In deze scriptie heb ik onderzoek gedaan naar het materiaal, met de nadruk op het aardewerk, dat in 1906 aan de Zuidweg te Naaldwijk is opgegraven. Teneinde de hoofdvraag zo goed mogelijk te kunnen...Show moreIn deze scriptie heb ik onderzoek gedaan naar het materiaal, met de nadruk op het aardewerk, dat in 1906 aan de Zuidweg te Naaldwijk is opgegraven. Teneinde de hoofdvraag zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden, heb ik twee deelvragen opgesteld. De eerste deelvraag ging over de ondergrond van het grafveld ten opzichte van de bijbehorende nederzetting. Hieruit bleek dat de nederzetting en het grafveld op een verschillende plaats in het landschap lagen. De nederzetting lag op een strandduin, die vaak hoger in het landschap liggen. Het grafveld lag in het lager gelegen, wat nattere gebied achter de strandduin waar de nederzetting op lag. Het grafveld lag dus op een andere locatie in het landschap. De reden hierachter is onduidelijk. Bij het beantwoorden van de tweede deelvraag heb ik aan de hand van de chronologieën van Siegmund (1998) en Müssemeier (2003) heb ik het aardewerk van de opgraving gedateerd. Na alle stukken individueel gedateerd te hebben, ben ik gekomen tot een algemene datering van 555 tot 620 AD +/- 50 jaar. Na de beantwoording van de deelvragen, heb ik de hoofdvraag beantwoord. Hieruit is gebleken dat verder onderzoek nog veel informatie kan opleveren. Wel is het duidelijk geworden, dat mensen in de merovingische periode gecremeerd werden. Of er ook begraven werd, is niet duidelijk. Inhumaties zijn niet aangetroffen, maar het is goed mogelijk dat deze er wel zijn geweest, maar dat ze verloren zijn gegaan.Show less
In deze scriptie staat de volgende hoofdvraag centraal: Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen het paardentuig dat is aangetroffen op de Romeinse vindplaats te Naaldwijk en de Romeinse...Show moreIn deze scriptie staat de volgende hoofdvraag centraal: Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen het paardentuig dat is aangetroffen op de Romeinse vindplaats te Naaldwijk en de Romeinse vindplaats aan de Scheveningseweg in Den Haag? In de Romeinse periode was het landschap van West-Nederland dynamisch. Bewoning was in de hooggelegen gebieden gelegen. In de hooggelegen gebieden en de duinen zijn de omstandigheden voor de conservering van het paardentuig niet ideaal. De vindplaats in Naaldwijk was gelegen op een haakwal. Er is in 2004, 2007 en 2008 opgegraven. Er zijn zes bewoningsfasen te onderscheiden. Daaruit blijkt dat het om een ruraal inheemse nederzetting gaat. In de 6e bewoningsfase werd er Romeins materiaal uit de omgeving hergebruikt. De vindplaats aan de Scheveningseweg was gelegen op een strandwal. Er is van 1984 tot 1987 vlakdekkend opgegraven. Er zijn twee bewoningsfasen te onderscheiden. De 1e fase betreft het een boerenerf. In de 2e fase gaat het om een militaire vicus. Romeins paardentuig kan in militaire of civiele context zijn gebruikt. In de typochronologie is het paardentuig op basis van de typochronologie van Nicolay beschreven. Aan de hand van de archeologische context waarin het materiaal is gevonden kan worden bepaald hoe het paardentuig is gebruikt. In Naaldwijk zijn 21 stuks paardentuig aangetroffen, aan de Scheveningseweg dertien stuks paardentuig. Aan de Scheveningseweg is relatief gezien de hoeveelheid paardentuig veel hoger. Ook is de samenstelling is anders dan in Naaldwijk. Het paardentuig uit Naaldwijk is iets breder gedateerd. Deze duidelijke verschillen zijn te verklaren door de militaire context van de Scheveningseweg enerzijds en de civiele context van Naaldwijk.Show less