Gedurende de negentiende eeuw zou de positie van rietsuikerproducenten in Nederlands-Indië ingrijpend veranderen. Verschillende invloeden zoals de suikercrisis, suikercongressen en de Nederlandse...Show moreGedurende de negentiende eeuw zou de positie van rietsuikerproducenten in Nederlands-Indië ingrijpend veranderen. Verschillende invloeden zoals de suikercrisis, suikercongressen en de Nederlandse politiek zouden ervoor zorgen dat de afzetmarkt voor rietsuiker uit Nederlands-Indië zich zou gaan verschuiven van Europa richting Azië. Door de groei van de beetsuikerproductie in Europa werden er nieuwe wetten aangenomen betreffende de accijns op suiker, deze wetten hadden daardoor ook direct invloed op de mogelijkheden van Indische producenten om hun rietsuiker af te zetten in Europa. In de tweede helft van de negentiende eeuw zouden deze nieuwe wetten ervoor zorgen dat bietsuiker bepaalde voordelen begon te genieten waardoor het nagenoeg onmogelijk werd voor de Indische rietsuiker op te concurreren op de Nederlandse, laat staan Europese markt. Aan het einde van de negentiende eeuw zag men dan ook een verschuiving ontstaan binnen de afzet van de Indische rietsuiker. Met name in de jaren negentig groeiden de relaties met Amerikaanse en Aziatische partners. Deze handelsrelaties zouden dusdanig sterk worden waardoor de Nederlandse overheid in 1902 haar verlies van de Indische rietsuiker moest erkennen. De Nederlandse staat begon met het subsidiëren van een scheepsvaartlijn richting Japan en China en daarmee was het ontstaan van de Java-China-Japan lijn een feit. De afzetmarkt van rietsuikerproducenten in Nederlands-Indië was gedurende de negentiende eeuw definitief verschoven van het Europese continent richting Azië.Show less
Tijdens wetenschappelijke expedities naar Nederlands-Indië maakten Europese wetenschappers gebruik van een groot netwerk van lokale helpers. Het gaat dan om onder andere assistenten, bedienden,...Show moreTijdens wetenschappelijke expedities naar Nederlands-Indië maakten Europese wetenschappers gebruik van een groot netwerk van lokale helpers. Het gaat dan om onder andere assistenten, bedienden, roeiers, dragers, gidsen en tolken. In deze scriptie wordt de rol van deze mensen onderzocht.Show less
Dit werk vergelijkt de overheidsreactie van de kolonies Brits-Indië en Nederlands-Indië op de eerste cholera pandemie (1817-1824). Via de vergelijking van overheidsmaatregelen tegen cholera wordt...Show moreDit werk vergelijkt de overheidsreactie van de kolonies Brits-Indië en Nederlands-Indië op de eerste cholera pandemie (1817-1824). Via de vergelijking van overheidsmaatregelen tegen cholera wordt onderzocht hoe de twee koloniale overheden hun rol zagen in de koloniale samenlevingen. Dit onderzoek laat zien dat beide overheden het als hun rol zagen om de bevolking van hun kolonies te behoedde voor onnodige lijden, maar dat de overheid van Nederlands-Indië bereid was zwaardere maatregelen te treffen dan de overheid van Brits-Indië.Show less
In deze scriptie worden de conclusies van literatuur over de behandeling van krijgsgevangenen door Japan in Engelstalige bezette gebieden vergeleken met de behandeling van de krijgsgevangen in...Show moreIn deze scriptie worden de conclusies van literatuur over de behandeling van krijgsgevangenen door Japan in Engelstalige bezette gebieden vergeleken met de behandeling van de krijgsgevangen in Nederlands-Indië tijdens de tweede wereldoorlog. Volgens deze literatuur was de behandeling van krijgsgevangenen zeer onregelmatig en gedecentraliseerd, verschillen waren zeer groot. Met behulp van secundaire literatuur, aangevuld met documenten van het NEFIS, het Rode Kruis en interviews van het SMGI, laat deze scriptie zien dat de decentrale wijze waarop Nederlands-Indië was bezet de onregelmatige behandeling juist versterkte.Show less
