Angststoornissen en depressieve stoornissen hebben een diepe impact op onder andere jongvolwassenen. Fysieke activiteit, zoals krachttraining, als interventie hiervoor blijkt veelbelovend....Show moreAngststoornissen en depressieve stoornissen hebben een diepe impact op onder andere jongvolwassenen. Fysieke activiteit, zoals krachttraining, als interventie hiervoor blijkt veelbelovend. Specifieke effectieve aspecten, zoals type sport en frequentie, zijn echter minder duidelijk. Deze studie onderzocht de correlatie tussen sport (krachttraining en CrossFit) en de mate van angst en depressie, evenals de invloed van sportfrequentie. Hypothese I stelde dat de volgorde van lage naar hoge mate van depressie en angst zou zijn: krachttraining (KT), CrossFit (CF), geen sport (GS), getest met twee one-way ANOVA’s. Hypothese II veronderstelde dat sportfrequentie per week een negatieve relatie zou hebben met angst- en depressiesymptomen, getest middels twee lineaire regressieanalyses. Hypothese I werd gedeeltelijk ondersteund; van laag naar hoog waren de groepsgemiddelden voor depressie en angst: CF, KT, GS. Het enige significante verschil was tussen KT en GS in angstscores. CF had nog een lager gemiddelde, maar was waarschijnlijk door de kleine groepsgrootte niet significant. Gemiddelden van KT en CF lagen dicht bij elkaar en verschilden niet significant, wat kan suggereren dat ze een vergelijkbaar effect hebben op angst en depressie, en dat mensen simpelweg hun voorkeurssport kunnen kiezen om hun mentale gezondheid te verbeteren. Vervolgonderzoek moet experimenteel zijn, een grotere CF-categorie hebben, en een GS-groep die alleen uit niet-sporters bestaat. Hypothese II werd niet ondersteund; er was geen significante correlatie tussen sportfrequentie per week en angst- en depressiescores. Dit kan suggereren dat interventies van één keer per week sport voldoende zijn. Toekomstig onderzoek kan ook lagere frequenties onderzoeken om dit te testen.Show less
Achtergrond Wereldwijd zijn er 89,3 miljoen mensen gedwongen op de vlucht. De prevalentie van mentale ziektes zoals post-traumatische stressstoornis (PTSS), depressie en angst is hoger bij...Show moreAchtergrond Wereldwijd zijn er 89,3 miljoen mensen gedwongen op de vlucht. De prevalentie van mentale ziektes zoals post-traumatische stressstoornis (PTSS), depressie en angst is hoger bij vluchtelingen dan bij mensen die niet op de vlucht zijn. Er zijn verschillende behandelmethoden ontwikkelt die proberen de mate van PTSS, depressie en angst te verminderen, zoals cognitieve gedragstherapie (CGT), narrative exposure therapie (NET) of eye movement desensitization and reprocessing (EMDR). Door culturele overtuigingen kunnen symptomen van mentale ziektes en denkbeelden over behandelmethoden verschillen tussen culturen. Het doel van deze systematische review is om door middel van een meta-analyse te achterhalen of er verschil is in de effectiviteit van psychosociale behandelmethoden voor PTSS, depressie en angst bij westerse versus niet westerse vluchtelingen. Resultaten Psychosociale behandelmethoden hebben een significant verlagend effect op de mate van PTSS, depressie en angst bij vluchtelingen. Voor PTSS is dit effect z = -13.883, p < .001, voor depressie is dit effect z = -9.062, p < .001 en voor angst is dit effect z = -9.375, p < .001. Er is geen significant verschil gevonden tussen de effectiviteit van behandelmethoden voor PTSS, depressie en angst voor westerse versus niet-westerse vluchtelingen. Conclusie De meta-analyse toont aan dat de psychosociale behandelmethoden de mate van PTSS, depressie en angst significant verminderen bij vluchtelingen. Er zijn geen significante verschillen in effectiviteit van de behandelmethoden tussen westerse versus niet-westerse vluchtelingen gevonden waaruit geconcludeerd kan worden dat de behandelmethoden voor alle vluchtelingen even goed inzetbaar zijn.Show less
Bachelor thesis | Film- en literatuurwetenschap (BA)
closed access
