reactieve agressie laten zien dan kinderen die minder autismekenmerken laten zien. Methode: Er wordt gekeken naar drie verschillende groepen, bestaande uit jongens tussen de acht en twaalf jaar. 1) De autismegroep, bestaande uit jongens die naast de autismekenmerken ook agressieproblemen vertonen, 2) de agressiegroep, bestaande uit jongens met een ODD en/of CD diagnose en 3) de controlegroep. Met de BES vragenlijst is zowel de cognitieve, affectieve als de totale empathie gemeten. Voor totale, reactie- en proactieve agressie is de IRPA vragenlijst gebruikt. Voor het meten van autismekenmerken is de SRS gebruikt. Resultaten: Uit het onderzoek kwam naar voren dat jongens met autismekenmerken een mindere mate van cognitieve empathie laten zien. In de autismegroep (M=25.43; SD=19.53) en agressiegroep (M=23.22; SD=17.27) kan gesproken worden van meer reactieve agressie in vergelijking met de controlegroep (M=7.40; SD=9.02). Daarentegen bleek dat er geen significant verschil aan te tonen was in reactieve agressie voor de autismegroep (M=25.43; SD=19.53) en de agressiegroep (M=23.22; SD=17.27). Binnen de autismegroep is gebleken dat cognitieve empathie niet direct gerelateerd was aan agressieproblemen. Discussie: Voor vervolg onderzoek is het van belang dat er met grotere en equivalente groepen wordt gewerkt. Er moet gekeken worden naar een ander onderliggend mechanisme dat agressieproblematiek bij kinderen met autisme kan verklaren. Hierbij is het van belang dat er verschillende achtergrondvariabelen worden meegenomen.Show less
The importance of this research is to enlarge the understanding of the cohesion between emotional regulation and externalizing behavioural problems and insights into specific treatments and...Show moreThe importance of this research is to enlarge the understanding of the cohesion between emotional regulation and externalizing behavioural problems and insights into specific treatments and counseling which professionals could use with children who have ASD and ADHD. Objective: The objective of this research is gaining an insight into the relationship between emotional regulation and externalizing behavioural problems in children with ASD and ADHD in ages from 4 to 18 years. Method: The research subjects are children aged between 4 and 18 years with and without ASD and ADHD. They are children from special and regular education and those who receive guidance at a healthcare facility. The children’s parents have completed the Social Emotional Questionnaire (SEV) and the Emotional Intelligence Quotient (EIQ). Results: The study comprised 195 children of which 108 boys and 87 girls, of which 115 children who did not have a disorder, 33 children with ASD and 47 children with ADHD. Children with ASD and ADHD display more externalizing behavioural problems than children without a disorder and children with ADHD display more externalizing behavioural problems than children with ASD. Children with ASD and ADHD also display deficiencies in terms of regulating emotions compared to children without a disorder. The type of developmental disorder makes no difference. Conclusions: Children with ASD have typically problems in managing emotions and this is linked to age. Children with ADHD have typically problems in regulating emotions. In addition children with ADHD display externalizing behavioural problems. Children without any disorders display a good emotional regulation. For a part of these children this goes hand in hand with delinquent behaviour. This study has dealt with externalizing problem behavior as a whole. There is a possibility that there are differences between antisocial and aggressive behaviour. Future research can focus on this.Show less
In dit onderzoek is gekeken naar de verschillen in emotionele intelligentie bij kinderen van vier tot en met achttien jaar oud met kenmerken van ASS (N = 28), kenmerken van ADHD (N = 20) en...Show moreIn dit onderzoek is gekeken naar de verschillen in emotionele intelligentie bij kinderen van vier tot en met achttien jaar oud met kenmerken van ASS (N = 28), kenmerken van ADHD (N = 20) en kenmerken van beide stoornissen (N = 40) vergeleken met kinderen zonder stoornis (N = 334). De steekproef bestond uit 233 jongens en 189 meisjes. Ouders en leerkrachten vulden de vragenlijst emotioneel intelligentie quotiënt (EIQ) in. Aan de hand van de vragenlijst werden scores vastgesteld voor het onderkennen van emoties, het reguleren van emoties, het hanteren van emoties en de emotionele intelligentie in zijn geheel. Kinderen zonder stoornis scoorden op alle gebieden hoger dan kinderen met stoornis. Bij de kinderen met stoornis scoorden kinderen met ADHD het hoogst, vervolgens kinderen met beide stoornissen en kinderen met ASS scoorden het laagst. De oudere groep kinderen, van twaalf tot en met achttien jaar, scoorden hoger op alle gebieden van de emotionele intelligentie in vergelijking met de jongere groep kinderen, van vier tot en met elf jaar. Er zijn geen significante sekseverschillen gevonden voor de emotionele intelligentie.Show less
