Ondanks de consensus over Gustav Stresemanns politieke vakkundigheid als minister van Buitenlandse Zaken in de Weimarrepubliek, en de effectiviteit van zijn beleid, is er na zijn dood wel een...Show moreOndanks de consensus over Gustav Stresemanns politieke vakkundigheid als minister van Buitenlandse Zaken in de Weimarrepubliek, en de effectiviteit van zijn beleid, is er na zijn dood wel een historisch debat ontstaan over de vraag welke doelstellingen hij nu eigenlijk voor ogen had. Vanaf het einde van de Eerste Wereldoorlog tot aan de Duitse toetreding tot de Volkenbond, heeft Stresemann als politicus, ongeacht zijn intenties, een aanzienlijke draai gemaakt.Show less
In deze scriptie wordt onderzoek gedaan naar de invloed die vakbonden, gemeten door de vakbondsdichtheid, uitoefenen op overheidsuitgaven aan sociale programma’s, gemeten als de sociale...Show moreIn deze scriptie wordt onderzoek gedaan naar de invloed die vakbonden, gemeten door de vakbondsdichtheid, uitoefenen op overheidsuitgaven aan sociale programma’s, gemeten als de sociale overheidsuitgaven. Aan de hand van een zelf samengestelde dataset worden OLS- en fixed effects-regressies gedraaid die als doel hebben om deze relatie uit te lichten. Door gebruik te maken van gedesaggregeerde vormen van sociale overheidsuitgaven en crisiseffecten wordt de bestaande kennis over het verband verdiept en verbreed. Uit de resultaten blijkt dat de vakbondsdichtheid inderdaad een positief effect hebben op de sociale overheidsuitgaven. Op de sociale uitgaven waartoe ook private stromen gerekend zijn lijkt geen sprake van een effect. Het effect van gedesaggregeerde uitgaven wijst erop dat vakbonden zich met name inzetten voor arbeidsongeschiktheidsuitgaven. Van een crisiseffect lijkt op de geaggregeerde uitgaven geenszins sprake. Wel hebben vakbonden mogelijk een nog sterker effect op de overheidsuitgaven aan arbeidsongeschiktheidsuitgaven tijdens crises. Dit onderzoek kunnen beleidsmakers gebruiken om te bepalen hoe zij in de toekomst om willen gaan met lobbyactiviteiten van vakbonden, met het oog op de afnemende vakbondsdichtheid.Show less
Een onderzoek naar het taboe op antropofagie in drie verschillende contexten in de Lage Landen in de late middeleeuwen. Aan de hand van mirakelverhalen, chirurgische traktaten en kronieken wordt...Show moreEen onderzoek naar het taboe op antropofagie in drie verschillende contexten in de Lage Landen in de late middeleeuwen. Aan de hand van mirakelverhalen, chirurgische traktaten en kronieken wordt getracht de relatie tussen antropfagie en het religieus ritueel van de eucharistie; medische antropofagie en antropofagie tijdens hongersnoden te duiden. Geconcludeerd wordt dat afhankelijk van de context het taboe op antropofagie opgeschort werd dan wel gehandhaafd bleef, waarbij tegelijkertijd gesteld kan worden dat taboes niet onveranderlijk en passief zijn, maar juist flexibel en actief zijn en ingezet konden worden om een verscheidenheid aan doelen te ondersteunen.Show less
In februari 1992 werd in Maastricht het Verdrag betreffende de Europese Unie getekend, beter bekend als het Verdrag van Maastricht. De totstandkoming van het Verdrag kent een hobbelige politieke...Show moreIn februari 1992 werd in Maastricht het Verdrag betreffende de Europese Unie getekend, beter bekend als het Verdrag van Maastricht. De totstandkoming van het Verdrag kent een hobbelige politieke geschiedenis door de uiteenlopende visies die de lidstaten van de Europese Gemeenschappen (EG) op de structuur van een toekomstige Unie hadden. Nederland, onder leiding van Kabinet Lubbers III, volgt Luxemburg in 1991 op als voorzitter van de EG, en moet in het half jaar dat volgt tot een conceptverdrag komen dat als oprichting van de Europese Unie dient. Het Dit werkstuk laat zien hoe Kabinet Lubbers III tot haar standpuntvorming komt over Europese samenwerking, hoe zij dit vertalen in een conceptverdrag, en hoe de andere lidstaten hier op reageren.Show less
O Brasil e a União Europeia tem relações diplomáticas desde a década de 60. Em 1960 o Brasil e a CEE estabeleceram as primeiras relações diplomáticas. Desde então, após sete cúpulas, o...Show moreO Brasil e a União Europeia tem relações diplomáticas desde a década de 60. Em 1960 o Brasil e a CEE estabeleceram as primeiras relações diplomáticas. Desde então, após sete cúpulas, o relacionamento bilateral mantém uma elevada importância tanto no quadro da política externa brasileira como nas prioridades da Comissão da União Europeia. O Brasil e a União Europeia possuem grandes laços históricos e culturais, as relações econômicos-comerciais também são de imensa relevância para ambos os lados, o Brasil é o quinto maior país fonte de investimentos diretos estrangeiros e a União Europeia é o maior parceiro comercial do Brasil. Estes, entre muitos outros motivos, levaram o Brasil e a União Europeia a assinarem uma parceria estratégica em 2007. Este estudo analisa o desenvolvivemto desta relação bilateralShow less
