De manier waarop journalisten zich profileren is sinds de komst van sociale media sterk veranderd. Waar zij voorheen geacht werden om afstand tot onderwerpen en verhalen te behouden, is het...Show moreDe manier waarop journalisten zich profileren is sinds de komst van sociale media sterk veranderd. Waar zij voorheen geacht werden om afstand tot onderwerpen en verhalen te behouden, is het tegenwoordig vanzelfsprekend dat journalisten zich geopinieerd uitspreken en persoonlijke informatie delen op sociale platformen als Twitter en Instagram. Dit duidt op een verandering in de traditionele journalistieke waarden. Een verklaring hiervoor is, volgens de literatuur, de normalisatie van een nieuwe medialogica binnen de journalistiek, waaruit de wens ontstaat om een personal brand op te bouwen. Dit zou journalisten namelijk talloze economische, activistische en egocentrische voordelen opleveren, die zij in een tijd van toenemende concurrentie en economische crisis hard nodig hebben. Vooral freelance journalisten zouden hierbij gebaat zijn, omdat zij aan de hand van een succesvol online brand gemakkelijker opdrachten kunnen verkrijgen. Deze scriptie onderzoekt middels kwalitatieve interviews met tien freelance journalisten en een inhoudsanalyse van hun sociale profielen op welke manier zij zich profileren, hoe zij hun keuzes in hun online activiteiten motiveren en hoe zich dit relateert tot traditionele journalistieke waarden als ‘objectiviteit’, ‘transparantie’ en ‘autonomie’. De resultaten van dit onderzoek vormen een uitgebreide typering van het online gedrag van freelance journalisten en hun opvattingen over sociale media. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de respondenten de traditionele journalistieke waarden niet zo zeer herdefiniëren, maar dat er onder hen wel duidelijke verschuivingen te zien zijn in de prioritering van de journalistieke waarden. Dit betekent dat waarden als ‘autonomie’ en ‘transparantie’ tegenwoordig belangrijker worden geacht dan waarden als ‘objectiviteit’ of ‘onpartijdigheid’. Met een nieuw paradigma als ‘constructieve journalistiek’ wordt de verschuiving van deze waarden verklaard en gerechtvaardigd. Daarnaast wijzen de respondenten op het vervagen van de conceptuele grenzen van de journalistiek en benadrukken zij het belang van subcategorieën binnen het werkveld. Zo heeft de specifieke journalistieke functie waar een journalist zich mee identificeert belangrijke implicaties voor de hantering van journalistieke normen en waarden. Toch blijkt personal branding voor alle respondenten niet het belangrijkste doel van hun sociaalmediagebruik, waardoor de invloed op de journalistieke waarden beperkt blijft.Show less
Journalisten bevonden zich op onbekend terrein bij verslaggeving over het coronavirus: weinig was bekend over de verspreiding en impact van het virus, maar tegelijkertijd was er een grote...Show moreJournalisten bevonden zich op onbekend terrein bij verslaggeving over het coronavirus: weinig was bekend over de verspreiding en impact van het virus, maar tegelijkertijd was er een grote nieuwsbehoefte vanuit het publiek. Een uitzonderlijke situatie als deze kan zorgen voor veranderingen in journalistieke waarden, de manier waarop journalisten met hun bronnen omgaan, en verificatieverdrag. In dit onderzoek wordt onderzocht hoe (wetenschaps)journalisten de betrouwbaarheid van een bron beoordelen en hoe zij bepalen om al dan niet aan verificatie te doen. Dit is onderzocht door middel van 14 semi-gestructureerde interviews met journalisten die producties maakten over de meer technische aspecten van het coronavirus. Uit deze interviews blijkt dat nieuws over het coronavirus verschilt van ‘regulier’ nieuws omdat het ander nieuws overschaduwt, er weinig over bekend is, wetenschap prominenter in het nieuws is, en doordat journalisten het idee hebben onder een vergrootglas te werken. Bij het selecteren van bronnen is de expertise van de bron verreweg het belangrijkste voor de journalisten. Verder gebruiken journalisten graag bronnen die ze vertrouwen, en zijn er pragmatische redenen om een bron te kiezen zoals de beschikbaarheid van de bron. Bij het beoordelen van de betrouwbaarheid van wetenschappelijk onderzoek letten journalisten op de auteur, methoden en conclusies van het onderzoek, ook leggen ze onderzoeken regelmatig voor aan wetenschappers of collega’s die de kwaliteit van het onderzoek kunnen beoordelen. Voor journalisten is de voornaamste reden om aan verificatie te doen het principe dat je altijd meer dan één bron gebruikt. Veel journalisten zien verificatie dan ook als de kern van journalistiek werk. Belangrijke redenen voor journalisten om niet aan verificatie te doen, is wanneer zij vinden dat een expert zelf verantwoordelijk is voor diens uitspraken, wanneer zij vertrouwen hebben in een bron, en wanneer informatie niet te verifiëren is. Wanneer journalisten wel aan verificatie doen, doen zij dit door het spreken van meerdere experts voor één productie, door beweringen bij andere experts of bronnen te checken (op achtergrondbasis), door de uitspraken te laten controleren door de geïnterviewde zelf of door de oorspronkelijke bron van een bewering terug te zoeken. De belangrijkste rolopvatting die journalisten voor zichzelf zien, is het bieden van betrouwbare informatie aan het publiek en om deze te voorzien van context en duiding. Journalisten vinden het hebben van een kritische bril bij verslaggeving over het coronavirus extra belangrijk.Show less
Gedurende het interbellum werden veel journalisten uitgenodigd om de Italiaanse dictator Benito Mussolini te interviewen. Onder hen waren ook enkele vrouwen. Deze scriptie onderzoekt de invloed van...Show moreGedurende het interbellum werden veel journalisten uitgenodigd om de Italiaanse dictator Benito Mussolini te interviewen. Onder hen waren ook enkele vrouwen. Deze scriptie onderzoekt de invloed van het charisma van Mussolini op de verslagen van Mary Pos en Ida Tarbell. Hiermee verbindt het de seksuele reputatie van Mussolini met de rol van vrouwelijke journalisten in Italiaanse fascistische propaganda.Show less
