During the partition, more than twelve million people crossed the border to reach Pakistan or India, soon communal violence roared in which women, out of revenge and hatred, became the victim of...Show moreDuring the partition, more than twelve million people crossed the border to reach Pakistan or India, soon communal violence roared in which women, out of revenge and hatred, became the victim of sexual violence at the hands of the other ethnic community. One of the major issues plaguing women was the widespread abductions of women by men from the other ethnic community in which many women were stuck on the other side of the border. Soon after, an interdominion agreement was drafted to recover abducted women from Pakistan to India and vice versa. In 1949 this agreement was discussed again to be renewed and possibly amended. The Constituent Assembly transcript of this debate that lasted for four days has been used to investigate through critical discourse analysis which roles of women within ethnicity are reproduced and to what extent. This thesis has used the framework from Anthias and Yuval-Davis to define those roles. Women's roles as boundaries, signifiers of difference, and biological reproducers become highly visible in the debate and most of all point to one issue: the lack of autonomy and representation of the voices of abducted women. Moreover, while the distinct roles of Anthias and Yuval-Davis are helpful, they lack a relational approach to the prescribed roles of women and men.Show less
In dit onderzoek wordt gekeken naar het verschil in probleemgedrag tussen kinderen uit een hoog en laag SES in India. Daarnaast wordt onderzocht of kinderarbeid een mediërende factor is tussen SES...Show moreIn dit onderzoek wordt gekeken naar het verschil in probleemgedrag tussen kinderen uit een hoog en laag SES in India. Daarnaast wordt onderzocht of kinderarbeid een mediërende factor is tussen SES en probleemgedrag. Ten eerste wordt verwacht dat kinderen uit een laag SES meer internaliserende en externaliserende problemen hebben dan kinderen uit een hoog SES. Ten tweede wordt verwacht dat kinderen uit een laag SES meer werken en ten derde wordt verwacht dat kinderen die werken meer probleemgedrag zullen rapporteren vergeleken met kinderen die niet werken. Ten slotte wordt verwacht dat arbeid een mediator is tussen SES en probleemgedrag. In totaal waren er 293 participanten tussen de 10 en 15 jaar oud (M = 12.37 jaar; SD = 1.17), waarvan 137 jongens en 101 meisjes. Van 55 participanten is het geslacht niet bekend. Alle deelnemers zijn scholieren uit de stad Pune in India. Bij hen is de sociaal economische status (SES) bepaald door de school waar ze op zitten. De participanten hebben daarnaast allemaal een zelfbeoordelingslijst van de SDQ ingevuld en ook zijn ze minstens twee keer geïnterviewd om te meten hoeveel minuten ze per dag werken. Uit de resultaten is gebleken dat hoe hoger het SES van de kinderen, hoe minder internaliserende en externaliserende problemen zij hebben. Daarnaast is gebleken dat kinderen uit een laag SES meer moeten werken dan kinderen uit een hoog SES. Er is geen verband gevonden tussen arbeid een internaliserend probleemgedrag. Tussen arbeid en externaliserend probleemgedrag is een negatief verband gevonden. Arbeid blijkt geen mediator te zijn tussen SES en probleemgedrag.Show less
In het huidige onderzoek werd gekeken naar de samenhang tussen sport en gevoel van eigenwaarde en sport en depressie. Er werd ook gekeken of BMI een mediërend effect had op de verbanden tussen...Show moreIn het huidige onderzoek werd gekeken naar de samenhang tussen sport en gevoel van eigenwaarde en sport en depressie. Er werd ook gekeken of BMI een mediërend effect had op de verbanden tussen sport en gevoel van eigenwaarde en depressie. Verwacht werd dat sport positief zou samenhangen met gevoel van eigenwaarde en negatief met depressie, met BMI als mogelijke mediator. In totaal was er data beschikbaar van 293 kinderen uit Pune, India. Voor de huidige scriptie zijn 191 participanten met een hoge SES gebruikt. Er waren 121 jongens en 65 meisjes, van vijf kinderen was het geslacht niet bekend. De oudste participant was veertien jaar en de jongste participant was tien jaar. De participanten hebben driemaal in dagboekvorm de dag ervoor zo expliciet mogelijk beschreven. BMI is gemeten met de hiervoor ontworpen methode lengte/gewicht2, depressie met de SDQ en gevoel van eigenwaarde met de Rosenberg Self-Esteem Scale. Hoeveel de kinderen aan sport deden is gemeten aan de hand van data verkregen uit de interviews. De data is door studenten van de Universiteit Leiden gecodeerd. