Mensen met de huidaandoening psoriasis hebben vaak te maken met stigmatisering. Dit kan een sterk negatief effect hebben op het welbevinden. Momenteel wordt er voornamelijk aandacht besteed aan het...Show moreMensen met de huidaandoening psoriasis hebben vaak te maken met stigmatisering. Dit kan een sterk negatief effect hebben op het welbevinden. Momenteel wordt er voornamelijk aandacht besteed aan het ervaren stigma. Het is belangrijk om meer kennis te vergaren over het publiek stigma door te onderzoeken hoe mensen met psoriasis worden waargenomen in de samenleving. Omdat etniciteit invloed kan hebben op de percepties en reacties van een individu, is het relevant om te kijken in hoeverre de mate van publiek stigma verschilt tussen verschillende etnische groepen. Om dit te onderzoeken hebben 120 participanten de mate van stigma gerapporteerd aan de hand van het zien van twee video vignettes waarin psoriasis wel of niet zichtbaar was. Bij de video vignette met zichtbare symptomen van psoriasis werd er meer publiek stigma gemeten (M = 16.18, SD = 4.92) dan als deze symptomen niet zichtbaar waren (M = 15.06, SD = 5.00), (t(119) = -3.28, p = .01). Daarnaast bleken er geen verschillen in de mate van publiek stigma tussen autochtone individuen, individuen met een westerse migratieachtergrond en individuen met een niet-westerse migratieachtergrond (F(2, 117) = 1.30, p = .28). De bevinding dat zichtbare symptomen van psoriasis leidt tot een toename van publiek stigma, benadrukt de noodzaak om hier verandering in te brengen. Wellicht door stigma-verminderende interventies. Daarnaast geeft de afwezigheid van verschillen in publiek stigma tussen de etnische groepen aanleiding tot vervolgonderzoek met een grotere diversiteit aan participanten en een gebalanceerde verdeling van de etnische groepen, om met meer zekerheid te kunnen kijken of deze verschillen er al dan niet zijn.Show less
Among 11-28% of children (0-6 years) in the Netherlands experience psychosocial problems, such as aggressive behavior and anxiety symptoms. These behavioral problems in childhood are a predictor...Show moreAmong 11-28% of children (0-6 years) in the Netherlands experience psychosocial problems, such as aggressive behavior and anxiety symptoms. These behavioral problems in childhood are a predictor for several problems in later adolescence and adulthood. Studies that examine the underlying mechanisms that play a role in the development of problem behavior can contribute to the development of adequate and effective (preventive) interventions, so that early intervention can be applied. The current study examined the role of physical discipline, ethnicity and attachment in the development of problem behavior in children aged 0-7 years in family residential clinics. The sample consisted of 50 parent-child dyads (Mage children = 3,28 years) recruited in four Dutch family residential clinics. The families had been referred to these clinics for an evaluation of their parenting capacities in the context of a decision regarding out-of-home placement or reunification with their child(ren). The pre-test consisted of a two-hour appointment in a lab setting at the clinic. During this appointment a number of questionnaires and tasks were administered to parent and child. In addition, the family’s therapist filled out a short questionnaire about the family. Physical discipline was observed during a “don’t touch” and “clean up” task and then scored on a 5-point Likert-scale. The preschool Child Behavior Checklist (CBCL) was used to assess child’s behavioral problems. Child’s attachment was measured using the Infant Coding System (ICS) and the MacArthur Preschool Attachment Classification System (PACS). The results showed that physical discipline is not related to child’s problem behavior and that ethnicity does not moderate this association. In addition, the results showed that child’s attachment does not play a mediating role in the association between physical discipline and child’s problem behavior. Future research will benefit from the use of multi-informant measures and should include more ethnicities.Show less