In deze scriptie is onderzoek gedaan naar hoe jonge Nederlandse journalisten van kleur diversiteit en inclusiviteit ervaren op de redacties waar ze werken. Beide thema’s krijgen in het...Show moreIn deze scriptie is onderzoek gedaan naar hoe jonge Nederlandse journalisten van kleur diversiteit en inclusiviteit ervaren op de redacties waar ze werken. Beide thema’s krijgen in het medialandschap de afgelopen jaren geregeld aandacht, maar toch slagen veel redacties er niet in om hun berichtgeving en personeelsbestand representatief in te richten in overeenstemming met hun doelgroep. In deze context is het nog niet eerder voorgekomen dat specifiek jonge journalisten, van 35 jaar of jonger, aan het woord komen bij dit onderwerp. Deze groep journalisten van kleur heeft een kwetsbare positie, aangezien ze over het algemeen nog weinig werkervaring hebben opgedaan in het medialandschap. Dat neemt niet weg dat juist deze groep over een unieke vorm van kennis beschikt die een wezenlijke toevoeging kan zijn aan de oplossing om het Nederlandse medialandschap succesvol te diversifiëren en inclusief te maken. Door juist met de mensen in gesprek te gaan die vaker worden uitgesloten en overgeslagen of zich vaker moeten aanpassen, kan in beeld worden gebracht op welke manier redacties terreinwinst kunnen boeken. Door twaalf semigestructureerde diepte-interviews met jonge Nederlandse journalisten van kleur af te leggen, is laten zien hoe deze journalisten kijken naar de diversiteit en inclusiviteit op hun redacties. Deze ervaringen lopen sterk uiteen en zijn in vijf categorieën ondergebracht. Elke categorie wordt besproken aan de hand van verschillende ervaringen. Door te laten zien waar het bij de negatieve ervaringen tekortschiet, kan worden blootgelegd hoe machtsverhoudingen bij deze tekortkomingen een cruciale rol spelen. Dominante redactieculturen kunnen er op deze manier voor zorgen dat een deel van de geïnterviewden zich uitgesloten voelt en zich genoodzaakt ziet om zich continu aan te passen. Dat is op zijn minst zorgwekkend te noemen en daarom is er actie nodig.Show less
Uit diverse wetenschappelijke artikelen blijkt dat de hyperlokale journalist zich, in tegenstelling tot de landelijke en regionale media, als specifiek doel stelt de sociale cohesie binnen een...Show moreUit diverse wetenschappelijke artikelen blijkt dat de hyperlokale journalist zich, in tegenstelling tot de landelijke en regionale media, als specifiek doel stelt de sociale cohesie binnen een gemeenschap te bevorderen. Echter, het wetenschappelijk onderzoek naar de manier waarop de hyperlokale journalistiek de sociale cohesie probeert te bevorderen, is tot nu toe zeer beperkt. Dit is dan ook de aanleiding voor deze masterscriptie waarin door middel van een casestudy naar het hyperlokale medium Poeldijk Nieuws een antwoord geformuleerd wordt op de volgende onderzoeksvraag: Op welke manier wordt de sociale cohesie gerepresenteerd in de berichtgeving van het hyperlokale journalistieke medium Poeldijk Nieuws en welke waarden en gevaren kennen de journalisten toe aan sociale cohesie? Aan de hand van een codeboek waarin het concept sociale cohesie in negen dimensies uiteengezet is, is binnen een kwantitatieve inhoudsanalyse onderzocht welke vormen van sociale cohesie een prominente plek innemen in de hyperlokale berichtgeving van Poeldijk Nieuws. Hieruit bleek aan de ene kant dat ruim 90 procent van de onderzochte artikelen aan één of meerdere dimensies van sociale cohesie gekoppeld kon worden. Echter, uit de analyse bleek ook dat een aantal dimensies vaker voorkwam dan anderen. Opvallend hierbij was dat met name de dimensies waarbij sprake is van een gevoelige kwestie in de maatschappij in nog geen zes procent van de artikelen werden aangetoond. Om deze resultaten te verklaren, is binnen het onderzoek vervolgens een tweede onderzoeksmethode ingezet namelijk het kwalitatieve diepte-interview. Door middel van drie losstaande gesprekken met de hoofdredacteur, bestuursvoorzitter en de voorzitter van de Raad van Advies van Poeldijk Nieuws is onderzocht op welke manier zij het medium ontwikkelen en welke waarden en gevaren zij toekennen aan de verbindende functie van het medium. Deze scriptie toont aan in hoeverre verschillende vormen van sociale cohesie een plaats innemen in een Nederlands hyperlokaal medium en op welke manier hyperlokale journalisten hiermee omgaan. Daarmee vormt deze scriptie een eerste stap naar een hopelijk breder onderzoek naar de relatie tussen hyperlokale journalistiek en sociale cohesie.Show less
Deze scriptie onderzoekt de selectie van stockbeeld onder beeldredacteuren werkzaam bij Nederlandse nationale nieuwsmedia. Er is tegenwoordig steeds vaker kritiek op het functioneren van de media...Show moreDeze scriptie onderzoekt de selectie van stockbeeld onder beeldredacteuren werkzaam bij Nederlandse nationale nieuwsmedia. Er is tegenwoordig steeds vaker kritiek op het functioneren van de media als het gaat om representatie. Dit onderzoek maakt inzichtelijk hoe beeldredacteuren het streven naar meer diversiteit en het selecteren van stockfoto’s ervaren. In dit onderzoek wordt er gelet op de selectie van beeld door beeldredacteuren als het gaat om diversiteit in de media. Het gaat in deze scriptie om stockfoto’s die online gebruikt worden door beeldredacteuren. Hierbij wordt de volgende hoofdvraag behandeld: Hoe selecteren beeldredacteuren werkzaam op Nederlandse nationale nieuwsredacties de diversiteit in stockfoto’s? Om beter in kaart te brengen hoe beeldredacteuren