Kinderen met kenmerken van aandachtstekort/hyperactiviteitstoornis (ADHD) en kinderen met kenmerken van autisme (ASS) hebben, in tegenstelling tot kinderen zonder ontwikkelingsstoornissen, vaak...Show moreKinderen met kenmerken van aandachtstekort/hyperactiviteitstoornis (ADHD) en kinderen met kenmerken van autisme (ASS) hebben, in tegenstelling tot kinderen zonder ontwikkelingsstoornissen, vaak tekorten in de emotionele ontwikkeling. Omdat hier nog weinig over bekend is, wordt in dit onderzoek onderzocht of er tekorten zijn in de emotionele intelligentie van kinderen met kenmerken van ADHD en ASS in de leeftijd van vier tot en met achttien jaar. De onderzoeksgroep bestond uit 422 kinderen (189 meisjes en 233 jongens). De emotionele intelligentie is gemeten met de Vragenlijst Emotionele Intelligentie (EIQ). De respondenten van dit onderzoek zijn benaderd via de school van hun kind. Aan zowel de ouders en leerkrachten van het kind als het kind zelf (ouder dan acht jaar) is gevraagd een online vragenlijst in te vullen. De onderzoeksvraag was: op welke wijze verschilt de emotionele intelligentie bij kinderen met kenmerken van ADHD en bij kinderen met kenmerken van ASS in de leeftijd van vier tot en met achttien jaar? Er werd daarbij gekeken naar de invloed van geslacht en leeftijd van het kind en gezinssamenstelling op de emotionele intelligentie van kinderen met kenmerken van ADHD en ASS. Uit de resultaten bleek dat alleen leeftijd invloed heeft op de emotionele intelligentie. Oudere kinderen hebben een hogere emotionele intelligentie dan jongere kinderen. Op de andere gebieden, geslacht van het kind en gezinssamenstelling, zijn geen significante verschillen gevonden.Show less
The purpose of this study is to investigate alternative ways for the assessment of ASD. To this end the present article examined if deficits in affective and relational skills can predict the...Show moreThe purpose of this study is to investigate alternative ways for the assessment of ASD. To this end the present article examined if deficits in affective and relational skills can predict the diagnosis of autism spectrum disorder (ASD) in children aged 4 to 12 years. The sample consisted of 186 Dutch children, 45 children with ASD and 123 children without a diagnosis. The parents were asked to complete the Questionnaire Psychosocial Skills (VPV), which covers relational and affective skills, about their child. The results show that children with ASD have significant deficits in relational and affective skills. In addition, the relational and affective skills with gender and age predict with a sensitivity of 82% and a specificity of 96% the diagnosis of ASD. The total accuracy was 92%. When the relational and affective skills decrease the probability of the diagnosis of ASD grow. It is concludes that the VPV questionnaire, i.e. the subscales relational and affective skills, is a good research tool to support the diagnosis of ASD.Show less
Individuals with pervasive developmental disorders face problems in three areas. They have qualitative impairments in social interactions, in communication and have restricted, repetitive,...Show moreIndividuals with pervasive developmental disorders face problems in three areas. They have qualitative impairments in social interactions, in communication and have restricted, repetitive, stereotyped patterns of behavior, interests and activities. In addition, it is not always clear which disorders co-occur with autism and what the impact is on the psychosocial skills. The thesis is: "What is the relationship between autism, comorbid disorders and psychosocial skills? '. Primary and secondary schools were approached and asked to spread a letter amongst the parents, in which the parents and the child were asked to individually and independently fill in a questionnaire on the internet. The ‘Vragenlijst Psychosociale Vaardigheden’ (VPV) measures the psychosocial skills of young people and is used to compare these skills between different groups of young people. The sample consisted of 432 children and adolescents. The study shows that autism relatively often associates with ADHD and less often with anxiety disorders and ODD / CD. Also, the results show that children and adolescents with autism have developed less relational and affective skills than children and adolescents without a disorder and children and adolescents with a disorder other than autism. Furthermore, the self-awareness of children and adolescents with autism is less developed than that of children and adolescents without a disorder, but better developed than that of children and adolescents with autism and comorbid disorders. In addition, the self-management of young people with autism is less developed than that of children and adolescents without a disorder, are children and young people with autism and ADHD not facing more problems with self-management than the other research groups and are young people with autism and ODD / CD facing problems with all psychosocial skills. Finally, the study shows that the level of psychosocial skills of children and adolescents with autism is lower when comorbid disorders are present.Show less