De Vereeniging Jan Pieterszoon Coen was een tot dusver weinig onderzochte vereniging die tussen 1925-1938 studiereizen organiseerde voor jongeren en leraren met als doel het vergroten van de...Show moreDe Vereeniging Jan Pieterszoon Coen was een tot dusver weinig onderzochte vereniging die tussen 1925-1938 studiereizen organiseerde voor jongeren en leraren met als doel het vergroten van de interesse in Nederland naar de kolonie. Dit initiatief was bedacht door de toenmalige directeur van de Koninklijke/Shellgroep Henri Deterding. De deelnemers van de reizen deelden hun ervaringen en meningen in rapporten. Deze rapporten zijn bewaard gebleven en geven weer hoe de deelnemers, ook wel 'Deterdingers' genoemd, tijdens hun reis werden overtuigd van het belang van de kolonie. Dit onderzoek gaat over het perspectief van de Deterdingers en hoe dit perspectief is te plaatsen binnen de Ethische Politiek.Show less
Na de Duitse inval in Nederland ging het bestuur in Nederlands-Indië onder het nom van staatsgevaarlijkheid en sociale veiligheid over op de internering van leden van de Indische NSB, Duitstaligen...Show moreNa de Duitse inval in Nederland ging het bestuur in Nederlands-Indië onder het nom van staatsgevaarlijkheid en sociale veiligheid over op de internering van leden van de Indische NSB, Duitstaligen en de gezinnen van deze groepen. De voorbereidingen hiervoor begonnen in opdracht van de Nederlandse regering al enkele weken voor 10 mei 1940. Deze scriptie kijkt door middel van een vergelijkend onderzoek naar omstandigheden rondom de internering. Met als doel om verschillen en overeenkomsten in de behandeling van de verschillende groepen te identificeren. Dit wordt gedaan door te kijken naar de motivatie achter de internering, het proces gedurende de arrestaties en transport en de omstandigheden in de interneringskampen op basis van zowel primaire als secondaire bronnen. Op basis van het onderzoek is te zien dat er afhankelijk van de groep verschillende redenen waren om over te gaan tot internering. De verdere behandeling van de geïnterneerden kent veel overeenkomsten, de omstandigheden in de interneringskampen waren zo goed als gelijk. Bij de Duitstaligen en de Indische NSB was de situatie gelijk, echter waren er verschillen in hoe de bevolking naar hen keek. Op basis van geslacht zijn er aan het begin van de internering nauwelijks verschillen te identificeren. Enkele maanden voor de Japanse inval waren er veranderingen gaande in het beleid van het Nederlands-Indische bestuur waardoor vrouwen, en ook kinderen, meer mogelijkheden kregen. De conclusie is daarom dat de behandeling van de verschillende groepen gedurende de internering in grote lijnen overeen kwam.Show less
Het werven van bestuursambtenaren voor het Europese korps Binnenlands Bestuur was sterk afhankelijk van de negentiende-eeuwse organisatiecultuur van het koloniale rijk in Nederlands-Indië
Anna Weber (1852-1942) was een Nederlandse algologe die in 1899 aan boord van de Siboga een indrukwekkende onderzoeksreis heeft gemaakt door de Indische Archipel. In haar tijd was het niet...Show moreAnna Weber (1852-1942) was een Nederlandse algologe die in 1899 aan boord van de Siboga een indrukwekkende onderzoeksreis heeft gemaakt door de Indische Archipel. In haar tijd was het niet gebruikelijk voor vrouwen om te studeren, laat staan zich te vestigen in de wetenschap. Deze scriptie onderzoekt in hoeverre de koloniën kansen boden voor Weber en andere vrouwelijke geleerden om onderzoek te doen en zich te ontwikkelen in de natuurwetenschap. Dit wordt gedaan door haar reisverslag te analyseren en verscheidene primaire bronnen af te zetten tegen de secundaire literatuur. Uiteindelijk wordt er onderzocht hoe Anna Weber gebruikt maakte van de mogelijkheden die er waren om als vrouw natuurwetenschap te bedrijven in Nederlands-Indië.Show less