op bepaalde keuzes komen als het gaat om de selectie van beeld staat de theorie van Othering’ en ‘Gatekeeping’ staat in deze scriptie centraal. Het onderzoek is gebaseerd op een combinatiemethode van diepte-interviews en een praktische opdracht onder tien beeldredacteuren werkzaam bij Nederlandse nationale nieuwsmedia. Door middel van semigestructureerde interviews en een praktische opdracht onderzoekt deze scriptie de ervaringen van beeldredacteuren omtrent stockfoto’s en de representatie van de ‘ander’. Deze methodes geven inzicht in de ervaring van beeldredacteuren en ook meer duidelijkheid hoe zij te werk gaan. Uit de resultaten blijkt dat er in het algemeen consensus is over wat beeldredacteuren vinden dat diversiteit inhoudt. Volgens de beeldredacteuren is het zo dat het onderwerp van diversiteit en (stock)beeld steeds vaker op de agenda van redacties. Als het gaat om het beleid op redacties en de selectie van diversiteit in stockbeeld dan wordt er in het algemeen geen beleid uitgevoerd op de redactie. Er wordt vooral gesproken over de redactiecultuur en eigen beweegredenen als het gaat om de selectie van diversiteit in stockfoto's.Show less
Dit kwalitatieve tekstonderzoek bestudeert in essentie de verschijningsvormen van persuasieve communicatie in journalistiek die specifiek is gericht op één doelgroep. De analyse richt zich op hoe...Show moreDit kwalitatieve tekstonderzoek bestudeert in essentie de verschijningsvormen van persuasieve communicatie in journalistiek die specifiek is gericht op één doelgroep. De analyse richt zich op hoe lokale journalistiek (hier ‘lokaal’ in de zin van een gemeenschap die vooral verbonden is op psychisch niveau) de waarden die aanzien genieten binnen de doelgroep reflecteert en gebruikt om zichzelf relevant te houden. Het onderzoek zoomt daarbij in op een merk dat journalistieke producties inzet om bij de doelgroep vertrouwen en voorkeur op te wekken. De casus 'BEAM' dient als voorbeeld om de aanwezigheid van een grotere trend binnen moderne christelijke jeugdmedia te kunnen identificeren en elaboreren.Show less
Het doel van dit onderzoek van Willem Haak, student Journalistiek en Nieuwe Media aan de Universiteit Leiden, was om de rol van clubredacteuren van de Nederlandse eredivisieclubs in kaart te brengen.
Om journalistieke foto’s correct te interpreteren, hebben mensen inzicht nodig in hoe ze tot stand komen. Veel grote media-organisaties hebben de afgelopen decennia richtlijnen voor beeldbewerking...Show moreOm journalistieke foto’s correct te interpreteren, hebben mensen inzicht nodig in hoe ze tot stand komen. Veel grote media-organisaties hebben de afgelopen decennia richtlijnen voor beeldbewerking gepubliceerd die dat inzicht pretenderen te verschaffen. Door middel van een inhoudsanalyse van de richtlijnen van ANP, Associated Press, Reuters, National Press Photographers Association en World Press Photo en interviews met beeldredacteuren van De Volkskrant, NOS, ANP, World Press Photo en De Correspondent, wordt een antwoord gegeven op de de volgende vraag: Wat zijn de functies van beeldbewerkingsrichtlijnen bij media-organisaties, afgaande op de richtlijnen zelf en op de uitleg van de opstellers? De analyse toont aan dat de richtlijnen de rol van de fotograaf niet altijd waarheidsgetrouw beschrijven. Een deel van de richtlijnen houdt vast aan een verouderd idee van persfotografie als neutrale, niet door mensen beïnvloede nieuwsvorm.Show less
Veel onderzoeken impliceren dat de lokale journalistiek in zwaar weer verkeert. Voornamelijk gemeenten met minder dan 50.000 inwoners hebben met vele uitdagingen te maken die de huidige problemen...Show moreVeel onderzoeken impliceren dat de lokale journalistiek in zwaar weer verkeert. Voornamelijk gemeenten met minder dan 50.000 inwoners hebben met vele uitdagingen te maken die de huidige problemen rondom de lokale journalistiek met zich meebrengen. Met ongeveer 27.000 inwoners valt de gemeente Aalten onder de zogenoemde kleine gemeenten waar de zorgen rondom lokale journalistiek het grootst zijn. Dit onderzoek is in twee delen gepresenteerd. In dit onderzoek ligt de focus op de staat en de toekomst van de print- en online media in de gemeente Aalten. Het aanpalende onderzoek heeft als focus de staat en de toekomst van de radio en televisie in de gemeente. In dit onderzoek is die vraag vertaald in twee deelvragen: 1. Wat is de huidige stand van zaken van het medialandschap in de gemeente Aalten met betrekking tot print en online media? 2. Welke scenario’s zijn er om een eventuele kwaliteitsverbetering te bewerkstelligen? Aan de hand van een literatuurstudie zijn de ontwikkelingen en bedreigingen van de algemene print- en onlinemedia in kaart gebracht op zowel landelijk als lokaal niveau. Daarnaast zijn er scenario’s geschetst van initiatieven op lokaal en nationaal niveau die opgericht zijn op de kwaliteitsverbetering van de lokale journalistiek. De literatuurstudie geeft basis voor de topiclijst die gebruikt is voor de semigestructureerde interviews. Deze zijn afgenomen bij de stakeholders van de Aaltense media, om antwoorden te kunnen geven op de onderzoeksvragen. De gemeente wordt aanbevolen om met andere gemeenten in de regio Achterhoek of uit de provincie Gelderland te spreken over de mogelijkheden voor een journalistiekfonds. De invulling hiervoor kan afgeleid worden uit andere initiatieven die al gaande zijn in het land. Ook wordt de gemeente aanbevolen om de prijs die ze betalen voor het publiceren van de gemeenteadvertenties te verhogen, omdat deze nu verlieslijdend is voor de media. Daarnaast zou de gemeente samenwerking tussen de print- en onlinemedia en de radio- en televisieomroepen kunnen stimuleren aan de hand van bijvoorbeeld beloningen.Show less
