De bestudering van de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog heeft zich vaak beperkt tot een zuiver militair of diplomatiek perspectief, waardoor civiel-militaire betrekkingen – een cruciaal...Show moreDe bestudering van de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog heeft zich vaak beperkt tot een zuiver militair of diplomatiek perspectief, waardoor civiel-militaire betrekkingen – een cruciaal onderdeel van counter-insurgency – in de regel onderbelicht zijn gebleven. In deze scriptie wordt aan de hand van door Nederlandse militairen geschreven dagboeken bestudeerd hoe er in de lagere geledingen van het Nederlandse leger werd gekeken naar samenwerking met het civiele bestuurlijke apparaat, het koloniale politieapparaat en economische of sociaal-maatschappelijke actoren. Uit de bronnen komt een versnipperd beeld naar voren, waarbinnen positieve en negatieve ervaringen elkaar afwisselen, hoewel er wel degelijk enkele patronen te ontdekken zijn. Deze versnippering is grotendeels te verklaren door de grote regionale variabiliteit in de Indonesische Archipel, die onder de Nederlandse militairen voor sterk uiteenlopende ervaringen zorgde. Desondanks lijken er ten minste twee factoren te zijn die een trend veroorzaken in de houding van Nederlandse militairen ten aanzien van civiel-militaire samenwerking, namelijk de fase van de oorlog waarin de observatie werd gedaan en de etniciteit van de samenwerkingspartner.Show less
Deze scriptie behandelt de naoorlogse (1945-1962) strategie en inzet van de Koninklijke Marine op de Nederlandse Antillen. Deze twee zaken worden bezien in een breed kader, waarbij zij aan het...Show moreDeze scriptie behandelt de naoorlogse (1945-1962) strategie en inzet van de Koninklijke Marine op de Nederlandse Antillen. Deze twee zaken worden bezien in een breed kader, waarbij zij aan het Nederlandse buitenlands-, veiligheidsbeleid en marinebeleid worden gekoppeld. Enkele conclusies luiden dat de strategie en inzet werden vormgegeven door de wens om na de soevereiniteitsoverdracht aan de Verenigde Staten van Indonesië in december 1949 wereldwijd actief te blijven en dat Nederland vanuit dit uitgangspunt langdurige en tamelijk succesvolle onderhandelingen met de Verenigde Staten van Amerika voerde over Amerikaanse betrokkenheid bij de verdediging van de strategisch belangrijke eilanden Aruba en Curaçao in oorlogstijd. Tot slot wordt betoogd dat de Haagse vrees voor Venezolaanse annexatiepogingen van de Benedenwindse Eilanden en de opkomst van het communisme in de regio een andere reden vormde voor de gekozen strategische koers. De strategie en inzet kunnen daardoor worden gezien als een samenspel tussen enerzijds de intrinsieke motivatie om wereldwijd actief te blijven en anderzijds externe druk om de verdediging in de West te versterken.Show less
Hoewel de historiografie de VOC als militair dominant op zee beschouwt verloren de Nederlanders consequent van de Angrianen. Dit onderzoek achterhaalt waarom dit het geval is en of deze verliezen...Show moreHoewel de historiografie de VOC als militair dominant op zee beschouwt verloren de Nederlanders consequent van de Angrianen. Dit onderzoek achterhaalt waarom dit het geval is en of deze verliezen een incident vormden of een achterliggende zwakte blootlegden. Na een politieke en militaire benadering stelt de conclusie dat er structurele zwaktes aan de kant van de VOC te vinden zijn die de veronderstelling van haar militaire dominantie sterk ondermijnt.Show less