Sport is onderdeel van een groot deel van de samenleving. Bijna iedereen is wel bezig met een sport of heeft in het verleden wel aan sport gedaan. Ook in Turkije zie je dat sport een belangrijk...Show moreSport is onderdeel van een groot deel van de samenleving. Bijna iedereen is wel bezig met een sport of heeft in het verleden wel aan sport gedaan. Ook in Turkije zie je dat sport een belangrijk onderdeel van de samenleving is. Dit onderzoek gaat in de op de rol/functie van sport in het Osmaanse Rijk en de Republiek Turkije tot 1945. Een belangrijk onderdeel in dit onderzoek is de geschiedenis van sport en dan met name de filosofische ontwikkeling van sport. Hieruit vloeien namelijk een aantal functies, zoals het bevorderen van nationalistische gevoelens. Deze informatie wordt meegenomen naar de hoofdstukken over het Osmaanse Rijk en de Republiek Turkije om zo te kunnen zien welke functies werden toegepast en hoe deze dan vervolgens werden toegepast.Show less
In 1948 werden met de Europese top in Den Haag de eerste bouwstenen gelegd voor wat Winston Churchill 'The United States of Europe' had genoemd. Het was het begin van een proces dat tot op vandaag...Show moreIn 1948 werden met de Europese top in Den Haag de eerste bouwstenen gelegd voor wat Winston Churchill 'The United States of Europe' had genoemd. Het was het begin van een proces dat tot op vandaag de dag nog steeds gaande is. De verdieping en uitbreiding van het Europese project kon in de beginfase op veel sympathie rekenen van het Nederlandse Parlement, maar ziet tegenwoordig een steeds diverser verzet. Door middel van een chronologische analyse van de parlementaire Handelingen wordt in deze thesis gepoogd de redenen achter deze verandering te doorgronden. Naast de verandering van het Europese project zelf, waren ook de kleine eurokritische partijen en de gekozen strategieën van de elite-partijen debet aan de verandering van het verzet.Show less
De Europese overheid heeft geprobeerd de economische crisis zo goed mogelijk te lijf te gaan. De Amerikaanse visie hierop is nogal kritisch. In welke mate is er sprake van ´Amerikaans Oriëntalisme'?
De afgelopen jaren is veelvuldig onderzoek gedaan naar het almaar lagere opkomstpercentage van kiezers bij verkiezingen voor het Europees Parlement. Hier is tot dusver nog geen bevredigende...Show moreDe afgelopen jaren is veelvuldig onderzoek gedaan naar het almaar lagere opkomstpercentage van kiezers bij verkiezingen voor het Europees Parlement. Hier is tot dusver nog geen bevredigende verklaring uit voortgekomen (Schleicher 2011). Onderzoek van Kanne (2011) geeft aanwijzingen dat het vertrouwen van burgers in de politiek kan dalen door misverstanden over de inhoud van partijprogramma's. Dit dalende vertrouwen zou een reden kunnen vormen voor de lage opkomst bij Europese verkiezingen. Deze veronderstelling wordt in dit onderzoek verder onderzocht. Hierbij wordt getracht een onafhankelijke variabele, de stemintentie voor de aankomende Europese verkiezingen van 2014, te voorspellen uit een aantal onafhankelijke variabelen, te weten leeftijd, geslacht, partijvoorkeur en correlaties van wat kiezers aangeven belangrijk te vinden en wat in partijprogramma’s belangrijk gevonden wordt. Van deze variabelen vormt de laatste variabele, die zich richt op de veronderstelling van Kanne, de focus van het onderzoek. Gekeken wordt of de mate waarin er misverstanden zijn over het belang van onderwerpen een voorspeller is van de stemintentie bij de Europese parlementsverkiezingen. Om hier uitspraken over te kunnen doen zal gebruik worden gemaakt van een enquête onder een subpopulatie van kiezers (namelijk studenten aan de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit Leiden) en een inhoudsanalyse van partijprogramma's voor de Europese verkiezingen van 2014. Deze gegevens worden geanalyseerd aan de hand van het opstellen van een rangordecorrelatiecoëfficiënt en het uitvoeren van multipele regressieanalyse.Show less
