In dit onderzoek is voor PI de Brug, een cluster vier school uit Leiden, gekeken naar met welke elementen van effectief begrijpend lezen er rekening gehouden moet worden bij het kiezen van een...Show moreIn dit onderzoek is voor PI de Brug, een cluster vier school uit Leiden, gekeken naar met welke elementen van effectief begrijpend lezen er rekening gehouden moet worden bij het kiezen van een nieuwe methode voor hun doelgroep. Als eerst zijn er uit drie reviews van wetenschappelijk onderzoek naar begrijpend leesonderwijs zes elementen gehaald die van belang zijn bij het vormgeven van effectief begrijpend lezen binnen het basisonderwijs. Deze elementen zijn: woordenschat en achtergrondkennis, leesstrategieën, leesmotivatie, technisch lezen, rijke taalomgeving en interactie. Het doel van het onderzoek was om na te gaan hoe deze elementen vormgegeven konden voor PI de Brug. Na het opstellen van de elementen is er onder de werknemers van de school een vragenlijst uitgezet over hoe het begrijpend leesonderwijs binnen de school ervaren wordt. Op basis van de resultaten uit de vragenlijst en wat er bekend is in de literatuur zijn er specifieke adviezen opgezet voor de school. Uit de resultaten bleken woordenschat en achtergrondkennis, leesmotivatie en een rijke taalomgeving als meest belangrijk te worden gezien binnen de school. Technisch lezen en interactie kwamen als laagste uit de resultaten. Deze resultaten en de literatuur hebben geleid tot aanbevelingen voor het begrijpend leesonderwijs op PI de Brug. Aanbevelingen waren bijvoorbeeld om een methode met veel aandacht voor interactie te vermijden, en leesmotivatie en een rijke taalomgeving te stimuleren door veel verschillende tekstsoorten en -structuren aan te bieden.Show less
Om te achterhalen in hoeverre leerkrachten van groep 5 t/m 8 aangeven kennis te hebben van de aspecten van begrijpend lezen en in hoeverre zij deze zeggen toe te passen in hun lessen begrijpend...Show moreOm te achterhalen in hoeverre leerkrachten van groep 5 t/m 8 aangeven kennis te hebben van de aspecten van begrijpend lezen en in hoeverre zij deze zeggen toe te passen in hun lessen begrijpend lezen is een vragenlijst afgenomen binnen een grote scholengemeenschap. Leerkrachten binnen de beoogde doelgroep gaven aan relatief meer kennis te hebben van de aspecten woordenschat en begrijpen en relatief minder kennis te hebben van de aspecten technisch lezen, evalueren en reflecteren en informatie opzoeken. De aspecten woordenschat en begrijpen lijken het meest te worden toegepast tijdens de lessen begrijpend lezen. Technisch lezen krijgt significant minder aandacht dan de overige aspecten. Het aantal jaar ervaring lijkt competentiebeleving in kennis van de aspecten niet te voorspellen. Meer competentiebeleving in woordenschat, begrijpen, informatie opzoeken en leesplezier lijkt samen te hangen met meer toepassing in de lessen begrijpend lezen. Dit is voor de aspecten evalueren en reflecteren en voor technisch lezen niet het geval. Wanneer de leerkracht een aanvullende taalcursus heeft gehad wordt er gemiddeld een hogere mate aan competentiebeleving in kennis van de aspecten aangegeven. Dit was voor het aspect woordenschat significant. De grootste winst in competentiebeleving lijkt behaald te kunnen worden binnen het aspect evalueren en reflecteren, aangezien daar in Nederland de grootste zorgen over bestaan wat begrijpend lezen betreft. Verdere implicaties van de resultaten en de limitaties van dit onderzoek worden bediscussieerd en er worden suggesties voor vervolgonderzoek gegeven.Show less
