De Vereeniging Jan Pieterszoon Coen was een tot dusver weinig onderzochte vereniging die tussen 1925-1938 studiereizen organiseerde voor jongeren en leraren met als doel het vergroten van de...Show moreDe Vereeniging Jan Pieterszoon Coen was een tot dusver weinig onderzochte vereniging die tussen 1925-1938 studiereizen organiseerde voor jongeren en leraren met als doel het vergroten van de interesse in Nederland naar de kolonie. Dit initiatief was bedacht door de toenmalige directeur van de Koninklijke/Shellgroep Henri Deterding. De deelnemers van de reizen deelden hun ervaringen en meningen in rapporten. Deze rapporten zijn bewaard gebleven en geven weer hoe de deelnemers, ook wel 'Deterdingers' genoemd, tijdens hun reis werden overtuigd van het belang van de kolonie. Dit onderzoek gaat over het perspectief van de Deterdingers en hoe dit perspectief is te plaatsen binnen de Ethische Politiek.Show less
De koloniale politiek van Nederland aan het begin van de 20ste eeuw stond in het teken van de Ethische Politiek. Nederland had een ereschuld in te lossen voor het Indische volk. Voor de...Show moreDe koloniale politiek van Nederland aan het begin van de 20ste eeuw stond in het teken van de Ethische Politiek. Nederland had een ereschuld in te lossen voor het Indische volk. Voor de buitenwereld leek Nederlands-Indië rustig en vredig. De communistische opstanden van 1926-1927 toonden echter aan dat de Nederlandse macht een schijnvertoning was. In dit onderzoek is aan de hand van drie interne Nederlandse bronnen het koloniale perspectief bekeken. Er waren namelijk twee perspectieven op de oorzaken van de opstanden. Een interne, gericht op bestuurlijke fouten en een externe, gericht op buitenlandse beïnvloeding, zoals door de Komintern. Deze twee tegenstrijdige visies lieten de tweezijdigheid zien van de Nederlandse koloniale houding.Show less
Deze scriptie laat het opkomend nationalisme zien van de Indo-Europese gemeenschap in Nederlands-Indië van 1910-1930 onder invloed van de Ethische Politiek. Dit onderzoek analyseert de...Show moreDeze scriptie laat het opkomend nationalisme zien van de Indo-Europese gemeenschap in Nederlands-Indië van 1910-1930 onder invloed van de Ethische Politiek. Dit onderzoek analyseert de verenigingsbladen van verschillende Indo-Europese organisaties om zo de verschillende verhoudingen van deze gemeenschap tegenover nationalisme en de koloniale overheid te laten zien.Show less
Research master thesis | History: Societies and Institutions (research) (MA)
open access
This study compares the role played by Dutch and American engineers in the colonial governments of the Netherlands Indies and the American-controlled Philippines in the 1900-1920 timeframe. It...Show moreThis study compares the role played by Dutch and American engineers in the colonial governments of the Netherlands Indies and the American-controlled Philippines in the 1900-1920 timeframe. It contends that these colonial engineers extensively influenced the practical implementation of the civilizing missions of that were formulated in the United States and the Netherlands around 1900. Through the use of a sustained comparison between the activities of the engineers in these two Western countries and their tropical colonies the unique aspects of the American policy of “benevolent assimilation” and the Dutch “ethical policy” will be drawn into focus. This study makes use of the technocracy heuristic to analyze the behavior and ambitions of the engineers. Technocracy in this case refers to rule by experts, a goal that many members of the engineering profession that had emerged in both countries in the 1890s strove for. Such a political system could not be implemented in the Dutch and American metropoles, but in the colonies the engineers faced fewer obstacles to their political agenda. The technocratic ambitions of the engineers are reconstructed here by analyzing the rhetoric they used and the discourses they drew upon in their journals. In the first part of this study the emergence of the engineering profession in the Netherlands Indies and the United States is compared. The rhetoric of the engineers on either side of the Atlantic evinces important similarities, as does the receptiveness of politicians and public to their ideas. The new mode of imperialism and the civilizing missions that either country articulated concurrently also bear close resemblance. A series of vignettes in the second part of this study describing the practices and ideology of the colonial engineers working in the Netherlands Indies and the Philippines reveals how the meanings of the technologies they used were socially constructed. They show that the Americans possessed a unique willingness to have the Filipinos participate in their developmental strategy, whereas the Dutch did not cross the ethnographic separation from the Indonesians. This finding to an extent confirms the “exceptionalism” of American empire in this period.Show less