In deze scriptie wordt onderzoek gedaan naar hoe Nederlandse journalisten amateurbeeldmateriaal van sociale media verifiëren. Dit gebeurt aan de hand van het onderzoek dat Brandtzaeg et. al (2016)...Show moreIn deze scriptie wordt onderzoek gedaan naar hoe Nederlandse journalisten amateurbeeldmateriaal van sociale media verifiëren. Dit gebeurt aan de hand van het onderzoek dat Brandtzaeg et. al (2016) deden. Zij onderzochten de manier waarop journalisten uit verschillende Europese landen materiaal van sociale media verifiëren en daarnaast brengen ze ook in kaart hoe deze journalisten dit materiaal zien en benaderen. Daarnaast doen de journalisten in het onderzoek van Brandtzaeg et. al aanbevelingen voor hoe het verificatieproces beter kan. De vragen die in dit onderzoek worden beantwoord, zijn dan ook voor een deel rechtstreeks afgeleid van hun onderzoek, maar dan toegespitst op amateurbeeldmateriaal van sociale media. Zeker in crisissituaties is de informatie en het (beeld)materiaal dat op sociale media te vinden is voor veel journalisten inmiddels al een zeer belangrijke bron (Rauchfleisch 2017, p.1). Dat maakt het relevant om te onderzoeken of en hoe Nederlandse journalisten dit materiaal verifiëren. Ten eerste voor de journalisten zelf, maar ook voor de nieuwsconsument. Dit onderzoek wil aantonen hoe de verificatie van amateurbeeldmateriaal van sociale media bij nieuwsorganisaties in zijn werk gaat en dus kan de consument zich op basis daarvan ook afvragen hoe kritisch hij zelf moet kijken naar materiaal van amateurs dat door journalisten wordt gebruikt. Hiertoe is de volgende onderzoeksvraag gebruikt: Hoe verifiëren journalisten amateurbeeldmateriaal van sociale media? Het onderzoek is zowel met een kwalitatieve als een kwantitatieve methode uitgevoerd. Het kwalitatieve deel bestaat uit semi-gestructureerde interviews, die zich richten op het verificatieproces en de waarde die journalisten hechten aan dat proces. Er wordt gereconstrueerd of en hoe journalisten beelden van sociale media verifiëren, en hoe belangrijk zij verificatie in dit opzicht vinden. De vragen zijn grotendeels afgeleid van het onderzoek van Brandtzaeg et. al (2016, p. 327). De kwantitatieve gegevens komen voort uit een enquête en hier gaat het over de algemene houding van journalisten ten opzichte van amateurbeelden afkomstig van sociale media. Het geeft een beeld van de waarde die de journalisten aan amateurbeelden toekennen en hoe vaak zij deze gebruiken. De enquête werd voorafgaande aan het interview door de journalist ingevuld. De interviews vormen verreweg de belangrijkste bron van informatie waaruit de conclusies in dit onderzoek worden getrokken. De gegevens uit de enquête dienen vooral als nuttige ondersteunende achtergrondinformatie. Er zijn in dit onderzoek 12 journalisten geïnterviewd en geënquêteerd, werkzaam bij verschillende media. Uit de resultaten is naar voren gekomen dat de Nederlandse journalisten in dit onderzoek allemaal in meer of mindere mate gebruik maken van sociale media voor hun werk. Amateurbeeldmateriaal maakt daar een deel van uit. Zij gebruiken dit materiaal minder vaak dan materiaal van sociale media in het algemeen, maar toch zeker nog regelmatig. De verificatie van amateurbeeldmateriaal van sociale media is naar de mening van de respondenten essentieel en ook belangrijker dan de verificatie van ander materiaal. Dit komt vooral voort uit de angst dat dit beeldmateriaal gemanipuleerd kan worden. De angst voor manipulatie van het beeldmateriaal wordt door de respondenten in dit onderzoek breed gedeeld. Dit betekent niet dat de journalisten altijd overgaan tot de verificatie van het materiaal. Tijdsdruk is een aspect dat in dit geval vaak voorbij komt als verklaring. Journalisten willen iets graag brengen, en maken dan de afweging dat verificatie niet nodig is. Er wordt in zo’n geval dan vaak afgegaan op het eigen gevoel, een journalistieke ‘gut feeling’. In het verificatieproces maken de journalisten vooral gebruik van verificatiemethoden die als traditioneel kunnen worden gezien. Verificatietools die hiervoor beschikbaar zijn, vinden bij de journalisten in dit onderzoek amper aftrek. De respondenten deden wel aanbevelingen voor het ontwikkelen van tools, die er vooral op neerkwamen dat tools die de journalisten tijd en moeite besparen in het proces, gewenst zijn.Show less
Thema: Een wekelijkse mail van de hoofdredacteur, het vermelden van informatie over de auteur bij een artikel en de precieze tijd van publicatie, verantwoordingskaders, correctienaschriften, ‘wie...Show moreThema: Een wekelijkse mail van de hoofdredacteur, het vermelden van informatie over de auteur bij een artikel en de precieze tijd van publicatie, verantwoordingskaders, correctienaschriften, ‘wie-zijn-we- en-wat-doen-we’-statements, ‘over ons’-rubrieken en ombudslieden die in de arm worden genomen: het zijn allemaal inspanningen vanuit de journalistiek om het publiek inzicht te geven in de totstandkoming van nieuws. Inspanningen omwille van transparantie. En uiteindelijk, inspanningen omwille van vertrouwen - door het publiek ervan te verzekeren dat de journalistieke organisatie in kwestie de kwaliteit van haar werk openlijk waarborgt. Maar wat behelst transparantie in de journalistiek precies? Waarom is het belangrijk en hoe moet dat worden vormgegeven? En hoe wordt een visie op transparantie vertaald naar de manier waarop redacties fouten corrigeren? Methode: Om antwoord te krijgen op deze vragen zijn semi-gestructureerde interviews gehouden met twaalf hoofdredacteuren van landelijke nieuwsmedia; het zijn immers de hoofdredacties die het beleid van een nieuwsredactie bepalen. Resultaten: Uit deze gesprekken is gebleken dat alle geïnterviewde hoofdredacteuren transparantie in de journalistiek beschouwen als de bereidheid om verantwoording af te leggen over het eigen werk. Een deel van de hoofdredacteuren is van mening dat transparantie daarmee een belangrijke rol vervult als het gaat om de geloofwaardigheid onder het publiek; een ander deel is ervan overtuigd dat transparantie daar geen wezenlijke invloed op heeft. Op basis van de gevoerde gesprekken is een typologie ontwikkeld van de drie vormen die transparantie in de journalistiek in de praktijk kan aannemen: 1) proactieve transparantie: openheid, 2) anticiperende transparantie: waarmerking, en 3) reactieve transparantie: verantwoording. Het openlijk corrigeren van fouten valt onder de laatste vorm van transparantie. Volgens de hoofdredacteuren is transparantie over een fout en de correctie daarvan geboden wanneer de fout 1) een inhoudelijke impact heeft, 2) een risico vormt voor de geloofwaardigheid, en 3) schade toebrengt aan derden.Show less
