Dit adviesrapport richt zich op het onderzoek naar de werkzame elementen van OBIC-Ouderbegeleiding (OBIC), een interventie die zich nog in de beginfase bevindt. Het doel is om een advies op te...Show moreDit adviesrapport richt zich op het onderzoek naar de werkzame elementen van OBIC-Ouderbegeleiding (OBIC), een interventie die zich nog in de beginfase bevindt. Het doel is om een advies op te stellen dat bijdraagt aan de verbetering van OBIC, met als uiteindelijk doel gezinnen zo goed en passend mogelijk te ondersteunen bij hun problematiek middels deze interventie. De data is verzameld door middel van een literatuurstudie naar emotieregulatie, zelfcompassie en mindful parenting en door middel van twee online focusgroepen. In de literatuurstudie worden de drie belangrijkste onderliggende concepten van OBIC onderzocht. Daarbij is gekeken naar wat bekend is over deze concepten, én hoe de bevindingen van de literatuurstudie kunnen bijdragen aan een wetenschappelijke onderbouwing van OBIC. Daarnaast hebben twee focusgroepen plaatsgevonden waarin trainers van OBIC (n=5) werd gevraagd naar welke elementen van OBIC (oefeningen, opzet etc.) volgens hen toepasbaar en bruikbaar waren in de praktijk en welke niet. Uit het literatuuronderzoek is gebleken dat een goede beheersing van emotieregulatie, zelfcompassie en mindful parenting leidt tot een verbetering van de ouder-kind relatie en het welzijn van de ouder. Ook leidt een goede beheersing van deze concepten tot een afname van probleemgedrag van het kind. Tijdens de focusgroepen kwam naar voren dat de trainers een aantal elementen als bruikbaar en toepasbaar ervaren, zoals het Genogram en Poppetje positief & Poppetje negatief, maar ook een aantal niet/minder. De belangrijkste elementen die hierbij genoemd werden, waren de Diagnostische imaginaties en de opbouw van OBIC. Concluderend, volgens de OBIC-trainers en de literatuur bevat de OBIC een aantal werkzame elementen. De Diagnostische imaginatie wordt als bruikbaar gezien door de diepgang die hiermee bereikt wordt bij ouders. In de Diagnostische imaginatie wordt gewerkt aan een hogere zelfcompassie en mindful parenting. Daarnaast wordt het Genogram door trainers als bruikbaar en toepasbaar gezien doordat het op een snelle en duidelijke manier inzicht in het familiesysteem geeft. Ook met het Genogram wordt gewerkt aan zelfcompassie en mindful parenting. Verder werd het Poppetje-positief/Poppetje-negatief ook benoemd als werkzaam element. Dit is ook waardevol volgens de literatuur, want bij dit element wordt gewerkt aan emotieregulatie. Ook is uit het empirisch onderzoek gebleken dat de trainers de elementen Vijf-vragen methode en de Video van Shark Music werkzame elementen vinden. De elementen Brief aan je ouders, de Zon en de Piramide werden daarentegen als niet werkzaam gezien. Dit geldt ook voor de video's in de online omgeving door de lange duur hiervan. Op basis hiervan is een advies opgesteld betreffende de informatiestroom naar de trainers, een duidelijk stappenplan van OBIC voor de trainers, het inkorten van video’s, een community opbouwen en het inkorten van OBIC en Diagnostische imaginaties. Met bovenstaande aanpassingen wordt verwacht dat het gebruik van OBIC toegankelijker is voor de trainers en het hierdoor vaker gebruikt zal worden.Show less
This longitudinal study provides insight into the factors that contribute to the development of self-esteem in international adoptees. The focus was on the role of early maternal sensitivity and...Show moreThis longitudinal study provides insight into the factors that contribute to the development of self-esteem in international adoptees. The focus was on the role of early maternal sensitivity and the experience of the adoptive status. The sample consisted of 128 Dutch adoptive families with a child from Sri Lanka, Korea or Colombia. A random group of 41 mothers received a video feedback intervention of three sessions aimed at promoting sensitivity. This intervention took place at home when the child was between 6 and 9 months old. The control group received a dummy intervention. Sensitivity was observed when the child was 12, 18, and 30 months. When the child was 7 years old the mother was interviewed about the child’s expressions of the wish to be white and the wish to be born from the adoptive mother rather than being adopted. The child reported on self-esteem at the age of 16. The results show that mothers who had received the video feedback intervention were more sensitive than mothers in the control group. There was no long-term effect of the intervention on self-esteem. There was neither a direct long-term relation between sensitivity and self-esteem nor a mediation by the experience of the adoptive status: there was no relation between sensitivity and the wishes and no relation between the wishes and self-esteem. A possible explanation for the lack of a relation is the long period between the measurements. Finally, we investigated whether sensitivity and the experience of adoptive status in interaction with the child’s gender or a shy temperament may predict self-esteem. There was a main effect of gender: boys had a significantly higher level of self-esteem than girls. Another trend effect was that early sensitivity of the mother and self-esteem in adolescents were positively related for girls, but negative for boys. The role of a sensitive adoptive mother may be different for sons and daughters, but this will have to be investigated in further research.Show less
Het spelen van een genummerd lineair bordspel kan een gunstig effect hebben op de rekenvaardigheden cijferidentificatie en mentale getallenlijn van kinderen met een lage sociaaleconomische status ...Show moreHet spelen van een genummerd lineair bordspel kan een gunstig effect hebben op de rekenvaardigheden cijferidentificatie en mentale getallenlijn van kinderen met een lage sociaaleconomische status (SES). De relatie tussen rekenvaardigheid en taalvaardigheid is al veelvuldig aangetoond, maar onduidelijk is wat de precieze rol van taalvaardigheid is in het effect van een lineaire bordspelinterventie op de rekenvaardigheden. Het effect van het lineaire bordspel op de rekenvaardigheden is bepaald in een onderzoek onder 95 Nederlandse kinderen uit groep 2 met een lage SES. In een voormeting zijn de taalvaardigheid en de rekenvaardigheden cijferidentificatie en mentale getallenlijn getest. Daarna is vier keer een lineair bordspel in een klein groepje kinderen gespeeld. Als afsluiting zijn in een nameting nogmaals de rekenvaardigheden getest. Uit herhaalde metingen-variantieanalyses blijkt dat de participanten door de rekeninterventie geen significant hogere score behaalden voor cijferidentificatie op de nameting ten opzichte van de voormeting (p = .13, 1 – β = .32). De participanten behaalden ook geen significant betere verschilscore, ofwel het verschil tussen het ingevulde getal en originele getal, op de nameting van de mentale getallenlijn als gevolg van het spelen van het lineaire bordspel. Dit geldt zowel voor de mentale getallenlijn tot en met 10 (p = .43, 1 – β = .12) als de getallenlijn tot en met 100 (p = .26, 1 – β = .20). Daarnaast blijkt uit enkelvoudige regressie analyses, dat de taalvaardigheid de cijferidentificatie (p = .17, 1 – β = .27) en de verschilscores van de mentale getallenlijn tot en met 10 (p = .13, 1 – β = .33) en 100 (p = .15, 1 – β = .30) niet voorspelt. De interventie lijkt geen effect op de rekenvaardigheden te hebben en de mate van taalvaardigheid is niet van invloed op deze rekenvaardigheden.Show less