Begrijpend lezen houdt het begrijpen, gebruiken en reflecteren op geschreven teksten in. Om dit op een goede manier te kunnen doen is het onder andere van belang dat je in de gaten blijft houden of...Show moreBegrijpend lezen houdt het begrijpen, gebruiken en reflecteren op geschreven teksten in. Om dit op een goede manier te kunnen doen is het onder andere van belang dat je in de gaten blijft houden of je begrijpt wat je leest. Naar dit aspect, begripsmonitoring, is in dit onderzoek dan ook gekeken. Het doel van dit onderzoek was ten eerste te onderzoeken of zowel sterke als zwakke begrijpend lezers inconsistenties tijdens het lezen (online) opmerken wanneer het verhaaltje moeilijker wordt, doordat opvulzinnen worden toegevoegd. Ten tweede is onderzocht of zwakke begrijpend lezers meer moeite hebben met het opmerken van inconsistenties na afloop van het lezen van het verhaaltje (offline) in vergelijking met sterke begrijpend lezers wanneer opvulzinnen worden toegevoegd. Deze aspecten zijn met behulp van een inconsistentie paradigma onderzocht bij 29 scholieren uit groep zeven. Participanten moesten hierbij 32 verhaaltjes lezen, waarbij gegeven informatie consistent of inconsistent was met eerder beschreven informatie in het verhaaltje. Met behulp van leestijden is gemeten of zij tijdens het lezen inconsistenties opmerken. Daarnaast is met behulp van een vraag na afloop van het verhaaltje gemeten of zij na het lezen inconsistenties opmerken. Uit de resultaten blijkt dat zwakke begrijpend lezers niet meer moeite hebben met het opmerken van inconsistenties tijdens het lezen van het verhaaltje in vergelijking met sterke begrijpend lezers. Daarnaast blijken sterke en zwakke begrijpend lezers even goed te zijn in het opmerken van inconsistenties na afloop van het lezen van het verhaaltje.Show less
Ondanks dat er veel tijd aan leesonderwijs wordt besteedt, hebben veel leerlingen moeite met begrijpend lezen. Dit onderzoek is er op gericht om inzicht te geven in de cognitieve processen die...Show moreOndanks dat er veel tijd aan leesonderwijs wordt besteedt, hebben veel leerlingen moeite met begrijpend lezen. Dit onderzoek is er op gericht om inzicht te geven in de cognitieve processen die plaatsvinden tijdens het begrijpend lezen. Hierbij is er specifieke aandacht voor inferenties die kinderen maken tijdens het lezen en eventuele verschillen hierin. En daarnaast wordt er een nieuwe toets voor begrijpend lezen onderzocht, waarbij individuele verschillen in en moeilijkheden met begrijpend lezen geanalyseerd kunnen worden. Deze informatie kunnen leerkrachten gebruiken om hun leerlingen vooruit te helpen met het begrijpend lezen. De geselecteerde spreekproef (N= 49) bestaat uit 24 meisjes en 25 jongens uit groep 6, 7 en 8 van reguliere basisscholen. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van de MOCCA, de CBM-Maze task en van de Think Aloud & Recall. De MOCCA is zo gemaakt dat er door de antwoorden van de participant een onderscheid gemaakt kan worden wat voor proces er plaatsvindt tijdens het lezen van de verhaaltjes.Show less
Het doel van dit onderzoek is vaststellen hoe de vaardigheid in technisch lezen en woordenschat samenhangen met het kiezen van een bepaalde antwoordcategorie op de Multiple-choice Online Cloze...Show moreHet doel van dit onderzoek is vaststellen hoe de vaardigheid in technisch lezen en woordenschat samenhangen met het kiezen van een bepaalde antwoordcategorie op de Multiple-choice Online Cloze Comprehension Assessment (MOCCA). De MOCCA test meet individuele verschillen in het leggen van verbanden tijdens begrijpend lezen. Er is data verzameld bij 102 leerlingen uit groep 6, 7 of 8 van basisscholen uit Zuid-Holland. Bij hen is de MOCCA test afgenomen, evenals twee testen voor technisch lezen en woordenschat. Vervolgens is met een meervoudige lineaire regressie analyse onderzocht of participanten met een hogere score voor technisch lezen of woordenschat vaker het causale verband in een tekst zien. Op dezelfde manier is onderzocht of participanten met een lage score voor technisch lezen of woordenschat vaker een verkeerd antwoord kiezen op de MOCCA test, wat betekent dat het causale verband niet gezien wordt. Er kan geconcludeerd worden dat de individuele