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt echter dat er geen significante verbanden bestaan tussen sport, gevoel van eigenwaarde en depressie bij kinderen in India. BMI had ook geen mediërend effect. Wellicht sporten de kinderen in India te weinig om positieve effecten van het sporten te ervaren. Of er heerst een ander ‘ideaalbeeld’ in India waardoor eer minder nadruk wordt gelegd op het ‘dun zijn’.Show less
Deze studie heeft onderzocht of mediagebruik samenhangt met internaliserende en externaliserende gedragsproblemen en wat de rol van ouders in het mediagebruik is bij kinderen in India. Verwacht...Show moreDeze studie heeft onderzocht of mediagebruik samenhangt met internaliserende en externaliserende gedragsproblemen en wat de rol van ouders in het mediagebruik is bij kinderen in India. Verwacht werd dat mediagebruik samenhangt met meer internaliserende en externaliserende gedragsproblemen en ook werd verwacht dat mediagebruik met toezicht minder sterk samenhangt met internaliserende en externaliserende gedragsproblemen dan mediagebruik zonder toezicht. De participanten van dit onderzoek waren 293 kinderen uit India tussen de 10 en 14 jaar oud, waarvan 161 jongens en 123 meisjes. Van de overige negen participanten is het geslacht onbekend. De gegevens met betrekking tot het mediagebruik (aantal uur televisie, tablets en computer/videospellen) zijn verzameld middels een dagboek die is ingevuld tijdens een interview met de kinderen. De internaliserende en externaliserende gedragsproblemen zijn geanalyseerd door middel van de Strenghts and Difficulties Questionnaire (SDQ). De resultaten van het onderzoek laten zien dat mediagebruik over het algemeen samenhangt met meer internaliserende en externaliserende gedragsproblemen en dat enkel ouderlijk toezicht niet voldoende is om de negatieve effecten van mediagebruik te modereren. Dit impliceert dat het belangrijk is dat ouders strategieën toepassen zoals bijvoorbeeld regels opstellen of samen evalueren met hun kinderen over het mediagebruik.Show less
In het huidige onderzoek wordt nagegaan of de sociaaleconomische status (SES) van een jongere samenhangt met de relatie tussen gestructureerde buitenschoolse activiteiten en internaliserende en...Show moreIn het huidige onderzoek wordt nagegaan of de sociaaleconomische status (SES) van een jongere samenhangt met de relatie tussen gestructureerde buitenschoolse activiteiten en internaliserende en externaliserende problematiek. De data zijn afkomstig van 293 jongeren tussen de 10 en 14 jaar oud uit de stad Pune in India (161 jongens, 123 meisjes, Mleeftijd=12.38 jaar, SDleeftijd=1.17). Deelname aan gestructureerde activiteiten is bepaald aan de hand van dagboeken die ingevuld zijn tijdens interviews. De mate van internaliserende en externaliserende problematiek is gemeten door middel van de Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ). Het onderscheid tussen een hoge en een lage SES is gemaakt aan de hand van de scholen waar de jongeren naartoe gaan. Uit de resultaten blijkt dat SES geen modererende factor is in de relatie tussen gestructureerde activiteiten en internaliserende en externaliserende problematiek bij jongeren in India. Wel is er een positieve samenhang tussen gestructureerde activiteiten en internaliserende problematiek te zien voor alle Indiase jongeren ongeacht hun SES. Om internaliserende problemen tegen te gaan, zou aan ouders dan ook aangeraden kunnen worden om hun kinderen buiten schooltijd aan gestructureerde activiteiten te laten deelnemen.Show less