Many studies have shown increased social anxiety in children with autism spectrum disorders (ASD). This anxiety can result from a combination of factors, including poor social skills. This study...Show moreMany studies have shown increased social anxiety in children with autism spectrum disorders (ASD). This anxiety can result from a combination of factors, including poor social skills. This study will examine if social skill rates will affect the levels of social anxiety. A total of 114 children participated in the study, 86 children in the control group, 28 children in de ASD-group. To measure social anxiety we used the Social Anxiety Scale for Children (SAS-K). Social skills were measured with the Social Cognitive Skills Test (SCST). We found no significant difference in the levels of social anxiety and the rates of social skills between the two groups. For children with ASD, there appeared to be no relation between social anxiety and social skills, social skills did not predict social anxiety. We did find a significant (but weak) relation between these variables for the control group, social skills proved to be a significant predictor of social anxiety for these children. False comorbidity in previous studies could be the cause of these contradicting results. The non-significant difference in social skills between the groups could mean that children with ASD do possess social cognitive skills, but cannot apply these in social situations. There are also limitations to the study which could affect the results.Show less
Onderzoek naar de factoren die van invloed zijn op leerachterstanden bij kinderen met autisme is vrij schaars. Het doel van deze studie was om te onderzoeken in hoeverre er bij kinderen en...Show moreOnderzoek naar de factoren die van invloed zijn op leerachterstanden bij kinderen met autisme is vrij schaars. Het doel van deze studie was om te onderzoeken in hoeverre er bij kinderen en jeugdigen van 9-18 jaar met autisme sprake was van leerachterstanden en in hoeverre interpersoonlijke vaardigheden en hoogbegaafdheid daarbij een rol spelen. Verschillende oudervragenlijsten zoals de Vragenlijst Psychosociale Vaardigheden (VPV) en de Sociaal Emotionele Vragenlijst (SEV) zijn ingevuld over een populatie van 583 kinderen en jeugdigen van 9 tot en met 18 jaar (M = 11.8 jaar oud, SD = 3.5). Door middel van kruistabellen en de Chi-kwadraattoets zijn de verschillende verbanden nagegaan. Uit de resultaten blijkt dat er meer achterstanden in rekenen en taal voorkomen bij kinderen met autisme dan bij kinderen zonder autisme. Ook bij kinderen met hoogbegaafdheid komen leerachterstanden voor, maar minder dan werd verwacht. Bij kinderen met interpersoonlijke vaardigheidstekorten komen vaker leerachterstanden voor dan bij kinderen met adequate interpersoonlijke vaardigheden. Kinderen met autisme hebben een hoger risico om interpersoonlijke vaardigheidstekorten te ontwikkelen. Het hebben van autisme en tekorten in interpersoonlijke vaardigheden geeft echter geen verhoogd risico op het ontwikkelen van leerachterstanden. Tenslotte hebben kinderen met autisme en hoogbegaafdheid een kleinere kans om leerachterstanden te ontwikkelen dan kinderen zonder hoogbegaafdheid. De resultaten laten zien dat kinderen met autisme vaker een leerachterstand hebben en meer achterstanden in interpersoonlijke vaardigheden en dat ondersteuning van kinderen met autisme op deze factoren van belang is.Show less
This research describes the correlation between the Theory of Mind and several aspects of language in children diagnosed with an Autism Spectrum Disorder (ASD). In this research, data from an...Show moreThis research describes the correlation between the Theory of Mind and several aspects of language in children diagnosed with an Autism Spectrum Disorder (ASD). In this research, data from an earlier study was used, that was done by the Universiteit Leiden (N = 147). This study included 65 girls (M = 10.6) and 82 boys (M = 11.1), between 8 and 17 years old. A t-test for independent samples was used, and several Pearson’s r correlation coefficients. The results show a weaker Theory of Mind in children diagnosed with an ASD, in comparison to children without ASD. In addition, all language aspects have a significant positive correlation with the Theory of Mind. These correlations all have a large effect. In future studies, more research is needed about the correlation of other language aspects with Theory of Mind, and the level of these language aspects in children diagnosed with an ASD. With this knowledge, a complete image can be created about the correlation of every aspect of the language development. Also, a complete image can be created about the strengths and weaknesses of the language development of children with an ASD.Show less