Dit onderzoek draait om de mogelijkheid van representatie en interpretatie van depressie in postmodernistische literaire werken. Ik begin mijn onderzoek met het proberen te komen tot een werkbare...Show moreDit onderzoek draait om de mogelijkheid van representatie en interpretatie van depressie in postmodernistische literaire werken. Ik begin mijn onderzoek met het proberen te komen tot een werkbare definitie van depressie. Vervolgens ga ik aan de hand van de kenmerken die ik aan het ziektebeeld kan toewijzen verder de diepte in voor wat betreft de representatie van dit ziektebeeld. Hier ga ik ook in op hoe de representatie in Oblomov er uitziet. Vervolgens maak ik de sprong in het diepe naar het postmodernisme, ik zal wederom eerst proberen te komen tot een werkbare definitie, vervolgens behandel ik de gekozen literaire werken en stel ik vast op welke manier ze omgaan met de representatie van depressie in een postmodernistische verhaalwerkelijkheidShow less
Het doel van deze studie was het onderzoeken van de samenhang tussen BMI en depressieve gevoelens en BMI en gevoel van eigenwaarde. Daarnaast is er gekeken of sociale steun een modererende functie...Show moreHet doel van deze studie was het onderzoeken van de samenhang tussen BMI en depressieve gevoelens en BMI en gevoel van eigenwaarde. Daarnaast is er gekeken of sociale steun een modererende functie heeft op deze factoren. De participantengroep bestond uit 293 kinderen, 161 jongens en 123 meisjes uit Pune, een stad in India. De leeftijd van de kinderen lag tussen de 10 en 14 jaar. De gemiddelde leeftijd was 12.38 jaar (SD=1.17). BMI is berekend door middel van zelfrapportage van lengte en gewicht. Depressieve gevoelens zijn gemeten door middel van de SDQ. Gevoel van eigenwaarde is gemeten door middel van de Rosenberg Self-Esteem Scale. De sociale steun is gemeten door middel van een voor dit onderzoek ontwikkelde vragenlijst. Bij de resultaten kwam naar voren dat er een samenhang is tussen BMI en gevoel van eigenwaarde, noch tussen BMI en depressieve gevoelens. Verder is er geen modererend effect van sociale steun op de samenhang tussen BMI en gevoel van eigenwaarde. Wel hebben kinderen met meer sociale steun een groter gevoel van eigenwaarde. Er is een modererend effect gevonden van sociale steun op de samenhang tussen BMI en depressieve gevoelens: een kind met meer sociale steun heeft meer depressieve gevoelens. Bij vervolgonderzoek zou onderscheidt gemaakt kunnen worden tussen hoge en lage SES.Show less
In dit onderzoek wordt het verschil in de emotionele intelligentie tussen kinderen van 4 jaar tot en met 18 jaar (M = 10.67, SD = 3.67) met angstig en stemmingsverstoord gedrag en kinderen zonder...Show moreIn dit onderzoek wordt het verschil in de emotionele intelligentie tussen kinderen van 4 jaar tot en met 18 jaar (M = 10.67, SD = 3.67) met angstig en stemmingsverstoord gedrag en kinderen zonder angstig en stemmingsverstoord gedrag onderzocht. De onderzoeksgroep (N=422) bestaat uit 233 jongens en 189 meisjes. Met behulp van de Sociaal Emotionele Vragenlijst (SEV) is er vastgesteld of de kinderen kenmerken van angstig en stemmingsverstoord gedrag vertoonden. Met behulp van de Emotionele Intelligentie Vragenlijst (EIQ) is de emotionele intelligentie van de kinderen vastgesteld. Dit onderzoek toont aan dat kinderen met kenmerken van angstig en stemmingsverstoord gedrag een significant lagere score op de emotionele intelligentie lieten zien dan kinderen zonder kenmerken van angstig en stemmingsverstoord gedrag. Tevens heeft de dimensie angstig gedrag in het algemeen een negatieve invloed op de emotionele intelligentie, net als de dimensie sociaal-angstig gedrag. Daarnaast beïnvloeden de dimensies angstig gedrag in het algemeen en angstig-depressief gedrag samen de emotionele intelligentie. Er is geen significant verschil gevonden tussen kinderen met en zonder kenmerken van angstig en stemmingsverstoord gedrag voor wat betreft leeftijd, sekse en gezinssamenstelling.Show less