Uit de literatuur blijkt dat er een relatie is tussen sociaaleconomische status en tevredenheid met het leven. In het huidige onderzoek wordt gekeken of de positieve samenhang tussen...Show moreUit de literatuur blijkt dat er een relatie is tussen sociaaleconomische status en tevredenheid met het leven. In het huidige onderzoek wordt gekeken of de positieve samenhang tussen sociaaleconomische status en tevredenheid met het leven ook geldt voor jongeren uit India en of gestructureerde en ongestructureerde fysieke activiteit mediërende factoren zijn in deze relatie. In het onderzoek werd gebruik gemaakt van de gegevens van 293 participanten tussen de 10 en 14 jaar (M = 12.38; SD = 1.17), afkomstig uit Pune in India. Er waren 161 jongens en 123 meisjes. Van negen jongeren was het geslacht onbekend. Bij deze 293 jongeren zijn interviews afgenomen om onder andere sociaaleconomische status, tijdsbesteding en tevredenheid met het leven te onderzoeken. De resultaten suggereren dat er een positieve relatie is tussen sociaaleconomische status en tevredenheid met het leven bij jongeren uit India, maar deze relatie wordt niet gemedieerd door gestructureerde of ongestructureerde fysieke activiteit. Jongeren met een lagere sociaaleconomische status namen meer deel aan ongestructureerde fysieke activiteit, wat een risico kan zijn voor antisociaal gedrag.Show less
In dit onderzoek is er gekeken of er een samenhang is tussen de totale slaapduur en externaliserende of internaliserende problemen en of deze samenhang gemedieerd wordt door de Body Mass Index (BMI...Show moreIn dit onderzoek is er gekeken of er een samenhang is tussen de totale slaapduur en externaliserende of internaliserende problemen en of deze samenhang gemedieerd wordt door de Body Mass Index (BMI). De hypotheses waren dat een kortere slaapduur gerelateerd is aan meer internaliserende en externaliserende problemen, dat een kortere slaapduur gerelateerd is aan een hogere BMI en tot slot dat een hogere BMI gepaard gaat met meer internaliserende en externaliserende problemen. Er deden 191 participanten (121 jongens en 65 meisjes en 5 onbekend)met een hoge sociaal-economische status (SES) in de leeftijd van 10 tot 14 jaar uit India aan het onderzoek mee. Door middel van dagboekinterviews is nagegaan hoeveel uur de kinderen sliepen. De Strength and Difficulties Questionnaire (SDQ) geeft inzicht in de internaliserende en externaliserende problemen en door middel van zelf gerapporteerde data is de BMI berekend. Uit het onderzoek blijkt dat een kortere slaapduur niet gerelateerd is aan meer internaliserende en externaliserende problemen. Conform de hypothese blijkt dat er een negatieve samenhang bestaat tussen BMI en slaapduur, waarbij een langere slaapduur samengaat met een lagere BMI. Tot slot blijkt dat een hogere BMI samengaat met meer internaliserende, maar niet met meer externaliserende problemen. Vervolgonderzoek dient zich te richten op een longitudinaal design, een ander meetinstrument dan de SDQ en op BMI op basis van gemeten data in plaats van zelf gerapporteerde data. In de toekomst zou een interventie verkend kunnen worden om de slaapduur te verlengen, waardoor de BMI mogelijk omlaag gaat, waardoor internaliserende problemen wellicht verminderen.Show less
In dit onderzoek is er gekeken naar het verband tussen kinderarbeid en probleemgedrag bij schoolkinderen uit Pune, India. Daarbij werd er gekeken of er sprake is van een mediërend effect van...Show moreIn dit onderzoek is er gekeken naar het verband tussen kinderarbeid en probleemgedrag bij schoolkinderen uit Pune, India. Daarbij werd er gekeken of er sprake is van een mediërend effect van scholing en sociale contacten op het verband tussen kinderarbeid en probleemgedrag. In totaal hebben er 293 kinderen tussen de 10 en 14 jaar (M =12.38, SD =1.17) meegedaan aan het onderzoek. Onder hen waren er 161 jongens (55%) en 123 meisjes (42%), van de overige negen kinderen is het geslacht niet bekend. Al deze kinderen zijn geïnterviewd over hun tijdsbesteding van twee weekdagen en één weekenddag. Daarnaast hebben de kinderen de SDQ ingevuld. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat er geen sprake is van een significant verband tussen kinderarbeid en probleemgedrag. Daarmee is er ook geen mediërend effect gevonden van scholing en sociale contacten. Er is wel een significant verband gevonden tussen probleemgedrag en scholing en tussen probleemgedrag en sociale contacten. Er zijn verschillende verklaringen te geven voor het niet vinden van een significant verband tussen kinderarbeid en probleemgedrag, waaronder het meetinstrument, en het werven van participanten op scholen. Hier zou in vervolgonderzoek rekening mee gehouden kunnen worden. Wel wordt in het onderzoek het belang van scholing en sociale contacten duidelijk. Naar school gaan bevorderd de mate van sociale contacten bij kinderen, daarnaast verlaagt zowel scholing als sociale contacten de kans op het ontstaan van probleemgedrag.Show less
Huidig onderzoek richt zich op beeldschermtijd als partieel mediërende factor in het verband tussen SES en gedragsproblemen en SES als partiële moderator in het verband tussen beeldschermtijd en...Show moreHuidig onderzoek richt zich op beeldschermtijd als partieel mediërende factor in het verband tussen SES en gedragsproblemen en SES als partiële moderator in het verband tussen beeldschermtijd en schoolbetrokkenheid in India. Er wordt een negatief verband verondersteld tussen SES en internaliserende- en externaliserende problematiek, waarvoor beeldschermtijd een partiële mediator zal zijn. Daarnaast wordt er een positief verband verwacht tussen SES en schoolbetrokkenheid, waarin SES een partiële moderator is in het verband tussen beeldschermtijd en schoolbetrokkenheid. Aan het onderzoek doen 293 kinderen uit India mee, tussen de 10 en 14 jaar (101 meisjes, 137 jongens en 48 kinderen waarvan het geslacht onbekend is). Beelschermtijd is uitgevraagd in semigestructureerde interviews. Internaliserende- en externaliserende problemen zijn gemeten met de SDQ vragenlijst voor probleemgedrag en schoolbetrokkenheid met de Fredricks schoolengagement schaal voor leerlingen. SES hangt samen met internaliserende- en externaliserende probleemgedrag en SES hangt marginaal significant samen met schoolbetrokkenheid. Voor het verband tussen SES en internaliserend probleemgedrag is beeldschermtijd een verklarende factor, maar voor het verband tussen SES en externaliserend gedrag is beeldschermtijd geen verklarende factor. SES is geen moderator in het verband tussen beeldschermtijd en schoolbetrokkenheid. Verklaringen voor het non significante verband tussen SES, beeldschermtijd en externaliserend probleemgedrag en SES, beelschermtijd en schoolbetrokkenheid zijn, het grote aantal risicofactoren in Indiase gezinnen met een lage SES, het grote verschil tussen onderwijs in de Westerse wereld en in India en de beperkte tijd doorgebracht met beeldschermen onder Indiase jongeren. Vervolgonderzoek zou zich moeten richten op het specifieke effect van type media-inhoud op de ontwikkeling van kinderen. Keywords: beeldschermtijd, gedragsproblemen, schoolbetrokkenheid, India.Show less
In dit onderzoek wordt in kaart gebracht of vrije tijd een mediator is in het verband tussen kinderarbeid en levenstevredenheid en kinderarbeid en eigenwaarde bij scholieren in de West-Indiase stad...Show moreIn dit onderzoek wordt in kaart gebracht of vrije tijd een mediator is in het verband tussen kinderarbeid en levenstevredenheid en kinderarbeid en eigenwaarde bij scholieren in de West-Indiase stad Pune. Bij een aantal van 293 participanten (34.5% meisje en 46.8% jongen) met een gemiddelde leeftijd van 12.38 jaar (SD=1.17) zijn dagboekgegevens verzameld en de Satisfaction with Life Scale en de Rosenberg’s Self Esteem Scale afgenomen. De verwachte verbanden tussen kinderarbeid, vrije tijd en het subjectief welzijn zijn niet gevonden. Verklaringen voor het niet optreden van verbanden zijn het optreden van homeostase, coping mechanismen door culturele aspecten (geloof en kastenstelsel), de positieve invloed van familieverplichtingen en de hogere tevredenheid van kinderen in vergelijking met volwassenen.Show less
