Na het Britse referendum op 23 juni 2016, waarbij voor een vertrek uit de Europese Unie werd gekozen, steeg de populariteit van eurosceptische en nationalistische partijen in verschillende Europese...Show moreNa het Britse referendum op 23 juni 2016, waarbij voor een vertrek uit de Europese Unie werd gekozen, steeg de populariteit van eurosceptische en nationalistische partijen in verschillende Europese landen. Met verkiezingen in Nederland, Frankrijk, Duitsland en Oostenrijk op de agenda, hielden veel Europese media rekening met een verdere desintegratie van de Europese Unie. Maar het tegenovergestelde gebeurde: in de vier landen werden (relatief) pro-Europese regeringen samengesteld, die niet de ambitie hadden de EU te verlaten. In Duitsland en Frankrijk – twee invloedrijke lidstaten – spraken de leiders de wens uit voor meer Europese politieke en financiële integratie. De kanteling van politieke en publieke steun voor Europese samenwerking kan te maken hebben met de wijze waarop deze processen zijn beschreven in de media. Voor Europese burgers zijn traditionele media (radio, televisie en kranten) de belangrijkste bron voor informatie over Europese politieke actualiteit. Na het Brexit-referendum en uitverkiezing van Donald Trump tot Amerikaanse president, woedde in het Nederlandse medialandschap een discussie over de vele journalisten die beide ontwikkelingen niet zagen aankomen. Hoewel de debatten ook op krantenredacties werden gevoerd, is er geen wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de inhoudelijke wijze waarop journalisten de fluctuerende maatschappelijke gebeurtenissen hebben beschreven. Dit onderzoek concentreert zich mede daarom op de vraag hoe twee invloedrijke Nederlandse dagbladen – NRC Handelsblad en de Volkskrant – de journalistieke berichtgeving over Europese politiek hebben vormgegeven en gepresenteerd. Op basis van relevante theorieën over framing en de issue-ownershiptheorie is voor een deductieve onderzoeksmethode gekozen, waarmee de volgende onderzoeksvraag is beantwoord. In hoeverre zijn er dominante frames geïdentificeerd en overheersende aandacht aangetoond voor specifieke partijpolitieke standpunten over Europese integratie in de journalistieke informatievoorziening van de Volkskrant en NRC Handelsblad tussen juni 2016 en maart 2018? Met een kwantitatieve inhoudsanalyse is onderzocht in hoeverre er frames te identificeren zijn in de artikelen. Kwantitatief is het aantal frames gemeten, kwalitatief is gekeken welke frames er inhoudelijk te identificeren zijn; dit is onderzocht op basis van een bestaand analysemodel dat eerder frames onderzocht in artikelen over Europese integratie. Uit die analyse blijkt dat in het grootste deel van de artikelen – 65,2% - in beide kranten geen frames zijn geïdentificeerd. Dat betekent dat in 34,8% van het totale corpus wel frames zijn geïdentificeerd. In NRC Handelsblad zijn meer frames geïdentificeerd dan in de Volkskrant, in absolute en relatieve context. De meest voorkomende frames zijn het conflictframe in NRC Handelsblad (39,4%). In de Volkskrant werd het verantwoordelijkheidsframe het vaakst geïdentificeerd (30,3%). In beide dagbladen kwam het economische gevolgenframe daarna het vaakst voor. Politiekinhoudelijk geeft het conflictframe relatief negatieve berichtgeving over Europese integratie weer; het economische gevolgenframe is neutraal en het verantwoordelijkheidsframe relatief positief. NRC Handelsblad schreef dus overwegend negatiever over Europese integratie dan de Volkskrant. Naast een inhoudelijke analyse is ook onderzocht hoeveel aandacht er was voor het standpunt omtrent Europese integratie van Nederlandse politieke partijen. In de artikelen is gemeten hoevaak bepaalde standpunten worden geciteerd of beschreven. In NRC Handelsblad werd meer ruimte vrijgemaakt voor de ‘Europese’ standpunten van Nederlandse partijen dan in de Volkskrant. In laatstgenoemde krant werden slechts vijf keer aandacht besteed aan de Europese standpunten. Liefst 56 keer werd een Nederlandse partij in NRC geciteerd of beschreven over zijn EU-standpunt. Politiekinhoudelijk kregen de partijen die selectieve Europese integratie (op bepaalde beleidsterreinen samenwerken, op andere nationale soevereiniteit) nastreven, de meeste aandacht en werd dit standpunt 23 keer genoemd. De grootste tegenhangers – federalisten en aanhangers van natiestaten – werden respectievelijk 11 en 10 keer genoemd. Er kan worden gesproken van een inhoudelijke balans, waarbij de journalistiek van NRC Handelsblad relatief politiek-neutraal was: de lezer werd niet unaniem richting één partij, denkrichting of ideologie genavigeerd door de krant. Datzelfde kan worden geconcludeerd over de Volkskrant.Show less
In 1948 werden met de Europese top in Den Haag de eerste bouwstenen gelegd voor wat Winston Churchill 'The United States of Europe' had genoemd. Het was het begin van een proces dat tot op vandaag...Show moreIn 1948 werden met de Europese top in Den Haag de eerste bouwstenen gelegd voor wat Winston Churchill 'The United States of Europe' had genoemd. Het was het begin van een proces dat tot op vandaag de dag nog steeds gaande is. De verdieping en uitbreiding van het Europese project kon in de beginfase op veel sympathie rekenen van het Nederlandse Parlement, maar ziet tegenwoordig een steeds diverser verzet. Door middel van een chronologische analyse van de parlementaire Handelingen wordt in deze thesis gepoogd de redenen achter deze verandering te doorgronden. Naast de verandering van het Europese project zelf, waren ook de kleine eurokritische partijen en de gekozen strategieën van de elite-partijen debet aan de verandering van het verzet.Show less
Er zijn twee verschillende verklaringen over wat de oorzaken zijn voor de houding die een partij aanneemt ten opzichte van Europese integratie: ideologie en strategie. Wanneer een partij haar...Show moreEr zijn twee verschillende verklaringen over wat de oorzaken zijn voor de houding die een partij aanneemt ten opzichte van Europese integratie: ideologie en strategie. Wanneer een partij haar standpunt baseert op ideologie komt dit voort uit de traditionele scheidslijnen op basis van religie, klasse en centrum-periferie (Marks & Wilson 2000, 434-436). Als een partij haar standpunt formuleert op basis van strategie dan is dit gebaseerd op electorale overwegingen zoals de standpunten van de (mogelijke) achterban en mogelijke coalitiepartners. Ook een combinatie van deze twee verklaringen wordt voorgesteld waar ideologie de algemene attitudes bepaalt en strategie het standpunt tegenover de huidige koers van de EU (Szczerbiak & Taggart 2008, 254-255). Dit onderzoek richt zich op de vraag wat bepalend is voor de standpunten van Nederlandse politieke partijen ten aanzien van Europese integratie ten tijde van de internationale economische crisis.Show less