Pieter van Laers (1599-1642) merkwaardige Zelfportret met heksenattributen (c. 1635 – 1637), waarop duivelse klauwen het magische ritueel van de schilder verstoren, werd tot op heden vaak verklaard...Show morePieter van Laers (1599-1642) merkwaardige Zelfportret met heksenattributen (c. 1635 – 1637), waarop duivelse klauwen het magische ritueel van de schilder verstoren, werd tot op heden vaak verklaard vanuit een persoonlijke belangstelling van deze Bentvueghel voor magie en occultisme. De overweldigende gelijkenis tussen het schilderij, ontstaan tijdens Van Laers verblijf in Rome, en de Necromancers van Angelo Caroselli (1585-1653) en Pietro Paolini (1603-1681) maakt echter duidelijk dat het afbeelden van een specifiek type magiër: de necromancer, een Romeinse traditie was. Deze Necromancers waren in trek bij de Romeinse clientèle en kwamen terecht in de collecties van belangrijke kardinalen, die de schilderijen verzamelden vanwege hun spottende en vermanende ondertoon. Een analyse van de Romeinse context laat zien dat magie alomaanwezig was in de Eeuwige Stad, maar er is geen bewijs dat Van Laer er zelf bij betrokken was. Tijdgenoten merkten bij Van Laer geen bijzondere belangstelling voor magie op, maar wel een humoristische inslag. Deze humor is terug te zien in het schilderij; Van Laer dreef de spot met zichzelf, andere schilders en de schilderkunst in het algemeen door zich af te beelden als falende magiër. Het Zelfportret als necromancer, zoals het werk zou moeten heten, sloot dus eerder aan bij een algemene magische trend dan bij een persoonlijke belangstelling van de schilder.Show less