The present study investigated to what extent children with ADHD, ASD, and children with a combination of ADHD and ASD posses age-appropriate social competencies, whether there are differences or...Show moreThe present study investigated to what extent children with ADHD, ASD, and children with a combination of ADHD and ASD posses age-appropriate social competencies, whether there are differences or similarities between these groups of children, and whether age and sex have an influence on these differences or similarities. Parents were asked to complete two online questionnaires: the ‘Sociaal Emotionele Vragenlijst’ and the ‘vragenlijst Adaptieve Vaardigheden Jeugdigen’. Social competencies that were analyzed were ‘interaction with peers’, ‘interaction with parents, adults and authority’, and ‘autonomy and self-steering’. Results indicated that children diagnosed with developmental psychopathology differed significantly from the children without any disorders. Children with ADHD, and children with ASD scored significantly different on social competencies ‘interaction with peers’ and ‘autonomy’, but were similar on ‘interactions with parents, adults and authority’ and ‘self-steering’. No significant differences based on age and sex were found among the groups. Children with ADHD, and children with ASD benefit from interventions aimed at the development of social competencies, since these competencies lead to a better quality of life.Show less
Ontwikkelingsstoornissen gaan regelmatig gepaard met een grotere mate van stress bij de ouders. Bij ouders van kinderen met autisme blijkt dit tevens het geval te zijn, maar waar komt die stress...Show moreOntwikkelingsstoornissen gaan regelmatig gepaard met een grotere mate van stress bij de ouders. Bij ouders van kinderen met autisme blijkt dit tevens het geval te zijn, maar waar komt die stress precies vandaan? Om de juiste interventie te kiezen is het belangrijk om deze vraag te beantwoorden. Daarom wordt in dit onderzoek gekeken in hoeverre de ouderlijke stressbeleving te voorspellen valt vanuit de hoeveelheid autististische kenmerken van het kind en in hoeverre de mate van autistische eigenschappen van de ouder dit effect versterken. Dit is gedaan met behulp van 49 kinderen met een stoornis binnen het autismespectrum tussen de 8 en 19 jaar. De ouders zijn vergeleken met 49 ouders van kinderen zonder autismespectrum stoornis. Uit de resultaten blijkt dat de hoeveelheid autistische eigenschappen van het kind van invloed zijn op de ouderlijke stressbeleving, dat de hoeveelheid autistische eigenschappen van de ouder op zichzelf staand geen significante invloed hebben op de ouderlijke stressbeleving, maar dat deze hier wel een versterkende factor van zijn.Show less
In deze studie zijn de resultaten van effecten van oxytocine op de reactie van vaders van kinderen met autisme (n=7), vaders van typisch ontwikkelende kinderen (n=19) en mannen zonder kinderen (n...Show moreIn deze studie zijn de resultaten van effecten van oxytocine op de reactie van vaders van kinderen met autisme (n=7), vaders van typisch ontwikkelende kinderen (n=19) en mannen zonder kinderen (n=20) met elkaar vergeleken. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat de signalen van kinderen met autisme voor ouders vaak moeilijk te interpreteren zijn waardoor deze kinderen vaak niet begrepen worden. Het doel van deze studie is om te onderzoeken in hoeverre vaders van kinderen met autisme, vaders van typisch ontwikkelende kinderen en mannen zonder kinderen van elkaar verschillen in gemiddelde reactie en responsie tijd tijdens het luisteren naar een huilgeluid van een baby onder zowel de placebo als oxytocine conditie. Er is een verschil is in reactie op huilgeluiden gevonden tussen de drie groepen mannen waarbij vaders van kinderen met autisme de huilgeluiden anders interpreteerden vergeleken met de overige twee groepen mannen. Oxytocine blijkt hierin een belangrijke invloed te hebben die vooral bij het derde huilgeluid (het huilen van een prematuur geboren baby) naar voren kwam. Vaders van kinderen met autisme voelden zich bij gebruik van oxytocine minder vaak geprikkeld door het meest extreme huilgeluid en waren minder gericht op de mogelijkheid om het huilende kind te voeden vergeleken met de andere twee groepen mannen. Oxytocine kan er dus voor zorgen dat ook de huilsignalen van kinderen met autisme door ouders beter begrepen en geïnterpreteerd kunnen worden waardoor zij prompt en adequaat op hun kind kunnen reageren. Een interventie met behulp van oxytocine kan daarom zeker zinvol zijn voor gezinnen met een kind met autisme.Show less