Binnen de ethiek zijn er door de jaren heen verschillende opvattingen ontstaan over de aard van het deugdelijk handelen. In de Ethica Nicomachea stelt Aristoteles dat deugdelijk handelen essentieel...Show moreBinnen de ethiek zijn er door de jaren heen verschillende opvattingen ontstaan over de aard van het deugdelijk handelen. In de Ethica Nicomachea stelt Aristoteles dat deugdelijk handelen essentieel is om een gelukkig leven te leiden. In de Fundering stelt Kant dat genot geen rol moet spelen bij het uitvoeren van morele handelingen. Deze scriptie zal antwoord geven op de volgende hoofdvraag; Is deugdelijk handelen iets om van te genieten of is het onaangenaam? Om deze vraag te beantwoorden analyseer ik de rol van genot in zowel de deugdethiek als de deontologie, zoals beschreven in de bovenstaande literatuur. Vervolgens beschrijf ik de Kantiaanse kritiek op de ethiek van Aristoteles om duidelijk te maken dat het Kantiaanse concept van heteronomie onverenigbaar is met de motivatie voor moreel handelen binnen de deugdethiek. Hierna zullen de sterktes en zwakte van beide standpunten worden benoemd door te kijken naar praktische ethische vraagstukken. Tot slot volgt de conclusie dat zowel Kant als Aristoteles ongelijk heeft, omdat het ervaren van genot in morele handelingen afhankelijk is van de situatie waarin de actor zich bevindt.Show less