Internationale organisaties spelen in toenemende mate een rol in het politieke landschap. Het aantal internationale organisaties groeit (Lall, 2017) door de jaren heen, maar weten hoe goed zij hun...Show moreInternationale organisaties spelen in toenemende mate een rol in het politieke landschap. Het aantal internationale organisaties groeit (Lall, 2017) door de jaren heen, maar weten hoe goed zij hun taak vervullen weten wij niet echt. De prestaties van internationale organisaties zijn tot nu toe redelijk onderbelicht gebleven in de wetenschappelijke wereld. Het artikel van Tallberg, Sommerer, Squatitro en Lundgren (2016) geeft een model waarmee de prestaties van internationale organisaties gemeten kunnen worden aan de hand van de beleidsoutput. De beleidsoutput wordt vervolgens getoetst met vijf variabelen: beleidsvolume, beleidsoriëntatie, beleidstype, beleidsinstrument en beleidsdoel. Deze scriptie gebruikt het dit framewerk om twee internationale organisaties te onderzoeken, de Europese Unie en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Hierbij wordt het milieubeleid van beide organisaties onder de loep genomen. werden drie van de vijf originele variabelen meegenomen en werden de beleidstukken van beide organisaties onderzocht door middel van inhoudsanalyse. Hieruit werden een paar dingen duidelijk. De beleidstypes die de beide organisaties kiezen zijn redelijk gelijk aan elkaar. Het regelgevende beleidstype wordt het vaakst gekozen, maar er is wel sprake van meer variatie bij de Europese Unie. Beleidsdoelen laten ook veel gelijkenissen zien. Opmerkelijk is wel dat de OESO relatief vaker beleid adviseert aan externe partijen, waarbij het vooral gaat om landen die niet volledig lid zijn van de organisatie. Het grootste verschil is te zien bij de beleidsinstrumenten. De OESO heeft geen harde beleidsinstrumenten om te gebruiken in tegenstelling tot de Europese Unie. Die gebruikte over het algemeen harde beleidsinstrumenten om zo het beleid op te leggen aan de lidstaten. Hieruit kan geconcludeerd worden dat beide organisaties hun mandaat vervullen, maar de Europese Unie beter presteert om het gewenste beleid tot uitvoering te laten komen. Aan het onderzoek zitten wel een paar beperkingen. Ten eerste zijn er veel verschillende organisaties, maar dit onderzoek kijkt maar naar twee. Verder zijn niet alle variabelen meegenomen van het originele artikel en wordt er alleen gekeken naar de beleidsoutput. Het onderzoek naar de prestaties van internationale organisaties staat nog in de kinderschoenen, dus toekomstig onderzoek is nog zeker nodig.Show less
De afgelopen jaren is het debat rondom het Molotov-Ribbentroppact sterk gepolariseerd. Enerzijds verdedigt Rusland met hand en tand het narratief van de Sovjet-Unie als heldhaftige overwinnaar van...Show moreDe afgelopen jaren is het debat rondom het Molotov-Ribbentroppact sterk gepolariseerd. Enerzijds verdedigt Rusland met hand en tand het narratief van de Sovjet-Unie als heldhaftige overwinnaar van de Tweede Wereldoorlog, en is er voor het Molotov-Ribbentrop geen plaats. Immers, Groot-Brittannië en Frankrijk lieten de Sovjet-Unie geen keus met hun 'appeasement-politiek'. Anderzijds stelt het Europese Parlement, sterk beïnvloed door de Baltische Staten - de grote benadeelden van het pact -, dat door het Molotov-Ribbentroppact de Tweede Wereldoorlog kon plaatsvinden. Hoe is het tot deze 'memory war' gekomen, en waarom is de geschiedenis belangrijk voor zowel de Russische federatie als de Europese Unie?Show less
In februari 1992 werd in Maastricht het Verdrag betreffende de Europese Unie getekend, beter bekend als het Verdrag van Maastricht. De totstandkoming van het Verdrag kent een hobbelige politieke...Show moreIn februari 1992 werd in Maastricht het Verdrag betreffende de Europese Unie getekend, beter bekend als het Verdrag van Maastricht. De totstandkoming van het Verdrag kent een hobbelige politieke geschiedenis door de uiteenlopende visies die de lidstaten van de Europese Gemeenschappen (EG) op de structuur van een toekomstige Unie hadden. Nederland, onder leiding van Kabinet Lubbers III, volgt Luxemburg in 1991 op als voorzitter van de EG, en moet in het half jaar dat volgt tot een conceptverdrag komen dat als oprichting van de Europese Unie dient. Het Dit werkstuk laat zien hoe Kabinet Lubbers III tot haar standpuntvorming komt over Europese samenwerking, hoe zij dit vertalen in een conceptverdrag, en hoe de andere lidstaten hier op reageren.Show less
