In deze scriptie zijn kralen uit drie verschillende Merovingische grafvelden (Lent, Bergeijk, Posterholt) met elkaar vergeleken. Hierbij is gekeken naar o.a. vorm, kleur, decoratie en ...Show moreIn deze scriptie zijn kralen uit drie verschillende Merovingische grafvelden (Lent, Bergeijk, Posterholt) met elkaar vergeleken. Hierbij is gekeken naar o.a. vorm, kleur, decoratie en (vermoedelijke) datering. Uit deze analyse is gebleken dat de kralenassemblages van Bergeijk en Posterholt verschillen van die van Lent. Vervolgens is er gekeken naar mogelijke oorzaken voor deze verschillen; hierbij kan gedacht worden aan o.a. sociale, rituele en economische redenen. Een belangrijk element is dat de kralen van Lent vooral uit de zesde eeuw dateren en die van Posterholt en Bergeijk vooral uit de late zesde en zevende eeuw. Ook levert de analyse informatie op die gebruikt kan worden bij het reconstrueren van de kralenproductie in de vroege middeleeuwen op lokaal, regionaal en supraregionaal niveau.Show less
In deze scriptie wordt onderzoek gedaan naar een structuur die gevonden is in 2011 bij opgravingswerkzaamheden nabij Oegstgeest. De structuur staat op de oever van de Oude Rijn en dateert uit de...Show moreIn deze scriptie wordt onderzoek gedaan naar een structuur die gevonden is in 2011 bij opgravingswerkzaamheden nabij Oegstgeest. De structuur staat op de oever van de Oude Rijn en dateert uit de Merovingische periode. De structuur dateert rond 550 en is relatief vroeg voor deze nederzetting. Het gaat zeer waarschijnlijk om een gebouw dat is gebruikt om goederen op te slaan. Mogelijk ook goederen die bestemt waren voor de handel. Dit is gebaseerd op de diepte van de paalsporen, die zeer diep zijn. Dit is in Oegstgeest vaak een aanwijzing voor spiekers en schuren. Het gedeelte van de nederzetting waar de structuur staat lijkt in zijn geheel vroeg te zijn. Aardewerk uit de 7e eeuw lijkt afwezig te zijn. Een verklaring hiervoor kan zijn dat dit deel van de nederzetting te nat werd in de 7e eeuw om nog langer te gebruiken. De sporen rond de structuur, met name de steigers, duiden ook op handel in dit gedeelte van de nederzetting. Ook is er gekeken naar de methode die Frans Theuws aanraad om te gebruiken voor de publicatie van plattegronden. Hoewel deze methode relatief nieuw is zou dit een goede methode zijn voor het publiceren van plattegronden.Show less
In deze scriptie heb ik onderzoek gedaan naar het materiaal, met de nadruk op het aardewerk, dat in 1906 aan de Zuidweg te Naaldwijk is opgegraven. Teneinde de hoofdvraag zo goed mogelijk te kunnen...Show moreIn deze scriptie heb ik onderzoek gedaan naar het materiaal, met de nadruk op het aardewerk, dat in 1906 aan de Zuidweg te Naaldwijk is opgegraven. Teneinde de hoofdvraag zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden, heb ik twee deelvragen opgesteld. De eerste deelvraag ging over de ondergrond van het grafveld ten opzichte van de bijbehorende nederzetting. Hieruit bleek dat de nederzetting en het grafveld op een verschillende plaats in het landschap lagen. De nederzetting lag op een strandduin, die vaak hoger in het landschap liggen. Het grafveld lag in het lager gelegen, wat nattere gebied achter de strandduin waar de nederzetting op lag. Het grafveld lag dus op een andere locatie in het landschap. De reden hierachter is onduidelijk. Bij het beantwoorden van de tweede deelvraag heb ik aan de hand van de chronologieën van Siegmund (1998) en Müssemeier (2003) heb ik het aardewerk van de opgraving gedateerd. Na alle stukken individueel gedateerd te hebben, ben ik gekomen tot een algemene datering van 555 tot 620 AD +/- 50 jaar. Na de beantwoording van de deelvragen, heb ik de hoofdvraag beantwoord. Hieruit is gebleken dat verder onderzoek nog veel informatie kan opleveren. Wel is het duidelijk geworden, dat mensen in de merovingische periode gecremeerd werden. Of er ook begraven werd, is niet duidelijk. Inhumaties zijn niet aangetroffen, maar het is goed mogelijk dat deze er wel zijn geweest, maar dat ze verloren zijn gegaan.Show less
Op de vroeg-middeleeuwse vindplaats nabij Oegstgeest, is het botmateriaal van meerdere gedomesticeerde katten (Felis catus) aangetroffen in context met slachtafval van consumptiedieren. De...Show moreOp de vroeg-middeleeuwse vindplaats nabij Oegstgeest, is het botmateriaal van meerdere gedomesticeerde katten (Felis catus) aangetroffen in context met slachtafval van consumptiedieren. De nederzetting was gelegen aan de Oude Rijn, een belangrijke vroeg-middeleeuwse handelsweg. Omdat de grootschalige verspreiding van katten over Noordwest-Europa in verband wordt gebracht met de opkomst van vroeg-middeleeuwse handelsscheepvaart, is in dit onderzoek en connectie gelegd tussen aanwezigheid van katten op de nederzetting en handelsactiviteiten. De volgende vraag stond hier bij centraal: Is de aanwezigheid van katten op een vroeg-middeleeuwse nederzetting een indicatie voor interregionale handelsscheepvaart? Zowel de verspreiding van katten langs vroeg-middeleeuwse handelswegen, als hun economische functie speelde een belangrijke rol bij het beantwoorden van deze vraag. Daarnaast is het botmateriaal van kat bestudeerd dat op de nederzetting is aangetroffen. Op basis van een literatuurstudie en archeologsich bronnenonderzoek kan gesteld worden dat katten zich niet alleen hebben verspreid via vroeg-middeleeuwse handelswegen, waar dat ze ook een economische rol hadden in de Vroege-Middeleeuwen. Omdat de nederzetting van Oegstgeest langs een belangrijke handelsweg lag, is het aannemelijk hier katten via vaarroutes zijn terechtgekomen en mogelijk gewardeerd werden als ongediertebestreiders. Aan de hand van een archeozoölogische analyse van het botmateriaal zijn er tevens verschillende aanwijzingen te noemen voor het onthuiden van katten. Er is echter geen direct bewijs aangetroffen in de vorm van snijsporen, zoals het geval was op de Deense Viking-havenplaats Haithabu. Omdat de indirecte aanwijzingen zijn te vinden in de leeftijdsopbouw en de samenstelling van het materiaal, is het belangrijk om de trefkans te vergroeten van de botten van dit relatief kleine gedomesticeerde dier. Op basis van de materiaalanalyse en literatuurstudie van dit onderzoek kan in elk geval gesteld worden dat de aanwezigheid van kat een indicatie is voor interregionale handelsscheepvaart. Mogelijk is dit een aanmoediging voor verder onderzoek naar botmateriaal van kat in vroegmiddeleeuwse contexten.Show less