De koloniale politiek van Nederland aan het begin van de 20ste eeuw stond in het teken van de Ethische Politiek. Nederland had een ereschuld in te lossen voor het Indische volk. Voor de...Show moreDe koloniale politiek van Nederland aan het begin van de 20ste eeuw stond in het teken van de Ethische Politiek. Nederland had een ereschuld in te lossen voor het Indische volk. Voor de buitenwereld leek Nederlands-Indië rustig en vredig. De communistische opstanden van 1926-1927 toonden echter aan dat de Nederlandse macht een schijnvertoning was. In dit onderzoek is aan de hand van drie interne Nederlandse bronnen het koloniale perspectief bekeken. Er waren namelijk twee perspectieven op de oorzaken van de opstanden. Een interne, gericht op bestuurlijke fouten en een externe, gericht op buitenlandse beïnvloeding, zoals door de Komintern. Deze twee tegenstrijdige visies lieten de tweezijdigheid zien van de Nederlandse koloniale houding.Show less
Op de Inventaris Immaterieel Erfgoed van Nederland staat sinds 2006 de Indische rijsttafel vermeld. Voor bescherming van immaterieel erfgoed is niet alleen het doorgeven van de traditie van belang,...Show moreOp de Inventaris Immaterieel Erfgoed van Nederland staat sinds 2006 de Indische rijsttafel vermeld. Voor bescherming van immaterieel erfgoed is niet alleen het doorgeven van de traditie van belang, maar ook het documenteren van wat deze rijsttafeltraditie inhoudt. Vanuit een cultuurhistorisch perspectief zal de rijsttafel worden bestudeerd als een artefact dat is gecreëerd in de koloniale tijd in Nederlands-Indië en is meegenomen naar Nederland. Onderzocht wordt, hoe de rijsttafeltraditie is ontstaan en welke rol de rijsttafel vervulde in het sociale leven in de koloniale tijd en later in Nederland. Aan de hand van foto’s, objecten en persoonlijke verhalen wordt getoond, hoe in de koloniale tijd niet alleen het land werd toegeëigend, maar ook elementen van de inheemse cultuur. De slametan-maaltijd vormde inspiratie voor de rijsttafel. In de tafelcultuur rond de rijsttafel voltrok zich eenzelfde proces van toe-eigening en omvorming ten aanzien van kleding, batik en tafelzilver. De hoogstaande Javaanse cultuur intrigeerde Nederlanders en Indische vrouwen bleken in staat om goed aan te voelen, welke aanpassingen nodig waren om te voldoen aan een Europese smaak. Het resultaat van dit mengen van culturen vormt op zichzelf-staand erfgoed. Bij de recente hernieuwde belangstelling voor de Nederlandse koloniale geschiedenis mag aandacht voor het Indische erfgoed niet ontbreken.Show less
In deze scriptie worden de maatregelen tegen de verspreiding van cholera in de Nederlandse maatschappij vergeleken met de maatregelen die genomen werden door de Koninklijke Marine aan boord van...Show moreIn deze scriptie worden de maatregelen tegen de verspreiding van cholera in de Nederlandse maatschappij vergeleken met de maatregelen die genomen werden door de Koninklijke Marine aan boord van oorlogsschepen in Nederlands-Indië.Show less
Nederlandse oorlogsmisdaden tijdens de oorlog in Indonesië tussen 1945 en 1950 zijn al decennia een heet hangijzer. Eén van de meest beruchte Nederlandse geweldsontsporingen in deze periode is het...Show moreNederlandse oorlogsmisdaden tijdens de oorlog in Indonesië tussen 1945 en 1950 zijn al decennia een heet hangijzer. Eén van de meest beruchte Nederlandse geweldsontsporingen in deze periode is het bloedbad van Rawagede, een massa-executie in een dorp gelegen in West-Java. Rawagede speelde een belangrijke rol in het publieke debat over Nederlandse oorlogsmisdaden. Zo stelde de rechtbank Den Haag in 2011 de Nederlandse staat aansprakelijk voor de gruweldaden in de Javaanse kampong. Dit was de eerste keer dat de Nederlandse staat wettelijk aansprakelijk werd gesteld voor misstanden tijdens de oorlog met Indonesië. Wat er precies gebeurd is in Rawagede is echter nog steeds onduidelijk. Volgens