In 1572 is Zutphen het toneel van een burgeroorlog. In juni vindt de stad aansluiting bij de Opstand van Willem van Oranje en Willem van den Bergh, dankzij hulp van binnenuit. In november wordt de...Show moreIn 1572 is Zutphen het toneel van een burgeroorlog. In juni vindt de stad aansluiting bij de Opstand van Willem van Oranje en Willem van den Bergh, dankzij hulp van binnenuit. In november wordt de stad door het regeringsleger van Alva en don Fadrique heroverd en gestraft voor de opstandigheid. Volgens verhalen uit de latere herinneringscultuur vindt er dan een bloedbad onder de burgerbevolking plaats. Deze scriptie laat zien dat dit verhaal het product is van eigentijdse geruchten en propaganda, en gepolitiseerde herinneringspraktijken in de zeventiende eeuw. De lokale herinneringscultuur is een modern verschijnsel. Het aanvankelijke uitblijven van een lokale herinneringstraditie wordt verklaard door het ontbreken van belanghebbenden en de werking van vergetelheidclausules in amnestieregelingen als het Generaal Pardon (1574) en de Pacificatie van Gent (1576). Wat is er dan wel gebeurd? In werkelijkheid wordt het garnizoen Waalse huurlingen ter dood veroordeeld. Voor de Zutphenaren is 1572 (in hun woorden) vooral een 'ellendig jaar', waarbij de nadruk niet vanzelfsprekend op de gebeurtenissen in november ligt.Show less
In dit onderzoek staat het mediadebat rondom de Joodse oorlogspleegkinderen (1990-2001) centraal. Dit debat ontstond naar aanleiding van publicaties van journaliste Elma Verhey en twee congressen...Show moreIn dit onderzoek staat het mediadebat rondom de Joodse oorlogspleegkinderen (1990-2001) centraal. Dit debat ontstond naar aanleiding van publicaties van journaliste Elma Verhey en twee congressen voor Joden die als kind ondergedoken hebben gezeten. De media stortte zich zowel op 'de mythe van de schuldige omstander' tijdens de bezetting als op de gebrekkige opvang van Joodse overlevenden na de Tweede Wereldoorlog door de Nederlandse overheid. In deze scriptie wordt duidelijk gemaakt dat er in de meeste berichten in de media die direct of indirect te maken hadden met Joodse oorlogspleegkinderen duidelijk een emotionele, morele visie domineerde. Tevens wordt bevestigd dat er een kloof bestaat tussen wetenschap en maatschappij, waarbij de collectieve herinnering veel invloed heeft op de perceptie van het verleden.Show less
In deze scriptie wordt de geschiedvisie onderzocht van protestantse opwekkingsbewegingen in Nederland, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk tussen ongeveer 1815 en 1865. Er worden drie algemene...Show moreIn deze scriptie wordt de geschiedvisie onderzocht van protestantse opwekkingsbewegingen in Nederland, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk tussen ongeveer 1815 en 1865. Er worden drie algemene geschiedenissen bestudeerd die gericht waren op het lager onderwijs in respectievelijk Nederland, Engeland en (Franstalig) Zwitserland. Voor Nederland gaat het om de Schets der algemeene geschiedenis van de Amsterdamse evangelist en predikant Jan de Liefde. De Engelstalige bron betreft Universal History on Scriptural principles van Mary Bowley. De Franstalige bron is Esquisse d'une histoire universelle van de Zwitserse schooldirecteur Adam Vulliet. Middels deze internationale vergelijking wordt gezocht naar een antwoord op de vraag in hoeverre er in de eerste helft van de negentiende eeuw sprake was van een internationale opwekkingshistoriografie?Show less
In de historiografie heeft de herdenkingsgeschiedenis de laatste decennia aanzienlijke belangstelling verworven. De herdenkingscultuur rond de Belgische Afscheiding neemt hierin vooralsnog een...Show moreIn de historiografie heeft de herdenkingsgeschiedenis de laatste decennia aanzienlijke belangstelling verworven. De herdenkingscultuur rond de Belgische Afscheiding neemt hierin vooralsnog een bijzondere positie in. De thesis ‘De mythe van de Volksgeest’: de Belgische Afscheiding herdacht (1832-1932) belichaamd een herwaardering van deze herdenkingscultuur. In tegenstelling tot vele andere gedenkwaardige nationale aangelegenheden, kan met name de Tiendaagse Veldtocht (1831) nauwelijks als een nationaal hoogte- of dieptepunt worden beschouwd. Toch werd deze in bepaalde kringen wel degelijk het herdenken waard geacht. De voorstanders van herdenking waren voornamelijk oud-strijders – georganiseerd in de vereniging Het Metalen Kruis – en (oud-)militairen, (protestantse) notabelen, geestelijken en leden van het hof. Voor hen belichaamde de Tiendaagse Veldtocht een glorieuze overwinning. Bovendien had het Nederlandse volk als gevolg van de ‘wapenroep’ van koning Willem I nimmer een eenheid tentoongespreid als in die roerige jaren 1830-1832. Een dergelijke gebeurtenis verdiende het op nationale schaal te worden herdacht. Vanaf de eerste grote herdenking in 1856 tot het vijftigjarig jubileum in 1881 werd de herinnering aan de ‘mythe van de eendracht van 1830-1832’ vooral dankzij de veteranen nog op enige schaal herdacht. Na hun verdwijnen – door ziekte en ouderdom – rond het fin de siècle werd echter al snel duidelijk dat de herinnering aan de Afscheiding hen niet lang zou overleven – laat staan tot een daadwerkelijk nationale aangelegenheid zou worden.Show less