In dit kwantitatieve onderzoek stond de vraag centraal in hoeverre een hogere bewustheid van het bestaan van nepnieuws ervoor zorgt dat mensen nepnieuws beter kunnen herkennen. De...Show moreIn dit kwantitatieve onderzoek stond de vraag centraal in hoeverre een hogere bewustheid van het bestaan van nepnieuws ervoor zorgt dat mensen nepnieuws beter kunnen herkennen. De nepnieuwsbewustheid van de respondenten (N=52)is in dit onderzoek achterhaald door middel van een online vragenlijst.De respondenten moesten vervolgens van zes artikelen zeggen of zij dachten dat het echt of nepnieuws was. Er werd verwacht dat mensen met een hoger nepnieuwsbewustzijn significant beter zouden zijn in het herkkenen van nepnieuws dan mensen met een lager nepnieuwsbewustzijn. Uit de resultaten van het onderzoek komt echter naar voren dat er geen significante verschillen tussen de twee groepen bestaan.Show less
Binnen het journalistieke veld moet in toenemende mate rekening gehouden worden met culturele veranderingen. Bij kwesties als ras, immigratie, etniciteit, sekse en gender is duidelijk te zien dat...Show moreBinnen het journalistieke veld moet in toenemende mate rekening gehouden worden met culturele veranderingen. Bij kwesties als ras, immigratie, etniciteit, sekse en gender is duidelijk te zien dat taal verandert. De ‘Zwarte-Pieten-discussie’ is bijvoorbeeld niet meer weg te denken uit de sinterklaastraditie en het woord ‘neger’ is tegenwoordig uit den boze. Daarnaast is de vraag of je het hebt over een ‘brandweervrouw’ en een ‘redactrice’ in plaats van een redacteur of brandweerman wanneer gesproken wordt over een vrouw in deze functie. Deze discussies zijn illustratief voor een bredere sociale discussie over taalgebruik die te maken heeft met etniciteit en seksisme. In deze scriptie is onderzocht op welke manier er bij de Volkskrant wordt omgegaan met adviezen over discriminerend taalgebruik op het gebied van gender, ras en etniciteit. Het onderzoek bestaat uit drie onderdelen. Eerst zijn de stijlboeken van de Volkskrant uit 1992 en 2006 met elkaar vergeleken met behulp van grounded theory. Vervolgens zijn 14 columns van de ombudsvrouw van de Volkskrant wat betreft deze kwestie geanalyseerd aan de hand van discoursanalyse. De resultaten uit deze onderdelen zijn vervolgens gebruikt bij het laatste onderdeel van het onderzoek: een interview met de huidige ombudsvrouw van de Volkskrant, Annieke Kranenberg. Dit interview is vervolgens ook aan de hand van discoursanalyse onderzocht. Uit dit onderzoek komt naar voren dat journalistieke tradities nog een belangrijke rol spelen bij de Volkskrant. Klachten over stigmatiserend taalgebruik worden ter zijde geschoven door de journalisten, met als voornaamste reden dat zij de werkelijk weergeven zoals deze is. De ombudsvrouw heeft hier een andere houding is. Zij is kritisch naar de redactie toe, maar wanneer zij oproept tot verandering klinkt ook in dit advies de rol van journalistieke principes en tradities door.Show less
Door het gebruik van nieuwe media in de journalistiek, zoals Snapchat, rijst de vraag wat dit doet met de journalistieke content. Snapchat heeft zeer specifieke eigenschappen: content moet live...Show moreDoor het gebruik van nieuwe media in de journalistiek, zoals Snapchat, rijst de vraag wat dit doet met de journalistieke content. Snapchat heeft zeer specifieke eigenschappen: content moet live zijn, content verdwijnt weer (Bayer et al, 2015) en er zijn allerlei bewerkingstools aanwezig (Piwerk en Joinson, 2016). Snapchat is erg populair onder jongeren en het is daarom niet gek dat een nieuwsorganisatie als de NOS Snapchat gebruikt om die doelgroep te bereiken. In eerdere onderzoeken naar blogs (Singer, 2005) en Twitter (Lasorsa et al, 2012) werd onderzocht in hoeverre een nieuw medium de journalistieke normen van onpartijdigheid, transparantie en gatekeeping schaadt. Uit deze onderzoeken bleek dat journalisten grofweg dezelfde journalistieke normen en werkwijze handhaafden op blogs als binnen traditionele journalistiek, maar dat dit op Twitter veranderde. Journalisten gebruikten enerzijds hun traditionele normen binnen Twitter, maar pasten zich ook aan Twitter aan. In dit onderzoek zijn 186 snaps van NOS Snaplines geanalyseerd aan de hand van de drie begrippen: onpartijdigheid, transparantie en gatekeeping. Uit de resultaten blijkt NOS Snaplines relatief onpartijdig wanneer het gaat om tekst. Wanneer er naar bewerkingstools zoals emoji’s en stickers wordt gekeken, blijkt dat deze bewerkingen de snaps wel partijdig maken. Deze bewerkingstools kunnen namelijk ook emoties of meningen verkondigen. Eerder onderzoek stelt dat journalisten een manier zoeken om emoties uit te besteden. Dit kan een journalist doen door niet zijn eigen emoties op te schrijven, maar de emoties van een ander (Wahl-Jorgensen). Er zou in het geval van NOS Snaplines gesteld kunnen worden dat emoties worden uitbesteed aan eigenschappen van een medium, door bijvoorbeeld emoji’s binnen Snapchat in te zetten. NOS Snaplines