In 1948 werden met de Europese top in Den Haag de eerste bouwstenen gelegd voor wat Winston Churchill 'The United States of Europe' had genoemd. Het was het begin van een proces dat tot op vandaag...Show moreIn 1948 werden met de Europese top in Den Haag de eerste bouwstenen gelegd voor wat Winston Churchill 'The United States of Europe' had genoemd. Het was het begin van een proces dat tot op vandaag de dag nog steeds gaande is. De verdieping en uitbreiding van het Europese project kon in de beginfase op veel sympathie rekenen van het Nederlandse Parlement, maar ziet tegenwoordig een steeds diverser verzet. Door middel van een chronologische analyse van de parlementaire Handelingen wordt in deze thesis gepoogd de redenen achter deze verandering te doorgronden. Naast de verandering van het Europese project zelf, waren ook de kleine eurokritische partijen en de gekozen strategieën van de elite-partijen debet aan de verandering van het verzet.Show less
Hoewel de Europese Unie een steeds prominentere rol speelt in het dagelijks leven van de Nederlandse bevolking, lijkt de Unie op weinig steun van het Nederlandse publiek te kunnen rekenen: een...Show moreHoewel de Europese Unie een steeds prominentere rol speelt in het dagelijks leven van de Nederlandse bevolking, lijkt de Unie op weinig steun van het Nederlandse publiek te kunnen rekenen: een opmerkelijke paradox. Het beeld dat het publiek van de Europese Unie heeft, wordt gevormd door de informatie die beschikbaar is. In deze informatievoorziening vervullen de media een belangrijke rol. In een adviesrapport van de Universiteit Leiden, in opdracht van het Genootschap van Hoofdredacteuren, is daarom de Nederlandse berichtgeving kwalitatief onderzocht. Uit interviews met enkele betrokken correspondenten en journalisten kwam naar voren dat er relevante verschillen zouden bestaan in de berichtgeving van correspondenten in Brussel en die van journalisten in Nederland. Vooral een verschil in de ‘toon’ van de verslaggeving (het subjectieve oordeel van een verslaggever over de EU) en een verschil in het gebruik van frames (de invalshoeken die een journalist kiest in de berichtgeving) vielen op. De uitspraken uit het adviesrapport vormen de aanleiding voor de hoofdvraag van deze masterscriptie: in hoeverre bestaan er verschillen in de ‘toon’ en ‘framing’ van de berichtgeving over de Europese Unie tussen correspondenten uit Brussel en journalisten in Nederland? De antwoorden op deze hoofdvraag dienen, naast een wetenschappelijke doel, ook een maatschappelijk doel en vormen een aanvulling op een specifieke discussie. Na de presentatie van het adviesrapport, barstte de discussie tussen de hoofdredacteuren los óf er daadwerkelijk verschillen bestaan in de berichtgeving. Een aantal hoofdredacteuren, zonder correspondent in de Europese hoofdstad, dacht van niet. Aan de hand van een kwantitatieve, deductieve inhoudsanalyse van 154 krantenartikelen, is zowel de ‘toon’ van een artikel bepaald, als de aanwezigheid van ‘hanteerbare’ mediaframes. Dit zijn frames, zoals het conflictframe, die vaak voorkomen in de mediaberichtgeving, omdat ze een belangrijk journalistiek criterium bevatten (‘conflict’) dat een gebeurtenis nieuwswaardig maakt. De verwachting in dit onderzoek was dat correspondenten positiever over de Europese Unie zouden berichten dan journalisten in Nederland. Daarnaast zouden journalisten meer gebruik maken van hanteerbare mediaframes dan correspondenten. Er bleken alleen significante verschillen te bestaan in de toon van de berichtgeving tussen correspondenten en journalisten. Dit verschil lijkt echter voort te komen uit het relatief grote aandeel columnisten in het corpus van de journalisten in Nederland. Geconcludeerd kan worden dat er geen relevante verschillen lijken te zijn in de berichten tussen de verslaggevers. De hoofdredacteuren die deze stelling verdedigden, mogen meer op hun keuze om de ‘Brusselse’ berichten gelijk te stellen aan de ‘Nederlandse’, vertrouwen.Show less
