Iedereen dient te kunnen profiteren van de kansen die de digitalisering met zich mee brengt. Om digitale inclusie te bevorderen en 4 miljoen Nederlanders te helpen met digitalisering om te gaan...Show moreIedereen dient te kunnen profiteren van de kansen die de digitalisering met zich mee brengt. Om digitale inclusie te bevorderen en 4 miljoen Nederlanders te helpen met digitalisering om te gaan zijn er Informatiepunten Digitale Overheid (IDO) opgezet in bibliotheken. De street-level bureaucrats (SLB) die daar werkzaam zijn hebben de daadwerkelijke interactie met klanten en hebben een discretionaire ruimte met autonomie om keuzes te maken. Ze zijn getraind op vraagherkenning en empathie om de nieuwe maatschappelijke en specialistische taken te vervullen. De invloed van de digitalisering waar het in het huidige literatuuraanbod over gaat heeft te maken met digitale discretie, waar taken worden overgenomen door computers. Het werk bij het IDO vereist daarentegen nog discretie, en dit beïnvloedt de motivatie van SLB’s. Via semigestructureerde interviews met de SLB’s van het IDO is de invloed van de verandering van het takenpakket op de motivatie onderzocht in dit kwalitatieve onderzoek. Er is hierbij gekeken naar de extrinsieke motivatie en intrinsieke motivatie en daarnaast is de Public Service Motivation nog onderzocht als mogelijke factor. De conclusie is dat het takenpakket vloeiend is veranderd, waardoor de impact niet hoog is. Er is geen sprake van invloed van de digitalisering, waardoor de SL’s van het IDO veel vrijheid hebben. Dit beïnvloedt de motivatie op die manier dat er sprake is van allereerst een lage extrinsieke motivatie, waarbij de hoofdmotivatie het ontvangen van subsidie betreft. Daarnaast is er een hogere intrinsieke motivatie bij de taken van het IDO, die gepaard gaat met ook een hoge Public Service Motivation. Hier wordt de belangrijkste motivatie aangegeven, namelijk het helpen van andere mensen.Show less
Differentiëren in de klas is sinds het invoeren van passend onderwijs een handig hulpmiddel voor elke leerkracht in het basisonderwijs om te voldoen aan hun zorgplicht. Elke leerkracht dient de...Show moreDifferentiëren in de klas is sinds het invoeren van passend onderwijs een handig hulpmiddel voor elke leerkracht in het basisonderwijs om te voldoen aan hun zorgplicht. Elke leerkracht dient de leerlingen op hun individuele niveau te laten werken en ondersteuning en uitdaging te bieden waar nodig. Motivatie speelt hier ook een grote rol in, want motivatie en schoolprestaties zijn gerelateerd aan elkaar. Aan de hand hiervan is de volgende hoofd –en deelvraag ontstaan: ‘Is er een verband tussen de mate waarin docenten gedifferentieerd lesgeven en de motivatie van de leerlingen?’. Dit is onderzocht met leerlingen van groep 7 en 8 (N=277) en hun leerkrachten (N=20). Voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen zijn vragenlijsten gebruikt. De vragenlijst van de leerlingen heeft motivatie gemeten. De vragenlijst van de leerkrachten heeft differentiatie gemeten. Na het uitvoeren van een enkelvoudige regressieanalyse is voor de hoofd –en deelvraag geen significant verband gevonden. Dit komt niet geheel overeen met de literatuur. Dit zou kunnen komen doordat er met klasgemiddelden is gewerkt en het geen representatieve steekproef was. Om te onderzoeken of er verschillen in motivatie bestaan tussen soorten klassen is de volgende tweede deelvraag ontstaan: ‘Is er een verschil in motivatie tussen reguliere klassen en combinatieklassen? Hier is na het uitvoeren van een onafhankelijke t-toets wederom geen significant verschil gevonden. Dit komt wel overeen met de literatuur. Scholen kunnen combinatieklassen blijven inzetten zonder de schoolprestaties en motivatie van de leerlingen negatief te beïnvloeden. Kernwoorden:passend onderwijs, differentiatie, motivatie, combinatieklassen.Show less
De huidige studie is een replicatie van eerder onderzoek van Valkenburg en Saab (2013) naar het effect van peer-modeling met betrekking tot samenwerkend leren op motivatie. De modeling bestond uit...Show moreDe huidige studie is een replicatie van eerder onderzoek van Valkenburg en Saab (2013) naar het effect van peer-modeling met betrekking tot samenwerkend leren op motivatie. De modeling bestond uit een korte film waarin peers samenwerkend leren demonstreren en vertellen wat het inhoudt. Een groep van 143 havo/vwo brugklasleerlingen deed mee met het onderzoek, waarvan 75 leerlingen de peer-modeling film te zien kreeg. De overige leerlingen keken een andere film. De resultaten van de experimentele conditie zijn vergeleken met de controlegroep. De leerlingen hebben voor en na het zien van de film een vragenlijst ingevuld over hun intrinsieke motivatie, competentiebeleving en nuttigheidsconcepties van samenwerkend leren. Vervolgens werkten zij in viertallen aan een jigsaw samenwerkingstaak. Uit de resultaten blijkt dat peer-modeling een klein positief effect heeft op nuttigheidsconcepties. Voor intrinsieke motivatie en competentiebeleving zijn geen effecten gevonden.Show less