blijkt uit de analyse over een lage mate van transparantie te beschikken, terwijl social media normaliter transparanter zijn dan traditionele media (Singer, 2005; Lasorsa et al, 2012). Hyperlinking maakt social media transparant, maar Snapchat heeft deze mogelijkheid niet. Toch zijn er andere manieren om transparant te zijn. Zo is Snapchat een medium waar juist alledaagse content, materiaal van achter de schermen en content vanaf locatie kan worden geplaatst, wat transparant kan worden bevonden maar weinig gebeurt in NOS Snaplines. Uit de analyse naar het derde begrip, gatekeeping, blijkt dat de rol van gatekeeper sterk wordt bewaakt binnen NOS Snaplines. Het podium wordt niet snel gedeeld. De begrippen onpartijdigheid, transparantie en gatekeeping lijken nog gehandhaafd te worden binnen Snapchat, in die zin kan gesteld worden dat de journalisten Snapchat ‘normalizen’. Ze zorgen dat hun eigen normen en waarden gebruikt kunnen worden in het nieuwe medium. Gesteld kan worden dat NOS Snaplines nog lijkt op een traditioneel achtuurjournaal, uit de analyse is gebleken dat zelfs de opbouw hetzelfde is. Maar aan de andere 3 kant gebruiken de Snaplines-redacteuren emoji’s en stickers die het nieuws partijdig maken. In eerder onderzoek naar Twitter viel op dat er minder waarde werd gehecht aan het concept van onpartijdigheid (Lasorsa et al 2012), wat ook het geval blijkt te zijn in NOS Snaplines. Dit duidt op het idee dat binnen sociale-mediajournalistiek voornamelijk de journalistieke norm van onpartijdigheid aan het veranderen is. Hoewel in de literatuur het dominante paradigma is dat subjectiviteit en emoties in nieuws beperkt moeten worden, zijn er ook tegengeluiden waarbij onderzoekers een positievere houding hebben tegenover emotionele (meer partijdige) journalistiek (Pantti, 2010; Wahl-Jorgensen, 2013; Opgenhaffen en Welbers, 2017). Want opiniërend, persoonlijk en subjectief nieuws kan een voordeel hebben op feitelijk nieuws omdat consumenten, zeker op social media, worden overspoeld met feitelijk nieuws. Een interpretatie kan dan een extra laag geven aan het objectieve nieuws (Marchi, 2012). Daarnaast blijkt uit de analyse dat de nieuwsonderwerpen die worden besproken vooral bestaan uit non-public affairs, oftewel nieuws dat aantrekkelijk is voor jongeren, maar waarvan journalisten normaliter denken dat het minder nieuwswaarde heeft (Boczkowski & Mitchelstein, 2010). Hoewel NOS Snaplines-redacteuren aan de ene kant hun journalistieke normen gebruiken binnen Snapchat, passen ze ook hun werkwijze aan Snapchat aan. Hieruit kan geconcludeerd worden dat redacteuren van NOS Snaplines op een andere manier journalistiek bedrijven en dat de journalistiek wel degelijk verandert door een nieuw medium als Snapchat.Show less
Wie kijkt naar journalistieke werkwijzen, kijkt al snel naar de rolopvattingen van journalisten. Een rolopvatting is de wijze waarop een positiebekleder, in dit geval de journalist, meent zijn rol...Show moreWie kijkt naar journalistieke werkwijzen, kijkt al snel naar de rolopvattingen van journalisten. Een rolopvatting is de wijze waarop een positiebekleder, in dit geval de journalist, meent zijn rol te moeten vervullen. Vier belangrijke rolopvattingen van journalisten zijn de populistische verspreider, de onafhankelijke waakhond, de kritische bemiddelaar en de opportunistische bemiddelaar. Een journalist kan meerdere rolopvattingen tegelijkertijd hebben. Door de veranderingen in het journalistieke werkveld mede door de komst van het internet is de rol van populistische verspreider weggevallen, internet neemt immers de taak van het verspreiden van informatie over. Het duiden van informatie is echter een belangrijke taak voor de journalist als onafhankelijke waakhond en kritische bemiddelaar geworden. Onderzoek wijst uit dat er verschillen zijn in de rolopvattingen tussen westerse journalisten en journalisten uit derdewereldlanden. Deze scriptie focust op de journalistiek in Suriname, onderzoekt welke rolopvattingen Surinaamse journalisten aannemen en of dit samenhangt met hun verificatiegedrag. In deze masterscriptie is er een tweeledig onderzoek gedaan naar de rolopvattingen en het verificatiegedrag van Surinaamse journalisten. Het eerste onderzoek is een survey naar voorbeeld van Hermans et al. (2011), die door middel van een profielschets de rolopvattingen van Surinaamse journalisten blootlegt. De resultaten van deze survey worden vergeleken met die van Nederlandse journalisten, om op die manier een link te leggen tussen Suriname en Nederland. Het tweede onderzoek is een gemengde methode in navolging van Diekerhof & Bakker (2012), waarbij er per Surinaamse journalist drie artikelen worden geanalyseerd op het gebied van brongebruik, waarna de uitkomsten worden besproken in een aansluitend interview. Ook deze uitkomsten worden vergeleken met die van Nederlandse journalisten. Aan hand van bestaande literatuur werd verwacht dat de Surinaamse journalist zichzelf ziet als opportunistische bemiddelaar, maar deze ziet zichzelf net als de Nederlandse journalist als onafhankelijke waakhond en nog in meerdere mate als kritische bemiddelaar, zo is gebleken uit onderzoek. Een belangrijke taak die hierbij hoort is verificatie. Surinaamse journalisten bleken echter, net als Nederlandse journalisten, informatie alleen te checken als dit makkelijk gedaan kan worden. Door bijvoorbeeld het gebruik van quotes werd verificatie ook wel vermeden. Tijdsdruk of wantrouwen tegenover de bron bleek geen reden te zijn om niet te checken. Wel gaven Surinaamse journalisten aan dat zij op hun intuïtie konden rekenen. Een belangrijk verschil tussen Surinaamse en Nederlandse journalisten is dat Surinaamse journalisten Facebook veel meer als bron voor hun journalistieke werkzaamheden gebruiken.Show less