eerdere onderzoeken naar het bloedbad maakte de Nederlandse krijgsmacht tussen de 150 en 433 slachtoffers. Van dit aantal zouden er tussen de 20 en 120 zijn geëxecuteerd. Vrouwen en kinderen werden gespaard. Alhoewel Rawagede frequent het onderwerp is geweest van academisch onderzoek, geldt dat niet voor de verantwoordelijke eenheid. Dit was het 3e Bataljon 9e Regiment Infanterie, kortgezegd 3-9 RI, een dienstplichtig landmachtbataljon van de 7 December Divisie. Dit onderzoek bestudeert in hoeverre extreem geweld – los van de casus Rawagede – deel uitmaakte van het militair optreden van 3-9 RI in Indonesië.Show less
De bestudering van de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog heeft zich vaak beperkt tot een zuiver militair of diplomatiek perspectief, waardoor civiel-militaire betrekkingen – een cruciaal...Show moreDe bestudering van de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog heeft zich vaak beperkt tot een zuiver militair of diplomatiek perspectief, waardoor civiel-militaire betrekkingen – een cruciaal onderdeel van counter-insurgency – in de regel onderbelicht zijn gebleven. In deze scriptie wordt aan de hand van door Nederlandse militairen geschreven dagboeken bestudeerd hoe er in de lagere geledingen van het Nederlandse leger werd gekeken naar samenwerking met het civiele bestuurlijke apparaat, het koloniale politieapparaat en economische of sociaal-maatschappelijke actoren. Uit de bronnen komt een versnipperd beeld naar voren, waarbinnen positieve en negatieve ervaringen elkaar afwisselen, hoewel er wel degelijk enkele patronen te ontdekken zijn. Deze versnippering is grotendeels te verklaren door de grote regionale variabiliteit in de Indonesische Archipel, die onder de Nederlandse militairen voor sterk uiteenlopende ervaringen zorgde. Desondanks lijken er ten minste twee factoren te zijn die een trend veroorzaken in de houding van Nederlandse militairen ten aanzien van civiel-militaire samenwerking, namelijk de fase van de oorlog waarin de observatie werd gedaan en de etniciteit van de samenwerkingspartner.Show less
In deze bachelorscriptie wordt onderzoek gedaan naar de vermelding en behandeling van de Indonesische dekolonisatieoorlog in schoolboeken geschiedenis voor het voortgezet onderwijs. Een selectie...Show moreIn deze bachelorscriptie wordt onderzoek gedaan naar de vermelding en behandeling van de Indonesische dekolonisatieoorlog in schoolboeken geschiedenis voor het voortgezet onderwijs. Een selectie van 24 schoolboeken uit de periode 1950-2010 wordt nader bekeken om te bepalen welke ontwikkeling er valt waar te nemen op het gebied van terminologie, algehele inhoud en kwantitatieve omvang van de teksten. Drie deelperiodes bestaande uit de jaren 1950-1969, 1969-1987 en 1988-2010 worden ieder als deelvraag behandeld. Wat blijkt is dat de periode '50-'69 als periode van zwijgen kan worden bestempeld. De term 'oorlog' wordt vermeden, 'politionele actie' heeft de voorkeur. Dit verandert in de jaren ’70. Eufemismen en pro-Nederlandse terminologie worden steeds vaker vervangen door neutralere bewoordingen. Vanaf de jaren ’90 heeft de term ‘oorlog’ definitief de voorkeur en komen door Nederlandse troepen gepleegde oorlogsmisdaden ter sprake. Enkele opvallende verschillen komen eveneens naar voren. Allereerst op gebied van illustraties, die de leerling moeten helpen om de stof te begrijpen. In de eerste periode ontbreken deze volledig, terwijl in de laatste periode illustraties de bladzijdes domineren. Ten tweede is er een verschil tussen schoolniveaus, waarbij VWO-boeken veel uitvoeriger op de gebeurtenissen ingaan dan VMBO-lesmethodes. Ten slotte is er een significant verschil tussen boeken gespecifieerd voor de onderbouw en bovenbouw. Controverses zoals oorlogsmisdaden komen vaker en met meer pagina’s aan bod in lesmethodes gericht op de bovenbouw.Show less