Dit onderzoek behandelt de verhouding tussen de Gotische en Romeinse (etnische) identiteit in Ostrogotisch Italië, en hoe die beïnvloed werd door de Gotische oorlogen (535-554). Aan de hand van...Show moreDit onderzoek behandelt de verhouding tussen de Gotische en Romeinse (etnische) identiteit in Ostrogotisch Italië, en hoe die beïnvloed werd door de Gotische oorlogen (535-554). Aan de hand van sociaalwetenschappelijke theorieën wordt zowel het historiografisch debat als het primaire bronnenmateriaal geanalyseerd (met name Procopius en Cassiodorus). Er blijkt een spanningsveld te zijn tussen de ideologische lading van het primaire bronnenmateriaal, en de ‘wereld achter de tekst’. Hier wordt een situationalistische lezing van etniciteit aangedragen als middenweg binnen de historiografische discussie. De betekenis en het belang van ‘Gotische’ of ‘Romeinse’ identiteit was context-afhankelijk.Show less
Little is known about the number of young people who have to deal with problem behavior and what factors are causing or have influence on this problem behavior. It is claimed that Moroccan...Show moreLittle is known about the number of young people who have to deal with problem behavior and what factors are causing or have influence on this problem behavior. It is claimed that Moroccan adolescents show more problem behavior than Dutch adolescents, but whether that is the truth can be doubted. The present study examined how self-esteem and four types of problem behavior are related. This is done with the Strength and Difficulties Questionnaire and the Rosenberg Self-Esteem Scale. These four types of problem behavior are emotional problems, behavioral problems, problems with peers and hyperactivity/inattention. In addition it is examined whether ethnicity has a moderating role in the relation between self-esteem and the four types of problem behavior. In the present study 403 adolescents participated, 214 native Dutch participants and 189 participants of Moroccan origin. First, the study showed a correlation between self-esteem and four types of problem behavior; this correlation was stronger for the Moroccan participants than for the native Dutch participants. Second, the Dutch participants showed more self-esteem than the participants of Moroccan origin. Third, the participants were found to differ in problem behavior, except for emotional problems; the Dutch participants showed more hyperactivity/inattention, the participants of Moroccan origin showed more problems with peers and more behavioral problems. Finally, the study showed that ethnicity does not play a moderating role in the relationship between self-esteem and the four types of problem behavior. In general it can be concluded that self-esteem and problem behavior are related, but that ethnicity is not a moderator in this relation.Show less
In dit onderzoek is gekeken naar de samenhang tussen acculturatievoorkeur, acculturatiediscrepanties en het welbevinden van migrantenjongeren met als mediërende variabele discriminatie. De...Show moreIn dit onderzoek is gekeken naar de samenhang tussen acculturatievoorkeur, acculturatiediscrepanties en het welbevinden van migrantenjongeren met als mediërende variabele discriminatie. De onderzoeksgroep is geworven via reguliere middelbare scholen en bestaat uit 39 Marokkaans-Nederlandse jongeren in de leeftijd van 13 tot en met 18 jaar, die onderwijs volgen op VMBO gemengde leerweg, VMBO theoretische leerweg en HAVO. Informatie werd verkregen middels een vragenlijst over acculturatiestrategieën, verwachtingen van de samenleving, discriminatie en welbevinden. De resultaten laten zien dat een voorkeur voor de separatiestrategie samenhangt met het welbevinden van de Marokkaans-Nederlandse jongeren. Discriminatie bleek niet te mediëren tussen de acculturatievoorkeur en welbevinden van de Marokkaans-Nederlandse jongeren en tussen de acculturatiediscrepanties en het welbevinden van deze jongeren.Show less
In dit artikel wordt ingegaan op de relatie tussen acculturatie en het welbevinden van 64 13-18 jarige jongeren van het VMBO en het HAVO met een Marokkaanse of Turkse afkomst, waarbij waargenomen...Show moreIn dit artikel wordt ingegaan op de relatie tussen acculturatie en het welbevinden van 64 13-18 jarige jongeren van het VMBO en het HAVO met een Marokkaanse of Turkse afkomst, waarbij waargenomen discriminatie is meegenomen als mediator en etniciteit als moderator. Tevens is er een vergelijking gemaakt met een tweede respondentengroep, bestaande uit 40 jongeren met een Surinaamse of Antilliaanse afkomst. De respondenten zijn afkomstig van zeven middelbare scholen uit voornamelijk de Randstad. De