verschillen in technisch lezen en woordenschat de keuze van het antwoord op de MOCCA test beïnvloeden. Er bleek een significante, maar zwak positieve correlatie te zijn tussen het inzien van het causale verband in teksten van de MOCCA test en de deelvaardigheden technisch lezen en woordenschat. Over de correlatie met de verkeerde antwoorden dient onderscheid te worden gemaakt tussen de drie verkeerde antwoordmogelijkheden. Het kiezen van het antwoord dat eerder genoemde informatie herhaalt, bleek significant negatief te correleren met technisch lezen en woordenschat. Daarentegen bleek het kiezen van het overbruggings- of associatie-antwoord alleen significant negatief gecorreleerd te zijn met technisch lezen.Show less
Uit eerder onderzoek naar verveling en intelligentie bleek dat een lagere intelligentie gerelateerd was aan een hogere mate van verveling. Op basis van bestaande theorieën over verveling is te...Show moreUit eerder onderzoek naar verveling en intelligentie bleek dat een lagere intelligentie gerelateerd was aan een hogere mate van verveling. Op basis van bestaande theorieën over verveling is te verwachten dat verveling schoolprestaties negatief zal beïnvloeden. Toch is er in het verleden weinig onderzoek gedaan naar de onderlinge relaties tussen intelligentie, verveling en schoolprestaties op de basisschool. Het doel van dit onderzoek is meer inzicht te krijgen in hoe de relaties tussen bovengenoemde variabelen zijn op de basisschool. Er wordt in dit onderzoek specifiek gekeken naar schoolprestaties bij begrijpend lezen. Aan dit onderzoek namen 245 leerlingen uit groep acht deel, geworven onder 12 basisscholen. Gemeten zijn: verveling in het algemeen gemeten met de Boredom proneness scale (Farmer & Sundberg, 1986), verveling bij begrijpend lezen gemeten met de AEQ-M (Goetz & Hall, 2014) en intelligentie met de Raven SPM (Raven, J., Raven, J.C., & Court, J.H., 2004). Ook werd er gekeken naar controle en waarde van studenten en de relatie hiervan met schoolprestaties. Als indicator van schoolprestaties zijn Cito-scores gebruikt. Er was een zeer zwak negatief verband tussen algemene verveling en schoolprestaties. Verveling specifiek bij begrijpend lezen had geen verband met bijbehorende prestaties. Intelligentie bleek niet gerelateerd aan algemene verveling en niet aan verveling bij begrijpend lezen. Verveling speelde bij de relatie tussen intelligentie en prestaties geen rol. Als voorspellers voor begrijpend lezen prestaties bleken intelligentie en controle een unieke bijdrage te leveren.Voor leerkrachten in groep acht lijkt het niet noodzakelijk om het onderwijs aan te passen, om verveling te verminderen.Show less
In dit onderzoek wordt begripsmonitoring onderzocht bij kinderen uit groep 7 en adolescenten. Begripsmonitoring is het proces waarbij de lezer controleert of hij de tekst nog begrijpt en is een...Show moreIn dit onderzoek wordt begripsmonitoring onderzocht bij kinderen uit groep 7 en adolescenten. Begripsmonitoring is het proces waarbij de lezer controleert of hij de tekst nog begrijpt en is een belangrijke vaardigheid bij begrijpend lezen. Als de lezer de tekst goed begrijpt, wordt er een coherente mentale representatie gevormd in zijn geheugen. Om deze mentale representatie te kunnen maken, moeten inconsistenties in de tekst worden opgemerkt. De begripsmonitoring kan daarom onderzocht worden met het inconsistentie-effect. Het inconsistentie-effect is het verschil in leestijd tussen consistente en inconsistente zinnen. Onderzocht wordt in welke mate de factoren leeftijd en texuele afstand invloed hebben op het optreden van het inconsistentie-effect. Gebleken is dat de factor leeftijd invloed heeft op de grootte van het inconsistentie-effect, niet op de aanwezigheid van het effect. De textuele afstand heeft invloed wanneer er zes fillerzinnen tussen de eerste zin en de targetzin staan. Er is geen drieweg- interactie gevonden tussen de factoren leeftijd, textuele afstand en het inconsistentie-effect. De beperkingen van het onderzoek zijn de beperkte generaliseerbaarheid en de interne validiteit van het instrument.Show less
