Rejection sensitivity affects interpersonal relationships and can disrupt well-being. Research indicates that child abuse is a possible predictor of developing rejection sensitivity. The aim of...Show moreRejection sensitivity affects interpersonal relationships and can disrupt well-being. Research indicates that child abuse is a possible predictor of developing rejection sensitivity. The aim of this research is to analyze the relationship between four different types of child abuse (emotional neglect, physical neglect, emotional abuse, and physical abuse) and rejection sensitivity in young adults aged 18 to 24. The following research question was formulated: Is there a relationship between a history of child abuse and rejection sensitivity in young adulthood? To answer this research question, open data from 265 young adults in Pakistan was used. This data included the Childhood Trauma Questionnaire and the Adult Rejection Sensitivity Questionnaire. The results show a significant positive correlation between emotional neglect and rejection sensitivity. Physical abuse shows an unexpected negative correlation when added to the model. After controlling for this, it is not found to be a predictor of rejection sensitivity. Physical neglect and emotional abuse show no effect on rejection sensitivity. No effects were found for gender and age either. This study concludes that a history of emotional neglect increases the degree of rejection sensitivity. Professionals in the clinical field are encouraged to implement interventions for the early detection of emotional neglect.Show less
Hoewel fysieke activiteit vaak wordt geassocieerd met een vermindering van angstsymptomen, is er beperkt onderzoek naar de specifieke effecten van krachttraining en de rol van zelfeffectiviteit...Show moreHoewel fysieke activiteit vaak wordt geassocieerd met een vermindering van angstsymptomen, is er beperkt onderzoek naar de specifieke effecten van krachttraining en de rol van zelfeffectiviteit hierin. Deze studie onderzoekt de relatie tussen krachttraining en angstsymptomen, en de mogelijke mediërende rol van zelfeffectiviteit. Een steekproef van 111 volwassenen tussen 18 en 30 jaar werd geanalyseerd. Deelnemers voltooiden vragenlijsten over hun krachttrainingsgewoonten, zelfeffectiviteit en angstsymptomen. De relaties tussen deze variabelen werden onderzocht met behulp van correlatie- en regressieanalyses, inclusief de Sobel-test voor mediatie. De resultaten toonden een significante negatieve relatie tussen sportdeelname en angstsymptomen. De relatie tussen krachttraining en zelfeffectiviteit was echter niet significant, en zelfeffectiviteit medieerde niet significant de relatie tussen krachttraining en angst. Desondanks was zelfeffectiviteit significant negatief gerelateerd aan angstsymptomen. Hoewel de Sobel-test geen significant mediërende rol vond, wees de proportie gemedieerd effect op een mogelijke, maar niet significante, invloed van zelfeffectiviteit. Krachttraining is geassocieerd met lagere angstsymptomen, maar deze relatie wordt niet significant gemedieerd door zelfeffectiviteit. Dit suggereert dat andere mechanismen, zoals sociale interactie of biochemische veranderingen, mogelijk belangrijker zijn. Toekomstig onderzoek zou longitudinale designs en een breder scala aan mechanismen moeten overwegen om de complexe relatie tussen fysieke activiteit, zelfeffectiviteit en angst verder te onderzoeken.Show less
Angststoornissen en depressieve stoornissen hebben een diepe impact op onder andere jongvolwassenen. Fysieke activiteit, zoals krachttraining, als interventie hiervoor blijkt veelbelovend....Show moreAngststoornissen en depressieve stoornissen hebben een diepe impact op onder andere jongvolwassenen. Fysieke activiteit, zoals krachttraining, als interventie hiervoor blijkt veelbelovend. Specifieke effectieve aspecten, zoals type sport en frequentie, zijn echter minder duidelijk. Deze studie onderzocht de correlatie tussen sport (krachttraining en CrossFit) en de mate van angst en depressie, evenals de invloed van sportfrequentie. Hypothese I stelde dat de volgorde van lage naar hoge mate van depressie en angst zou zijn: krachttraining (KT), CrossFit (CF), geen sport (GS), getest met twee one-way ANOVA’s. Hypothese II veronderstelde dat sportfrequentie per week een negatieve relatie zou hebben met angst- en depressiesymptomen, getest middels twee lineaire regressieanalyses. Hypothese I werd gedeeltelijk ondersteund; van laag naar hoog waren de groepsgemiddelden voor depressie en angst: CF, KT, GS. Het enige significante verschil was tussen KT en GS in angstscores. CF had nog een lager gemiddelde, maar was waarschijnlijk door de kleine groepsgrootte niet significant. Gemiddelden van KT en CF lagen dicht bij elkaar en verschilden niet significant, wat kan suggereren dat ze een vergelijkbaar effect hebben op angst en depressie, en dat mensen simpelweg hun voorkeurssport kunnen kiezen om hun mentale gezondheid te verbeteren. Vervolgonderzoek moet experimenteel zijn, een grotere CF-categorie hebben, en een GS-groep die alleen uit niet-sporters bestaat. Hypothese II werd niet ondersteund; er was geen significante correlatie tussen sportfrequentie per week en angst- en depressiescores. Dit kan suggereren dat interventies van één keer per week sport voldoende zijn. Toekomstig onderzoek kan ook lagere frequenties onderzoeken om dit te testen.Show less
Dit onderzoek richt zich op de relatie tussen perfectionisme, suïcidale ideatie en ego-kracht bij jongvolwassenen (17-26 jaar). Suïcide is een groeiend wereldwijd probleem. Suïcidale ideatie, het...Show moreDit onderzoek richt zich op de relatie tussen perfectionisme, suïcidale ideatie en ego-kracht bij jongvolwassenen (17-26 jaar). Suïcide is een groeiend wereldwijd probleem. Suïcidale ideatie, het actief nadenken over suïcide, blijkt een cruciale voorspeller te zijn van daadwerkelijke suïcide. Perfectionisme, met nadruk op zelfgericht en sociaal voorgeschreven perfectionisme, wordt gezien als een belangrijke voorspeller van suïcidale ideatie. In tegenstelling tot eerdere modellen, die zelfdestructief gedrag onderzochten zonder te verwijzen naar het 'zelf', onderzoekt deze studie de modererende rol van ego-kracht, gebaseerd op Freud's psychoanalyse. Het toevoegen van ego-kracht als modererende variabele werpt een nieuw licht op de relatie tussen perfectionisme en suïcidale ideatie, waardoor er meer begrip ontstaat over de onderliggende factoren van suïcide. Deze observationele, cross-sectionele cohortstudie omvatte 209 deelnemers die online vragenlijsten invulden, inclusief vragen over perfectionisme (MPS), suïcidale ideatie (SIDAS), en ego-kracht (Ego-strength scale). De analyse in SPSS omvatte een Pearson correlatie en hiërarchische regressie. Resultaten toonden een zwak tot matig positief verband tussen perfectionisme en suïcidale ideatie (p < 0,001). De eerste twee modellen in de moderatieanalyse (hiërarchische regressie) gaven significante resultaten (beide p < 0,001) met respectievelijk medium en groot effect. Het interactie-effect bleek echter niet significant (p = 0,367), wat stelt dat volledige moderatie ontbreekt. Aangezien ego-kracht wel een cruciale rol lijkt te spelen in relatie tot suïcidale ideatie, pleit dit voor verder onderzoek naar ik-factoren in de relatie tot suïcidale ideatie. De bevindingen benadrukken het belang van interventies gericht op perfectionisme bij studenten en het ontwikkelen van preventieve maatregelen, om zo een algeheel breder begrip van de onderliggende componenten van suïcide te kunnen creëren.Show less
Tijdens de coronacrisis wordt veel (nep)nieuws verspreid en dat zorgt ervoor dat nieuwsconsumenten niet meer goed weten welke media ze wel of niet kunnen vertrouwen. Journalisten willen graag zo...Show moreTijdens de coronacrisis wordt veel (nep)nieuws verspreid en dat zorgt ervoor dat nieuwsconsumenten niet meer goed weten welke media ze wel of niet kunnen vertrouwen. Journalisten willen graag zo geloofwaardig mogelijk overkomen om het vertrouwen van het publiek te winnen. Verschillende onderzoekers opperen het gebruik van transparantie als oplossing voor dit geloofwaardigheidsprobleem. Er is veel onderzoek gedaan naar de invloed van transparantie op de geloofwaardigheid van de geschreven journalistiek, maar deze onderzoeken geven geen eenduidig antwoord. Daarnaast is er geen onderzoek dat zich specifiek op televisie richt. In dit