Non-material factors, such as a person’s ideas and values concerning Europe, are very influential with respect to the way persons perceive Europe (Vollaard, n.d., p. 2). These associations with...Show moreNon-material factors, such as a person’s ideas and values concerning Europe, are very influential with respect to the way persons perceive Europe (Vollaard, n.d., p. 2). These associations with Europe are formed by a person’s upbringing, but also through education. Several studies have researched the relationship between a person’s level of education and his or her support for Europe. These researchers show that generally the higher educated Dutch people are the more positive they are about Europe (Dekker et al., 2007, p. 19; Dekker and Ridder, 2012, p. 56; Hakhverdian et al., 2013, p. 531; Op de Woerd, 2014, section para. 13, own translation; Dekker and Den Ridder, 2014, p. 25)? Could the reason for this be that the way Europe is represented at lower education levels is different from the representation of Europe at higher education levels? The main research aim of this thesis is to find out if lower educated obtain different information than higher education concerning Europe in social studies’ textbooks used at VMBO-bk, VMBO-kgt, HAVO and VWO in Dutch secondary education. It is also possible that the amount of information students receive about Europe differs from one education level to the next. As such, a possible explanation of the relationship between a person’s level of education and his or her support for Europe may be the way Europe is framed in different social studies textbooks. This thesis uses content analysis to explore and describe how Europe is represented in social studies textbooks in the Netherlands. Firstly, this work analyses how much information about Europe can be found in Dutch social studies textbooks by counting the number of pages. The results show that the lowest amount of information about Europe is found at VMBO-bk where, on average, 9.33 pages per book refer to Europe. The highest amount is found in VWO social studies text books with an average of 56.76 pages per book referring to Europe. Secondly, this thesis examines the positive and negative associations with Europe occurring in these textbooks. The outcomes are that at VMBO-bk and VMBO-kgt no specific positive associations prevails, whereas at HAVO and VWO, the focus lies on European economic and trade benefits. At VMBO-bk and VMBO-kgt no negative notion prevails, whereas at HAVO and VWO, the negative association ‘loss of sovereignty’ took prevalence over the other negative associations. Thirdly, the thesis analyses how the Netherlands is portrayed in the 12 textbooks, because the views of the nation itself and its relation to Europe also influences the way Europe is perceived (Harmsen, 2008, p. 318). The research finds that many different associations with the Netherlands exist in these books: from an international trade perspective, to a heaven for freedom, to a welfare state. Moreover, the fit between the associations with Europe and with the Netherlands have been explored. It was discovered that at both education levels a clear fit could not be found.Show less
Geïnspireerd door eerder onderzoek van Simon Otjes en Tom Louwerse (forthcoming) over de mate van overeenkomst in stemgedrag van de twee populistische partijen die Nederland rijk is (PVV en SP),...Show moreGeïnspireerd door eerder onderzoek van Simon Otjes en Tom Louwerse (forthcoming) over de mate van overeenkomst in stemgedrag van de twee populistische partijen die Nederland rijk is (PVV en SP), gaat dit artikel verder in op de overeenkomst in stemgedrag van alle populistische partijen die zitting hebben in het Europees Parlement. Populisme wordt geconceptualiseerd met nadruk op het antagonisme tussen het ‘volk’ en de corrupte ‘elite’ en de hang naar een grote mate van ‘volkssoevereiniteit’. Ik behandel zowel populistische partijen van de rechtervleugel als populistische partijen van de linkervleugel van het politieke spectrum. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen beleidsterreinen die te maken hebben met Europese integratie en beleidsterreinen die een meer traditionele of technische aard hebben. Op de eerst genoemde beleidsterreinen wordt ‘populistische invloed’ verwacht, terwijl bij de laatstgenoemde beleidsterreinen eerder een traditionele links-rechts verdeling wordt verwacht. Ik toon aan dat deze verwachtingen juist zijn. De overeenkomst in stemgedrag van populistische partijen blijkt in veel gevallen hoger te liggen op onderwerpen die de kern van het populisme vormen, dan op andere onderwerpen.Show less