Curriculum-Based Measurement is een manier om herhaaldelijk een basisvaardigheid zoals lezen en rekenen te meten. Een manier om de vaardigheid lezen te meten, is de Maze-taak: een taak waarbij in...Show moreCurriculum-Based Measurement is een manier om herhaaldelijk een basisvaardigheid zoals lezen en rekenen te meten. Een manier om de vaardigheid lezen te meten, is de Maze-taak: een taak waarbij in een stuk tekst ieder zevende woord is vervangen door een drie-keuze-mogelijkheid. De leerlingen omcirkelen zo veel mogelijk goede opties binnen een tijdspanne van 2 minuten. CBM komt uit Amerika en voordat dit meetinstrument kan worden geïntegreerd in het Nederlandse leesonderwijs moet eerst de betrouwbaarheid en validiteit worden onderzocht. Bij 49 leerlingen uit groep 7 en 8, in de leeftijd van 10 tot 13 jaar, zijn in een periode van drie weken 9 Maze-taken afgenomen door twee proefleiders. Door Pearson correlaties te berekenen tussen de scores op de taken is een paralleltestbetrouwbaarheid variërend van .45 tot .91 gevonden. De Nederlandse Maze-taken zijn hierdoor matig tot zeer betrouwbaar te noemen. Door twee betrouwbare en valide meetinstrumenten, CITO begrijpend lezen en CITO technisch lezen (DMT), met de Maze-taak te vergelijken, kan de validiteit worden bepaald. Hierbij zijn Pearson correlaties van .36 en .56 gevonden. Ook zijn door middel van een onafhankelijke t-toets de scores tussen groep 7 en 8 vergeleken waaruit bleek dat groep 8 significant hoger scoort dan groep 7. Hierdoor is de Nederlandse Maze-taak als matig tot voldoende valide ingeschaald. Tot slot is er geen significant effect gebleken uit de onafhankelijke t-toets naar geslacht. In de toekomst kan verder onderzoek naar betrouwbaarheid en validiteit worden aanbevolen met een grotere steekproef en participanten door heel Nederland.Show less
Onderzoek heeft aangetoond dat het werkgeheugen een rol speelt in de vaardigheid begrijpend lezen. In het huidige onderzoek werd het verband tussen de werkgeheugencapaciteit en de vorming van een...Show moreOnderzoek heeft aangetoond dat het werkgeheugen een rol speelt in de vaardigheid begrijpend lezen. In het huidige onderzoek werd het verband tussen de werkgeheugencapaciteit en de vorming van een mentaal model bij kinderen in groep zes en groep acht onderzocht. De hoofdleestaak voor begrijpend lezen bestond uit zinnen met de voegwoorden ‘voordat’, ‘nadat’ en ‘terwijl’ die zowel een chronologische als niet-chronologische volgorde van gebeurtenissen aangaven. Om het werkgeheugen te onderzoeken werden werkgeheugentaken met verbale en numerieke onderdelen afgenomen. Deelnemers uit groep acht presteerden beter op de taak van begrijpend lezen dan de deelnemers uit groep zes. Er was onderscheid te zien in hoe de deelnemers presteerden op de verschillende typen zinnen uit de taak. Zinnen met het voegwoord ‘terwijl’ bleken het makkelijkst te begrijpen, vervolgens zinnen met ‘voordat’ en zinnen met het voegwoord ‘nadat’ waren het moeilijkst om te begrijpen. Alleen bij zinnen met het voegwoord ‘nadat’ had de plaats van het voegwoord een effect op het begrijpen van de zin. Zinnen die met ‘nadat’ begonnen werden slechter begrepen dan zinnen waar ‘nadat’ in het midden van de zin stond. Tussen de werkgeheugentaak met numerieke onderdelen en de taak voor begrijpend lezen waren significante verbanden aanwezig. Tussen de werkgeheugentaak met betrekking tot verbale informatie en de taak voor tekstbegrip waren echter geen significante correlaties gevonden. Dit kan komen doordat de begrijpend lezen taak op een vergelijkbare manier gepresenteerd werd als de numerieke werkgeheugentaak. De presentatie van de verbale werkgeheugentaak was daarentegen anders.Show less