Deze studie richt zich op Martin Heideggers vervelingsanalyse uit het eerste deel van de collegereeks Die Grundbegriffe der Metaphysik. Heidegger behandelt de verveling niet slechts als een gevoel...Show moreDeze studie richt zich op Martin Heideggers vervelingsanalyse uit het eerste deel van de collegereeks Die Grundbegriffe der Metaphysik. Heidegger behandelt de verveling niet slechts als een gevoel of een emotie maar ziet verveling als een fundamentele zijnstoestand: een grondstemming. Metafysica kan volgens Heidegger alleen plaatsvinden vanuit een toestand van gegrepenheid, en deze filosofische gegrepenheid komt tot stand wanneer we de grondstemming in onszelf wekken. Er is echter een probleem: Hoe moeten we deze grondstemming interpreteren? Is de grondstemming een diagnose van onze tijd (oftewel cultuurfilosofie) of is het de mogelijkheid tot filosofie überhaupt? Ik beargumenteer dat Heidegger zowel een tijdsdiagnose geeft en dus niet helemaal kan ontsnappen aan zijn eigen kritiek op cultuurfilosofie maar dat hij ook een fundamenteler filosofisch project heeft: het blootleggen van een verwijderd-zijn van onszelf als Dasein. Om deze interpretatie hard te maken zet ik allereerst uiteen dat Heidegger de mogelijkheid tot filosofie überhaupt ziet in gegrepenheid. Deze gegrepenheid veronderstelt dat we gestemd zijn en dat we onszelf kunnen begrijpen als Da-sein; in de stemming toont ons’ zijn zich als er-zijn. Vervolgens verken ik Heideggers fenomenologische analyse van de verveling. Heidegger onderscheid drie vormen: het verveeld-worden door iets, het zich-vervelen bij iets en de diepe verveling. In deze drie vormen komt geleidelijk steeds fundamenteler de leeggelatenheid en de opgehoudenheid terug die ons op het Dasein wijzen. Het feit dat de diepe verveling hiertoe in staat is, geeft aan dat het onze grondstemming is: het toont ons het ‘hoe en wat’ van het Dasein, en daarmee geeft het ons toegang tot het filosofisch vragen. De diepe verveling is onze grondstemming.Show less
Bachelor thesis | Film- en literatuurwetenschap (BA)
closed access
Slow cinema benaderd als een subjectieve, in plaats van een realistische filmstijl, aan de hand van Tijdservaring en Hechting, middels fenomenologie benaderd.
Deze paper formuleert, aan de hand van een case study van een transgender, een fenomenologische kritiek op metafysische theorieën van persoonlijke identiteit. De kritiek richt zich in het bijzonder...Show moreDeze paper formuleert, aan de hand van een case study van een transgender, een fenomenologische kritiek op metafysische theorieën van persoonlijke identiteit. De kritiek richt zich in het bijzonder op de rol van het lichaam in het concept van persoonlijke identiteit. De kritiek wordt geformuleerd aan de hand van de theorie van Merleau-Ponty, door middel van de relatie tussen de ervaring en identiteit. De paper zal laten zien dat de fenomenologische kritiek niet van toepassing is op zogeheten ‘ik-theorieën’, maar wel op zogeheten ‘geest-theorieën’, ‘lichaams-theorieën’ en ‘substraat-theorieën’. In deze paper blijkt dat voor de geest-, lichaams-, en substraat-theorieën de relatie tussen lichaam en identiteit een dusdanig groot probleem vormt, dat ze zich aan zouden moeten passen om een concurrent te kunnen blijven van de ik-theorieën.Show less
Dit onderzoek zal proberen, middels een fenomenologische kijk op een burn-out, te achterhalen hoe lijden gerelateerd is aan het mens-zijn alvorens te komen tot een vollediger begrip van lijden,...Show moreDit onderzoek zal proberen, middels een fenomenologische kijk op een burn-out, te achterhalen hoe lijden gerelateerd is aan het mens-zijn alvorens te komen tot een vollediger begrip van lijden, waarbij deze relatie in acht wordt genomen. De ontologie van Jean-Paul Sartre zal dienen als kader voor de fenomenologische analyse van een burn-out. De fenomenologische analyse van een burn-out aan de hand van Jean-Paul Sartre heeft filosofische relevantie omdat het lijden aan een burn-out laat zien dat lijden niet kan worden gereduceerd tot het stoïcijnse begrip van lijden als negatieve toestand. Als ziekte vindt een burn-out niet zijn oorsprong in fysieke of psychische aandoeningen. Een burn-out vindt, daarentegen, zijn oorsprong in de omgeving van degene die uiteindelijk lijdt aan een burn-out waarbij de omgeving druk uitoefent op de aangemeten identiteit van desbetreffend persoon. Wanneer de diagnose ‘burn-out’ is gesteld, dan wordt deze aangemeten identiteit - het ‘wat’ deze persoon is – ervaren als gebroken. Een burn-out onthult het ‘wie’ van de mens als zijnde dat zijn eigen zijnsgemis ondergaat en het belang van diens omgeving om te bepalen wat hij is in een betekenisvol en emotioneel geaffecteerd geheel. Hierdoor vormt de casus van een burn-out een toegang voor het begrijpen van de relatie tussen het lijden en de mens van waaruit een bijdrage kan worden geleverd aan een beter begrip van lijden.Show less