Dit is een verkennend onderzoek naar de trend van europeanisering van verkiezingsprogramma’s van politieke partijen in de periode van 2006 tot 2012 in Nederland. Europeanisering is het verschijnsel...Show moreDit is een verkennend onderzoek naar de trend van europeanisering van verkiezingsprogramma’s van politieke partijen in de periode van 2006 tot 2012 in Nederland. Europeanisering is het verschijnsel dat beleidsterreinen, organisaties, media, politiek, burgers en andere onderdelen van de publieke sfeer bepaalde nationale kwesties in de context van Europa plaatsen. Door te tellen hoe vaak wordt gerefereerd aan de Europese Unie en/of Europa in verkiezingsprogramma's van Nederlandse politieke partijen wordt gemeten in hoeverre de verkiezingsprogramma's geeuropeaniseerd zijn. De europeanisering van de Nederlandse publieke sfeer, in combinatie met de europeanisering van andere publieke sferen van Europese lidstaten, zou kunnen leiden tot het ontstaan van een Europese publieke sfeer.Show less
Non-material factors, such as a person’s ideas and values concerning Europe, are very influential with respect to the way persons perceive Europe (Vollaard, n.d., p. 2). These associations with...Show moreNon-material factors, such as a person’s ideas and values concerning Europe, are very influential with respect to the way persons perceive Europe (Vollaard, n.d., p. 2). These associations with Europe are formed by a person’s upbringing, but also through education. Several studies have researched the relationship between a person’s level of education and his or her support for Europe. These researchers show that generally the higher educated Dutch people are the more positive they are about Europe (Dekker et al., 2007, p. 19; Dekker and Ridder, 2012, p. 56; Hakhverdian et al., 2013, p. 531; Op de Woerd, 2014, section para. 13, own translation; Dekker and Den Ridder, 2014, p. 25)? Could the reason for this be that the way Europe is represented at lower education levels is different from the representation of Europe at higher education levels? The main research aim of this thesis is to find out if lower educated obtain different information than higher education concerning Europe in social studies’ textbooks used at VMBO-bk, VMBO-kgt, HAVO and VWO in Dutch secondary education. It is also possible that the amount of information students receive about Europe differs from one education level to the next. As such, a possible explanation of the relationship between a person’s level of education and his or her support for Europe may be the way Europe is framed in different social studies textbooks. This thesis uses content analysis to explore and describe how Europe is represented in social studies textbooks in the Netherlands. Firstly, this work analyses how much information about Europe can be found in Dutch social studies textbooks by counting the number of pages. The results show that the lowest amount of information about Europe is found at VMBO-bk where, on average, 9.33 pages per book refer to Europe. The highest amount is found in VWO social studies text books with an average of 56.76 pages per book referring to Europe. Secondly, this thesis examines the positive and negative associations with Europe occurring in these textbooks. The outcomes are that at VMBO-bk and VMBO-kgt no specific positive associations prevails, whereas at HAVO and VWO, the focus lies on European economic and trade benefits. At VMBO-bk and VMBO-kgt no negative notion prevails, whereas at HAVO and VWO, the negative association ‘loss of sovereignty’ took prevalence over the other negative associations. Thirdly, the thesis analyses how the Netherlands is portrayed in the 12 textbooks, because the views of the nation itself and its relation to Europe also influences the way Europe is perceived (Harmsen, 2008, p. 318). The research finds that many different associations with the Netherlands exist in these books: from an international trade perspective, to a heaven for freedom, to a welfare state. Moreover, the fit between the associations with Europe and with the Netherlands have been explored. It was discovered that at both education levels a clear fit could not be found.Show less
