Deze scriptie onderzoekt de naoorlogse politieke consensus tussen de Labour Partij en de Conservatieve Partij in het Verenigd Koninkrijk, welke na de Tweede Wereldoorlog een ongekende intensiteit...Show moreDeze scriptie onderzoekt de naoorlogse politieke consensus tussen de Labour Partij en de Conservatieve Partij in het Verenigd Koninkrijk, welke na de Tweede Wereldoorlog een ongekende intensiteit heeft bereikt. Het onderzoek omvat een analyse van de consensus tussen de politieke partijen die zich ontwikkelde tussen 1945 en 1967. Er wordt specifiek gekeken naar de voortzetting en reconstructie van deze consensus na de Suez-crisis van 1956, in relatie tot het koloniale en defensiebeleid ten aanzien van de Britse kolonie Aden tot aan de onafhankelijkheid in 1967. De studie benadrukt de complexiteit en nuances die inherent zijn aan de politieke verhoudingen in het naoorlogse Verenigd Koninkrijk, en onderstreept de noodzaak van een analyse om het concept van consensus te evalueren. Door een herwaardering van de rol van de Suez-crisis en de daaruit voortvloeiende veranderingen binnen het defensie- en koloniale beleid, wordt een vernieuwende blik geworpen op de invloed van deze crisis op de politieke consensus. De kolonie Aden fungeert als casestudy binnen het onderzoek, en er wordt uitgebreid gebruik gemaakt van de Britse Defence White Papers als primaire bronnen van informatie. Deze dissertatie draagt bij aan het academische debat over de veranderlijke aard van de Britse strategische belangen en beleidsvorming, en bevordert tevens een diepgaander inzicht in de Britse buitenlandse politiek.Show less
Deze scriptie behandelt de naoorlogse (1945-1962) strategie en inzet van de Koninklijke Marine op de Nederlandse Antillen. Deze twee zaken worden bezien in een breed kader, waarbij zij aan het...Show moreDeze scriptie behandelt de naoorlogse (1945-1962) strategie en inzet van de Koninklijke Marine op de Nederlandse Antillen. Deze twee zaken worden bezien in een breed kader, waarbij zij aan het Nederlandse buitenlands-, veiligheidsbeleid en marinebeleid worden gekoppeld. Enkele conclusies luiden dat de strategie en inzet werden vormgegeven door de wens om na de soevereiniteitsoverdracht aan de Verenigde Staten van Indonesië in december 1949 wereldwijd actief te blijven en dat Nederland vanuit dit uitgangspunt langdurige en tamelijk succesvolle onderhandelingen met de Verenigde Staten van Amerika voerde over Amerikaanse betrokkenheid bij de verdediging van de strategisch belangrijke eilanden Aruba en Curaçao in oorlogstijd. Tot slot wordt betoogd dat de Haagse vrees voor Venezolaanse annexatiepogingen van de Benedenwindse Eilanden en de opkomst van het communisme in de regio een andere reden vormde voor de gekozen strategische koers. De strategie en inzet kunnen daardoor worden gezien als een samenspel tussen enerzijds de intrinsieke motivatie om wereldwijd actief te blijven en anderzijds externe druk om de verdediging in de West te versterken.Show less
Deze scriptie tracht de factoren te achterhalen die het verschil verklaren in het buitenlands beleid van de kleine Golfstaten ten aanzien van de Syrische burgeroorlog. De verwachting is dat de...Show moreDeze scriptie tracht de factoren te achterhalen die het verschil verklaren in het buitenlands beleid van de kleine Golfstaten ten aanzien van de Syrische burgeroorlog. De verwachting is dat de verschillen tussen deze staten met betrekking tot de verhouding van het aantal buitenlanders tot de lokale bevolking, evenals de verhouding tussen religieuze bevolkingsgroepen, hebben geresulteerd in een verschil in het buitenlands beleid ten aanzien van het Syrische conflict. De bevindingen tonen aan dat zowel de relatie tussen religieuze bevolkingsgroepen als de relatieve machtsverhoudingen ten opzichte van andere staten een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van de verschillen in het buitenlands beleid van de kleine Golfstaten jegens Syrië.Show less