data is verzameld middels een vragenlijst. In diverse delen van de vragenlijst wordt aandacht besteed aan het welbevinden van de jongeren, acculturatievoorkeuren, de mate waarin acculturatiediscrepanties worden ervaren en de mate waarin discriminatie wordt waargenomen. Uit het onderhavige onderzoek komt naar voren dat de separatievoorkeur van de jongeren een voorspellende waarde heeft op het welbevinden. Ook is er een samenhang gevonden tussen de etniciteit van de jongeren en de mate waarin zij een integratiediscrepantie ervaren. Discriminatie blijkt geen mediator te zijn in de relatie tussen acculturatie en het welbevinden van de jongeren en ook etniciteit blijkt geen verklaring te bieden voor de samenhang tussen acculturatiestrategieën en de bijbehorende discrepanties.Show less
Er werd onderzocht of social defeat of sekse invloed heeft op de samenhang tussen psychosociale problemen en het gevoel van eigenwaarde. Het subsample bestond uit 226 respondenten tussen de 12 en...Show moreEr werd onderzocht of social defeat of sekse invloed heeft op de samenhang tussen psychosociale problemen en het gevoel van eigenwaarde. Het subsample bestond uit 226 respondenten tussen de 12 en 18 jaar oud uit vmbo- en mbo-klassen in Nederland. Er deden 130 jongens en 96 meisjes mee met het onderzoek. Hiervan hadden er 109 jongeren een autochtone afkomst en 117 jongeren een allochtone afkomst. De SDQ en de IAT hebben de bovengenoemde samenhang gemeten. Jongeren met een autochtone afkomst rapporteerden meer psychosociale problemen dan jongeren met een allochtone afkomst. De twee groepen rapporteerden een gelijke mate van gevoel van eigenwaarde. Het social defeat model wordt daarmee niet ondersteund. Voor jongens en meisjes zijn er geen verschillen gevonden.Show less
Stichting Kompaan en de Bocht (Kompaan) is een organisatie voor jeugdhulpverlening en biedt hulp bij problemen rondom opgroeien en opvoeden. Moslimpleegzorg staat hoog in het vaandel bij Kompaan,...Show moreStichting Kompaan en de Bocht (Kompaan) is een organisatie voor jeugdhulpverlening en biedt hulp bij problemen rondom opgroeien en opvoeden. Moslimpleegzorg staat hoog in het vaandel bij Kompaan, maar het idee is ontstaan dat er meer breakdowns plaatsvinden in desbetreffende groep dan in de reguliere pleegzorg. Daarom wil Kompaan een onderzoek dat zich richt op de moslimpleegzorg. Uit eerder onderzoek is gebleken dat pleegkindfactoren, pleeggezinfactoren en factoren die te maken hebben met de manier waarop de pleegzorg plaatsvindt worden geassocieerd met het plaatsingsverloop (Van Ooijen en Strijker (2010), Farmer, Moyers en Lipscombe, 2004, Van de Loo, 2008). Daarom worden deze factoren in onderstaand onderzoek geanalyseerd bij 46 moslimpleegkinderen en pleeggezinnen. Dit is de gehele moslimpopulatie van Kompaan. Bij iets meer dan de helft van deze kinderen heeft een breakdown plaatsgevonden. Doordat dit onderzoek zich specifiek op moslimpleegzorg richt, wordt de etniciteit, religie, opvoedingsstijl en manier van hulpverlening meegenomen. Uit onderzoek van de Graaf (1995) blijkt dat angst van de roddel in de Islamitsche gezinnen groot is. Ook wordt aangegeven dat er bij hulpverleneners kennis moet zijn van cultuur en tradities. Vrouwenzaken, zoals de opvoeding, worden met vrouwen besproken. Mannen hebben (nog) geen rol in de opvoedingsproblemen. Het is belangrijk dat de problemen die in een gezin spelen, binnen het gezin blijven en dus niet met buitenstaanders worden besproken. En het geloof speelt een rol in het dagelijks leven van veel moslims. In dit onderzoek worden vijf significante verschillen gevonden. De etniciteit van een pleegkind lijkt bepalend voor het verloop van een plaatsing. Daarnaast komt naar voren dat het contact met vader en het verloop van dit contact een rol speelt bij het verloop van een plaatsing. De etniciteit en het geslacht van de pleegzorgwerker maken ook een verschil wanneer het om moslimpleegzorgplaatsingen gaat. Het onderzoek geeft inzicht in de variabelen die mogelijk van invloed zijn op de moslimpleegzorgplaatsingen. Er dient rekening gehouden te worden met het lage aantal participanten en daardoor ook de beperkingen van de resultaten. Door de kleine onderzoeksgroep kan dit een vertekend beeld geven. De resultaten van dit onderzoek kunnen uitgangspunten zijn voor vervolgonderzoek. Daarnaast worden er aandachtspunten voor Kompaan beschreven.Show less