Gedragsproblemen hebben een negatieve invloed op de ontwikkeling van kinderen en jeugdigen. Diverse instellingen bieden behandeling aan kinderen en jeugdigen om gedragsproblemen te verminderen of...Show moreGedragsproblemen hebben een negatieve invloed op de ontwikkeling van kinderen en jeugdigen. Diverse instellingen bieden behandeling aan kinderen en jeugdigen om gedragsproblemen te verminderen of elimineren. In onderhavig onderzoek wordt het effect van behandeling onderzocht bij 180 kinderen en jeugdigen (5-16 jaar) met psychiatrische problematiek en gedragsproblemen die onder behandeling zijn (of waren) bij Zonnehuizen. De effectmeting gebeurt aan de hand van voor- en nametingen van gedragsproblemen met de Child Behavior Checklist (CBCL). Tevens wordt de relatie tussen het effect van behandeling en IQ, geslacht, leeftijd, internaliserende en externaliserende score op de voormeting onderzocht. Het landelijke project ‘ROM-ggz’ van GGZ Nederland schrijft effectmeting met de CBCL of de Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ) voor. De verkregen gegevens worden onder andere gebruikt voor ‘benchmarking’, waarbij GGZ-instellingen onderling worden vergeleken en uitspraken worden gedaan over de kwaliteit van zorg. Zorgverzekeraars gebruiken de ‘benchmark’ gegevens voor hun zorginkoop en verkoopbeleid. In onderhavig onderzoek wordt onderzocht of gebruik van de CBCL voor effectmetingen geoorloofd is. De evaluatie van het gebruik van de CBCL wordt aangevuld met onderzoek naar de bruikbaarheid van de SDQ voor effectmetingen. Uit de resultaten van onderhavig onderzoek blijkt dat er sprake is van effect van behandeling. De scores op de CBCL ten tijde van de nameting zijn significant lager (en daarmee gunstiger) dan de scores op de voormeting. Er is sprake van een zwakke positieve relatie tussen het effect van behandeling en IQ. Tussen het effect van behandeling en de internaliserende en externaliserende score op de voormeting is er sprake van een zwakke negatieve relatie. Er zijn beperkingen in het gebruik van de CBCL voor effectmetingen gevonden. Tevens zijn er onvoldoende onderzoeken beschikbaar die de bruikbaarheid van de CBCL of de SDQ voor het meten van gedragsproblemen bij kinderen en jeugdigen met een verstandelijke beperking hebben onderzocht, waardoor er eigenlijk geen conclusies uit effectmetingen met de CBCL of de SDQ kunnen worden getrokken en de gegevens niet gebruikt zouden moeten worden voor ‘benchmarking’.Show less
In deze studie is onderzocht of de cognitieve vertekeningen van reboundjongeren afnemen na deelname aan de cognitieve gedragstherapie EQUIP. Ook is onderzocht of de mate van programma-integriteit...Show moreIn deze studie is onderzocht of de cognitieve vertekeningen van reboundjongeren afnemen na deelname aan de cognitieve gedragstherapie EQUIP. Ook is onderzocht of de mate van programma-integriteit hierin een rol speelt. De studie is verricht op drie reboundvoorzieningen in Den Haag waar met het EQUIP programma wordt gewerkt. De Hoe-Ik-Denk vragenlijst (HID) is afgenomen bij 49 jongeren, waarvan 38 (77.6%) jongens en 11 (22.4%) meisjes, van 12 tot en met 16 jaar oud (M = 13.84, SD = 1.11). Uit de resultaten blijkt dat de leerlingen een afname op elk van de cognitieve vertekeningen laten zien na het verblijf op een van de reboundvoorzieningen. De gevonden effecten zijn gemiddeld tot groot. De programma-integriteit is gemeten door een zelf ontwikkelde vragenlijst af te nemen bij de EQUIP trainers van de reboundvoorzieningen. Er is geen verschil gevonden in de mate van programma-integriteit van EQUIP tussen de drie rebounds. Op de vraag of de programma-integriteit een modererend effect heeft op de effectiviteit van EQUIP, kan in dit onderzoek geen uitspraak over worden gedaan. Hier dient verder onderzoek naar te worden verricht.Show less