Onder kinderen is er wereldwijd steeds meer sprake van overgewicht. Deze stijging is ook in India waar te nemen. Het doel van dit onderzoek is analyseren of actieve en passieve tijdsbesteding...Show moreOnder kinderen is er wereldwijd steeds meer sprake van overgewicht. Deze stijging is ook in India waar te nemen. Het doel van dit onderzoek is analyseren of actieve en passieve tijdsbesteding mediatoren zijn in het verband tussen de sociaaleconomische status (SES) en de Body Mass Index (BMI) bij schoolgaande kinderen in India. De steekproef bestaat uit 293 kinderen tussen de 10 en 14 jaar (M=12.38, SD=1.169) uit Pune (India). Het gaat om 161 jongens en 123 meisjes, van de overige 9 kinderen is het geslacht onbekend. Gegevens betreffende BMI zijn verzameld door middel van een zelfrapportage van BMI, gegevens over tijdsbesteding aan de hand van een dagboek dat tijdens interviews werd ingevuld en de SES is vastgesteld op basis van de soort school. De uitkomsten van dit onderzoek laten zien dat actieve tijdsbesteding geen mediator is en dat passieve tijdsbesteding een partiële mediator is voor het verband tussen SES en BMI. Preventie van overgewicht moet zich dan ook vooral richten op de hoge SES kinderen, door middel van het ontmoedigen van passieve tijdsbesteding.Show less
In dit onderzoek is er gekeken naar de rol van slaap in de relatie tussen sociaal economische status en internaliserende en externaliserende gedragsproblemen in India. Aan dit onderzoek hebben 293...Show moreIn dit onderzoek is er gekeken naar de rol van slaap in de relatie tussen sociaal economische status en internaliserende en externaliserende gedragsproblemen in India. Aan dit onderzoek hebben 293 adolescenten in de leeftijdscategorie van tien tot veertien jaar oud meegedaan met een gemiddelde leeftijd van 12.375 (SD = 1.169). Er deden 161 jongens mee en 123 meisjes. De groep met een lage sociaal economische status bestond uit 102 participanten. Hiervan waren er 40 jongens en 58 meisjes. De gemiddelde leeftijd was 12.569 (SD = 1.278). De groep met een hoge sociaal economische status bestond uit 191 participanten. Deze groep bevatte 121 jongens en 65 meisjes. De gemiddelde leeftijd was 12.273 (SD = 1.095). Sociaal economische status is bepaald aan de hand van de deelnemende scholen. Door middel van dataverzameling is het aantal uur slaap gemeten. Er werden voor drie dagen tijdsdagboeken ingevuld en is er per dag een semi-gestructureerd interview afgenomen. Gegevens over internaliserend en externaliserend probleemgedrag zijn verzameld door de Strengths and Difficulties Questionnaire af te nemen. Uit de resultaten blijkt dat er een relatie is tussen sociaal economische status en internaliserende en externaliserende gedragsproblemen. Een lagere sociaal economische status is gerelateerd aan meer internaliserend en externaliserend probleemgedrag. De relatie tussen sociaal economische status en internaliserend en externaliserend probleemgedrag kan niet verklaard worden door het aantal uur slaap. Er is wel een relatie gevonden tussen sociaal economische status en slaap. Een hogere sociaal economische status is gerelateerd aan een kortere slaapduur. Er is geen relatie gevonden tussen slaap en internaliserende en externaliserende gedragsproblemen. Vervolgonderzoek zou kunnen kijken naar de kwaliteit van slaap onder invloed van omgevingsfactoren. Ook kan vervolgonderzoek kijken naar de mogelijke invloed van cultuur op de relatie tussen slaap en gedragsproblemen.Show less
Advanced master thesis | Political Science (Advanced Master)
open access
Economic diplomacy is now a standard practice. However, the strategies that countries use differ. This thesis examines if countries in the same income category, low middle, upper middle and high...Show moreEconomic diplomacy is now a standard practice. However, the strategies that countries use differ. This thesis examines if countries in the same income category, low middle, upper middle and high-income have similar strategy. It would follow from the literature that based on high-income status a more advance and integrated strategy is used. Research in this thesis concludes that especially the countries in the upper middle-income category are still traditional in their policy development and management, but when it comes to economic aid donors these countries have innovative programs in place.Show less