onderzoek wordt daarom onderzocht of er een effect bestaat van transparantie op de geloofwaardigheid van actualiteitenprogramma’s op televisie. Specifiek is de invloed van metajournalistieke transparantie op geloofwaardigheid onderzocht, een vorm van transparantie waarbij de kijker een kijkje achter de schermen krijgt en ziet hoe het televisie-item tot stand is gekomen. Voorbeelden daarvan zijn documenten laten zien en verwijzen naar bronnen. Om dit te onderzoeken is een online experiment uitgevoerd waaraan 152 jongvolwassenen van 18 tot en met 25 jaar (M = 21.91, SD = 1.98) deelnamen. De participanten zijn willekeurig verdeeld over twee condities. De experimentele conditie kreeg een fragment te zien van het actualiteitenprogramma Nieuwsuur dat metajournalistieke transparantie bevatte en de controleconditie kreeg een soortgelijk fragment te zien zonder metajournalistieke transparantie. Vervolgens werd de afhankelijke variabele geloofwaardigheid gemeten. Op basis van de resultaten van het onderzoek is geconcludeerd dat er een effect is van metajournalistieke transparantie op de geloofwaardigheid van actualiteitenprogramma’s. Er is een klein positief effect gevonden van metajournalistieke transparantie op degeloofwaardigheid van de inhoud. Dit wil zeggen dat jongvolwassenen de inhoud van het fragment dat metajournalistieke transparantie bevatte als geloofwaardiger beoordeelden dan de inhoud van het fragment zonder metajournalistieke transparantie. Daarnaast is een effect gevonden van het vaker kijken naar het actualiteitenprogramma op de geloofwaardigheid van het actualiteitenprogramma. Er is geen effect gevonden van metajournalistieke transparantie op de geloofwaardigheid van het actualiteitenprogramma zelf of de journalist in het actualiteitenprogramma. Aangezien er geen grote significante effecten zijn gevonden kan worden gesteld dat transparantie geen wondermiddel is, maar mogelijk wel een kleine rol speelt in de oplossing van het geloofwaardigheidsprobleem van nieuwsmedia.Show less
Bij de overgang van de jeugd naar volwassenheid hoort het experimenteren met middelen, zoals experimenteren met roken. Er zijn verschillende oorzaken voor het beginnen met experimenteren met roken....Show moreBij de overgang van de jeugd naar volwassenheid hoort het experimenteren met middelen, zoals experimenteren met roken. Er zijn verschillende oorzaken voor het beginnen met experimenteren met roken. Regelmatig worden psychische klachten in verband gebracht met rookgedrag. Echter, de vraag is of psychische klachten een oorzaak kunnen zijn voor rookgedrag.Dit onderzoek heeft als doel te bekijken of psychopathologie, zoals internaliserende en externaliserende gedragsproblemen, sociale problemen, denkproblemen en aandachtsproblemen, ten grondslag liggen aan rookgedrag. Tevens wordt onderzocht of sociale steun van familie, vrienden en belangrijke anderen van invloed zijn op rookgedrag.673 jongvolwassenen in de leeftijd van 18 tot en met 30 jaar hebben deelgenomen aan het onderzoek. De participanten hebben de zelfbeoordelingsvragenlijsten Adult Self Report (ASR), Multidimesionele Schaal voor ervaren van Sociale Steun (MSPSS-N) en Algemene Vragenlijst Middelengebruik ingevuld. Delinquent gedrag, externaliserende problemen en sociale steun van familie bleken een aanzienlijke voorspellende waarde voor rookgedrag te hebben bij jongvolwassenen. Tevens voorspellen externaliserende problemen en sociale steun van familie tezamen meer rookgedrag.Delinquent gedrag, externaliserende problemen en weinig sociale steun van familie zijn goede voorspellers voor rookgedrag bij jongvolwassenen in de leeftijd van 18 tot en met 30 jaar. Daarnaast voorspellen externaliserende problemen en weinig sociale steun van familie tezamen, meer rookgedrag bij jongvolwassenen. Om het rookgedrag bij jongvolwassenen te verminderen, is het belangrijk de preventie en interventie te richten op de doelgroep jongvolwassenen met delinquent gedrag en jongvolwassenen met externaliserende problemen. Tevens is het belangrijk de sociale steun van familie bij jongvolwassenen te vergroten, voornamelijk bij jongvolwassenen met externaliserende problemen. Dit verkleint de kans op rookgedrag bij jongvolwassenen.Show less