In het najaar van 2013 verstrekte PvdA-minister Ronald Plasterk in Nieuwsuur verkeerde informatie over hoe Amerikaanse veiligheidsdiensten aan Nederlandse belgegevens kwamen. Hij deelde zijn fout...Show moreIn het najaar van 2013 verstrekte PvdA-minister Ronald Plasterk in Nieuwsuur verkeerde informatie over hoe Amerikaanse veiligheidsdiensten aan Nederlandse belgegevens kwamen. Hij deelde zijn fout niet met de Kamer, maar naar eigen zeggen wel met de commissie-Stiekem: een commissie die zich bezighoudt met geheime informatie van de AIVD. Dat bleek na een lek vanuit de commissie naar het NRC. Een schandaal leek onvermijdelijk en de politieke situatie werd breed uitgemeten in het nieuws. De hechte relatie die er bestaat tussen politiek en journalistiek kwam de betrokken politieke partijen goed van pas: zij kozen hun strategie en probeerden afhankelijk van hun doelstelling het schandaal uit te vergroten of juist te blokkeren. Het lek uit een geheime commissie is een ernstig feit en dat daar tot op de dag van vandaag niemand voor verantwoordelijk is gehouden ook. Als burgers en journalisten de strategieën van politieke actoren kennen, kunnen zij hen kritischer bekijken en bevragen. Daarom staat in dit onderzoek de vraag centraal welke strategieën van politici om de Stiekemgate te blokkeren of te amplificeren we terugzien in de media. De uitgevoerde analyse toont aan dat het mogelijk is om in deze casus strategieën van politici te achterhalen met behulp van een theoretisch model. Dit model gaat uit van twee hoofdstrategieën: een blokkadestrategie en een amplificatiestrategie. Deze twee vormen kunnen betrekking hebben op presentatie, verantwoordelijkheid en beleid. Om de criteria van deze strategieën te herkennen in uitspraken van politieke actoren, zijn de retorische technieken van politici onderzocht. Hiervoor is publiek beschikbaar materiaal geanalyseerd, waarin uitspraken van politici voorkomen. Door deze uitspraken aan de hand van het theoretisch analysemodel te beoordelen, zijn drie strategieën naar boven gekomen. De eerste is een presentatiestrategie met ethostechniek om het schandaal te blokkeren, die door zowel de PvdA als de VVD werd uitgevoerd. De tweede is een verantwoordelijkheidsstrategie met een logostechniek die D66 inzet. Tot slot volgt een verantwoordelijkheidsstrategie met behulp van een pathostechniek van de PVV. De vondst van deze strategieën toont een onzichtbare samenwerking aan tussen de PvdA en de VVD tijdens de aanloop naar en het verloop van de Stiekemgate. Het voorspellend theoretisch model houdt stand in het onderzoek naar deze casus. Door meerdere vergelijkbare analyses uit te voeren kan de bruikbaarheid van dit model worden getest. Als het model in vervolgonderzoek standhoudt, wordt het van toegevoegde waarde voor het vakgebied van de journalistiek.Show less
De afgelopen jaren zijn de outlaw motorcycle gangs in Nederland veelvuldig in het nieuws geweest. Het feit dat in dit nieuws vaak het verband gelegd werd met criminele activiteiten, heeft ervoor...Show moreDe afgelopen jaren zijn de outlaw motorcycle gangs in Nederland veelvuldig in het nieuws geweest. Het feit dat in dit nieuws vaak het verband gelegd werd met criminele activiteiten, heeft ervoor gezorgd dat er een negatief beeld over deze groep motorclubs is ontstaan. Dit beeld strookt echter in veel gevallen niet met het beeld dat de outlaw motorcycle gangs over zichzelf hebben. Om zich te verdedigen tegen de beeldvorming in de media zijn de outlaw motorcycle gangs steeds vaker zelf de media op gaan zoeken om hun beeld van de werkelijkheid naar buiten te brengen. In de documentaire De macht van de Hells Angels van Zembla zegt Harry Ramakers, toentertijd een van de leiders van de Hells Angels bijvoorbeeld dat ze: “niet anders kunnen” (2004). Volgens Ramakers hebben de outlaw motorcycle gangs zoveel ellende en onzin moeten vernemen uit de media, omdat het volgens hem allemaal maar vanaf een kant belicht wordt. Zij voelen zich genoodzaakt om zelf de media op te zoeken, om zo hun kant van het verhaal aan het publiek kenbaar te maken. Hierdoor is er sinds 2004 in Nederland een unieke situatie ontstaan waarin een groep die weg wordt gezet als criminelen, een stem krijgt in de media. Zowel in televisieprogramma’s als in de kranten krijgen outlaw motorcycle gangs de gelegenheid om hun kant van het verhaal te vertellen. Dit is een interessant gegeven, omdat geen enkele criminele groepering of individu op deze manier een podium geboden krijgt om zich te verweren tegen de beeldvorming in de maatschappij. In deze masterscriptie wordt, aan de hand van het concept framing, onderzocht op welke manier de outlaw motorcycle gangs zich verdedigen tegen de heersende publieke opinie. Het concept framing kent vele verschillende definities die vaak betrekking hebben op de eigen discipline of toepassingsgebied, zoals de economie, psychologie of sociologie (Van Gorp, 2006. p. 45). In dit onderzoek wordt gebruikgemaakt van de definitie van Baldwin van Gorp, omdat deze definitie betrekking heeft op nieuwsberichten van de massamedia, de productie ervan en de relatie met hun publiek (2006, p. 45). Hij stelt dat framing een proces is waarbij enerzijds bij de productie van een nieuwsbericht bepaalde elementen uit de waargenomen realiteit geselecteerd worden en anderzijds de ontvanger van context en betekenissuggestie voorziet (2006, p. 46). De relevantie van framingonderzoeken ligt hem in het feit dat verschillende beelden die geschetst worden van een persoon, groep of maatschappelijke kwestie, blootgelegd worden. Door eenzijdige berichtgeving en het gebruik van frames kan het publiek onvolledig geïnformeerd raken en daardoor een gekleurd beeld van de werkelijkheid ontwikkelen. Dit onderzoek poogt om de verschillende mediaframes omtrent de outlaw motorcycle gangs in kaart te brengen, om zo het publiek, maar