The Preventive Intervention Team Amsterdam has researched that due to the underdevelopment of social cognitive skills, children may develop more externalizing behaviour problems then peers. Current...Show moreThe Preventive Intervention Team Amsterdam has researched that due to the underdevelopment of social cognitive skills, children may develop more externalizing behaviour problems then peers. Current research investigates the relationship of age, sex and competence on externalizing behaviour to see whether these factors have led to behavioural change. The dataset of the Preventive Intervention Team Amsterdam was used and the sample consists 211 participants (171 boys and 40 girls) between the ages of six and twelve years old, living in Amsterdam. To measure the degree of externalizing problem behaviour, the Teachers Report Form was used, whereby children were eligible to participate in the interventions if their score was found to be (sub)clinical. In this study, no effect was found in the average externalizing behaviour between children with a low and high competence perception and between children ages six to nine and nine to twelve years old. In addition, it was found that age does not moderate the effect of competence perception on externalizing behaviour. In conclusion, age, sex and competency perception explain only a small part of the variance in externalizing behaviour. The results of this study show that there is no moderation effect of age on the association of competence perception and externalizing behavior. The findings suggest that further research into other factors that predict behaviour change is important to make the interventions of the Preventive Intervention Team even more effective. Keywords: sex, age, competence, externalizing problem behaviourShow less
Psychopathie is een ernstige persoonlijkheidsstoornis die zich kenmerkt door antisociaal gedrag en een gebrek aan empathie en berouw. Er zijn aanwijzingen dat psychopathische trekken in de...Show morePsychopathie is een ernstige persoonlijkheidsstoornis die zich kenmerkt door antisociaal gedrag en een gebrek aan empathie en berouw. Er zijn aanwijzingen dat psychopathische trekken in de kindertijd al zichtbaar zijn en samenhangen met een deficit in de ontwikkeling van executieve functies. Het huidige onderzoek richtte zich op de relatie tussen psychopathische trekken en een construct dat relatief vroeg ontwikkelende executieve functies bij kinderen omvat: gedragsregulatie. Omdat kinderen nog volop in ontwikkeling zijn, werd ook de rol van leeftijd onderzocht. De steekproef bestond uit 162 Nederlandse basisschoolkinderen van 5 tot en met 7 jaar oud (M = 6.28, SD = 0.80), waarvan 84 jongens en 78 meisjes. Psychopathische trekken en gedragsregulatie werden gemeten met respectievelijk de Child Problematic Traits Inventory en de Behavior Rating Inventory of Executive Function. Uit de resultaten bleek dat gedragsregulatie een significante voorspeller was voor psychopathische trekken (β = .48, p < .001). Hoe slechter de gedragsregulatie, hoe hoger de mate van psychopathische trekken. Leeftijd was geen significante voorspeller voor psychopathische trekken (β = -.00, p = .968) en evenmin voor gedragsregulatie (β = -.04, p = .585). Ook had leeftijd geen modererend effect op het verband tussen gedragsregulatie en psychopathische trekken (β = .10, p = .156). De bevindingen impliceren dat onderzoek naar psychopathische trekken en geassocieerde concepten bij kinderen vanaf jonge leeftijd al zinvol is en dat men zich ervan bewust moet zijn dat problemen met gedragsregulatie kunnen duiden op de aanwezigheid van meer ernstige problematiek.Show less
Onderzocht is de invloed van leeftijd en gezinssituatie van de leerkracht op de affectieve valenties ten aanzien van onderwijskundig ICT-gebruik. Aan dit onderzoek deden 211 leerkrachten van het...Show moreOnderzocht is de invloed van leeftijd en gezinssituatie van de leerkracht op de affectieve valenties ten aanzien van onderwijskundig ICT-gebruik. Aan dit onderzoek deden 211 leerkrachten van het regulier basisonderwijs mee, waarvan 162 vrouwen en 49 mannen. Bij de leerkrachten zijn vragenlijsten en interviews afgenomen. Deze zijn met behulp van kwalitatieve en kwantitatieve methoden geanalyseerd. Na deze analyse kan vastgesteld worden dat de gezinssituatie geen significante invloed heeft op de frequentie van onderwijskundig ICT-gebruik. Het verschil in affectieve valenties tussen jongere en oudere leerkrachten ten aanzien van onderwijskundig ICT-gebruik blijkt niet significant te zijn voor de positieve affectieve valenties, echter wel significant voor de negatieve affectieve valenties. Verder blijkt er een significant positief verband te zijn tussen onderwijskundig ICT-gebruik van de leerkracht en de positieve affectieve valenties van de leerkracht ten aanzien van ICT en een significant negatief verband voor de negatieve affectieve valenties. Uit de kwalitatieve data blijkt, tegen de verwachting in, dat het grootste deel van de leerkrachten positief is over onderwijskundig ICT-gebruik. Nader onderzoek naar de leeftijd van de kinderen binnen het gezin kan uitwijzen of er invloed is op het onderwijskundig ICT-gebruik van de leerkracht.Show less
Doel: Bestuderen of er verschillen zijn in de mate van beheersing van adaptieve vaardigheden tussen jeugdigen zonder probleemgedrag, en jeugdigen met internaliserend en/of externaliserend...Show moreDoel: Bestuderen of er verschillen zijn in de mate van beheersing van adaptieve vaardigheden tussen jeugdigen zonder probleemgedrag, en jeugdigen met internaliserend en/of externaliserend probleemgedrag. En wat hierbij de mogelijke invloed is van leeftijd en sekse. Methode: De onderzoeksgroep bestaat uit 334 jongens en 211 meisjes van 9 tot 18 jaar, uit het basisonderwijs en middelbaar (beroeps-)onderwijs. Door ouders zijn twee vragenlijsten ingevuld. Met behulp van de SEV is bepaald of er sprake is van gedragsproblematiek, en door middel van de experimentele vragenlijst AVJ is het niveau van adaptieve vaardigheden bepaald. Resultaten: Binnen deze steekproef komt internaliserend probleemgedrag het meeste voor. Gemiddeld functioneren jeugdigen zonder probleemgedrag beter dan jeugdigen met probleemgedrag. Bij comorbiditeit is de beheersing van adaptieve vaardigheden het zwakst. Het grootste tekort voor jeugdigen met externaliserend en jeugdigen met comorbide probleemgedrag is gevonden in de ‘autonomie en zelfsturing’. Voor jeugdigen met internaliserend probleemgedrag is de vaardigheid ‘omgang met leeftijdsgenoten’ het zwakst. De adaptieve vaardigheden nemen toe tot 16 jaar, meisjes functioneren structureel beter dan jongens. Conclusie: De mate van beheersing van adaptieve vaardigheden verschilt tussen jeugdigen zonder probleemgedrag, internaliserend en/of externaliserend probleemgedrag. Leeftijd en sekse spelen in beperkte mate een rol. Voor de omgang en begeleiding van de jeugdigen met gedragsproblemen is het van belang rekening te houden met de specifieke tekorten.Show less