Geïnspireerd door eerder onderzoek van Simon Otjes en Tom Louwerse (forthcoming) over de mate van overeenkomst in stemgedrag van de twee populistische partijen die Nederland rijk is (PVV en SP),...Show moreGeïnspireerd door eerder onderzoek van Simon Otjes en Tom Louwerse (forthcoming) over de mate van overeenkomst in stemgedrag van de twee populistische partijen die Nederland rijk is (PVV en SP), gaat dit artikel verder in op de overeenkomst in stemgedrag van alle populistische partijen die zitting hebben in het Europees Parlement. Populisme wordt geconceptualiseerd met nadruk op het antagonisme tussen het ‘volk’ en de corrupte ‘elite’ en de hang naar een grote mate van ‘volkssoevereiniteit’. Ik behandel zowel populistische partijen van de rechtervleugel als populistische partijen van de linkervleugel van het politieke spectrum. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen beleidsterreinen die te maken hebben met Europese integratie en beleidsterreinen die een meer traditionele of technische aard hebben. Op de eerst genoemde beleidsterreinen wordt ‘populistische invloed’ verwacht, terwijl bij de laatstgenoemde beleidsterreinen eerder een traditionele links-rechts verdeling wordt verwacht. Ik toon aan dat deze verwachtingen juist zijn. De overeenkomst in stemgedrag van populistische partijen blijkt in veel gevallen hoger te liggen op onderwerpen die de kern van het populisme vormen, dan op andere onderwerpen.Show less
De Europese Unie (EU) beschouwt de bescherming van minderheden als een morele voorwaarde voor lidmaatschap en garandeert een bepaalde standaard op dit gebied (Toktas and Aras 2009, 706). Deze...Show moreDe Europese Unie (EU) beschouwt de bescherming van minderheden als een morele voorwaarde voor lidmaatschap en garandeert een bepaalde standaard op dit gebied (Toktas and Aras 2009, 706). Deze standaarden zijn vastgelegd door de Europese Commissie in de Kopenhagen-criteria (1993); dit zijn eisen aan potentiële leden op gebied van democratie en bescherming van mensenrechten, inclusief respect en bescherming van de rechten voor minderheden. Ondanks dat een specifieke clausule over minderheidsrechten is verwijderd toen de Kopenhagen-criteria onderdeel werden van wetgeving van de EU in het Verdrag van Amsterdam (1997), het blijft gelden als criteria voor toetreding, al is het geworden tot politieke in plaats van een juridische conditie (Swimelar 2008, 507).Show less
Bachelor thesis | Cultural Anthropology and Development Sociology (BSc)
open access
Palestina is het gebied waar de Europese Unie het meest in investeert wat betreft buitenlandhulp. De EU is vastbesloten om bij te dragen aan een oplossing voor het Israëlisch-Palestijns conflict...Show morePalestina is het gebied waar de Europese Unie het meest in investeert wat betreft buitenlandhulp. De EU is vastbesloten om bij te dragen aan een oplossing voor het Israëlisch-Palestijns conflict door middel van statebuilding in Palestina. In dit onderzoek verken ik in hoeverre de EU-statebuildingmissies nu bijdragen aan een voor Palestijnen legitieme oplossing van het conflict.Show less
Bachelor thesis | Cultural Anthropology and Development Sociology (BSc)
open access
Een antropologische bespreking van de nationale strategieën voor de integratie van Roma van Nederland, Frankrijk, Roemenië en Bulgarije. Met gebruikmaking van de concepten integratie, burgerschap...Show moreEen antropologische bespreking van de nationale strategieën voor de integratie van Roma van Nederland, Frankrijk, Roemenië en Bulgarije. Met gebruikmaking van de concepten integratie, burgerschap en intraculturele diversiteit worden de beleidsdocumenten geanalyseerd.Show less
In dit onderzoek wordt gekeken in welke mate de benaderingen die Carothers (2009) noemt ten aanzien van democratiehulp terug te vinden zijn in het beleid van de VS en de EU in Indonesië tussen 2000...Show moreIn dit onderzoek wordt gekeken in welke mate de benaderingen die Carothers (2009) noemt ten aanzien van democratiehulp terug te vinden zijn in het beleid van de VS en de EU in Indonesië tussen 2000-2008. Daarnaast wordt gekeken in welke mate de VS en de EU hun beleid hebben aangepast ten aanzien van de zwaktes van de democratie in Indonesië. Geconcludeerd wordt dat in het beleid van de VS de nadruk ligt op de politieke benadering en dat dit verschilt van de constateringen van Carothers. Bij ligt het accent de EU op de op ontwikkeling gerichte benadering, dit komt overeen met de analyse van Carothers. Beide actoren hebben hun beleid aangepast aan de context van Indonesië. De VS uitgebreider dan de EU, maar deze twee actoren complementeren. Het beleid van beide actoren biedt hulp aan alle zwaktes van de democratie in Indonesië.Show less