ook beleidsbepalers en journalisten verschillende kaders en invalshoeken aan te reiken om hun meningen, beleidsvoorstellen of nieuwsberichten op te baseren. Om te onderzoeken hoe de outlaw motorcycle gangs framing toepassen om zich te kunnen verweren tegen de negatieve beeldvorming in de media, is er een database van Nederlandse krantenberichten over outlaw motorcycle gangs samengesteld. Deze database beslaat een periode van 24 jaar (19902014) en is zorgvuldig samengesteld aan de hand van bepaalde zoekwoorden en criteriapunten (zie hoofdstuk 3). Uit deze database van bijna 17000 krantenberichten is voor dit onderzoek een apart corpus geconstrueerd, met artikelen waarin de outlaw motorcycle gangs zelf aan het woord komen. Uit dit corpus van 791 krantenberichten zijn counterframes gedestilleerd. Dit zijn de ‘tegenframes’ die de clubleden via de media inzetten tegen de gangbare mediaframes. In dit onderzoek zal allereerst, aan de hand van eerdere onderzoeken van Bakker (2016) en Fuglsang (2003), een beeld geschetst worden van de dominante frames omtrent outlaw motorcycle gangs in de media . Door zowel de framing als de reasoning devices te benoemen, zal duidelijk worden om wat voor soort frames het gaat en waarom deze als dominante frames omtrent deze groep motorrijders gezien kunnen worden. Vervolgens zal er via een inductieve framinganalyse onderzocht worden welke (counter)frames deze groep motorclubs hanteren om hun beeld van de werkelijkheid te presenteren en zich op die manier verweren tegen de dominante frames in de media. In dit onderzoek zijn er zeven verschillende frames gedestilleerd, die weer onderverdeeld kunnen worden in twee verschillende groepen. Aan de ene kant de frames met een probleemdefinitie en aan de andere kant de frames waarbij een probleem uit de weg wordt gegaan. Deze frames zullen in dit onderzoek aan de hand van framing en reasoning devices geanalyseerd worden en teruggekoppeld worden naar de theorie van onder andere Baldwin van Gorp (2006) en Robert Entman (1993). Tot slot zullen deze gedestilleerde frames afgezet worden tegen de dominante frames over outlaw motorcycle gangs in de media. Door verschillende theoretische kenmerken met elkaar te vergelijken zal het onderlinge verband tussen de frames duidelijk worden en kan er worden geconstateerd of de notie van counterframes, zoals van Gorp en Vercruysse (2011) deze in hun onderzoek toelichten, hier van toepassing is. Door de focus te leggen op de counterframes die afkomstig zijn van de outlaw motorcycle gangs, biedt dit onderzoek een aanvulling op eerdere framingonderzoeken over dit onderwerp (Bakker, 2016; Fuglsang, 2003). Door een beeld te schetsen van de manier waarop outlaw motorcycle gangs zichzelf verweren tegen de beeldvorming van de media, wordt de weg vrijgemaakt voor verder onderzoek binnen dit actuele thema, waarbij het interessant kan zijn om het samenspel tussen journalisten en de leden van de motorclubs te analyseren en de invloed van de counterframes op het publiek te onderzoeken.Show less
Omdat journalisten niet alleen concurreren met andere nieuwsmedia maar ook met vele burgers die informatie online plaatsen, staat of valt hun bijdrage met de kwaliteit van hun werk. Het gebruik van...Show moreOmdat journalisten niet alleen concurreren met andere nieuwsmedia maar ook met vele burgers die informatie online plaatsen, staat of valt hun bijdrage met de kwaliteit van hun werk. Het gebruik van een evaluatiekader, waarin beschreven wordt hoe een goed journalistiek werk tot stand komt en eruitziet, helpt bij het bepalen van de kwaliteit van een journalistieke productie. Daarnaast, door in gesprek te gaan met zichzelf, wordt geprobeerd journalistiek te definiëren en wordt de beroepsethiek van het vak continu in vraag gesteld – al dan niet om aanvaardbare gedragingen en grenzen van het beroep aan te geven bij het publiek. Dit wordt het metajournalistieke discours genoemd. Door dit discours te analyseren aan de hand van Shapiro’s evaluatiekader kunnen we begrijpen wat er wordt verstaan onder goede journalistiek. Door het uitvoeren van een discoursanalyse is getracht implicaties, ideeën over en waarden van goede journalistiek te vinden in de gesproken tekst van het televisieprogramma Medialogica. Vervolgens is onderzocht of het evaluatiekader van Shapiro (2010) helpt bij het betekenis geven aan die implicaties, ideeën en waarden. De onderzoeksvraag luidt dan ook als volgt: In hoeverre helpt het evaluatiekader van Shapiro (2010) om het metajournalistieke discours te interpreteren? Uit de analyse blijkt dat het evaluatiekader een verhelderend inzicht biedt bij het interpreteren van het metajournalistieke discours, zoals tot uiting gekomen in Medialogica. Het evaluatiekader laat zien dat Medialogica voornamelijk inzoomt op excellentiecriteria en niet op kwaliteitsnormen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de excellentie van een journalistieke productie voor Medialogica zwaarder weegt dan enkel het voldoen aan de basis, de kwaliteitsnormen. Op meerdere punten blijkt het kader echter niet overeen te komen met de door Medialogica benadrukte journalistieke waarden. Mijn kritiek komt neer op vier punten. De kwaliteitsnorm van ‘style’, te weten het maken van een interessant product, en het excellentiecriterium van ‘discovery’, te weten het maatschappelijk belang van een onderwerp, zijn niet afgebakend. Daarnaast houdt het evaluatiekader geen rekening met de snelheid van nieuws en gaat het uit van veronderstelde effecten in plaats van bewezen effecten. Tot slot wordt er geen rekening gehouden met de kwaliteitseisen van het publiek. Om het evaluatiekader in het vervolg nog bruikbaarder te maken bij het interpreteren van het metajournalistieke discours dient het aangevuld te worden naar aanleiding van deze vier kritiekpunten.Show less