To answer the main question ‘how did Dutch colonial architecture foster the building projects in Paramaribo, as desired by the Sociëteit van Suriname between 1768 and 1785?’ three characteristics...Show moreTo answer the main question ‘how did Dutch colonial architecture foster the building projects in Paramaribo, as desired by the Sociëteit van Suriname between 1768 and 1785?’ three characteristics of Dutch colonial architecture with Paramaribo as a case-study were analysed: 1) the gradual fusion of European architecture with the use of local South American materials, 2) the climatological adaption of buildings to the tropical climate and 3) concerns the uniqueness of the buildings, originated from the diverse cultural context. To dive deeper into Dutch colonial architecture than has ever been done before, I also analysed how climate and environmental aspects affected the architectural products wood and stone in relation to urban development.Show less
In de eerste helft van de negentiende eeuw veranderde het stadslandschap van Paramaribo op rigoureuze wijze doordat twee branden (1821 en 1832) relatief kort na elkaar het stadscentrum bijna...Show moreIn de eerste helft van de negentiende eeuw veranderde het stadslandschap van Paramaribo op rigoureuze wijze doordat twee branden (1821 en 1832) relatief kort na elkaar het stadscentrum bijna volledig wegvaagden. Met name de stadsbrand van 1821 liet een verwoest stadshart achter. De herbouw duurde jaren maar was vergevorderd toen de tweede brand in 1832 weer een groot deel van het centrum van de stad in de as legde. Nu Paramaribo voor de tweede keer in korte tijd door een verwoestende brand was getroffen moesten er maatregelen worden genomen om dit in de toekomst te voorkomen. Toen na een paar weken werd ontdekt dat de brand was aangestoken deed het bestuur er alles aan om de schuldigen te pakken. De brandstichters bleken weggelopen slaafgemaakten te zijn. De combinatie van angst voor weggelopen slaafgemaakten en angst voor brand zorgde ervoor dat de daders zwaar werden gestraft. Koloniale slavensamenlevingen werden beheerst door angst, van de slaafgemaakten voor het geweld van de eigenaren, en van de eigenaren voor opstand door de slaafgemaakten. Dit leidde volgens historicus Vincent Brown niet alleen tot een vicieuze cirkel van angst en geweld, maar ook tot specifieke vormen van anti-zwart racisme tegen mannen in slavensamenlevingen. Volgens Brown werkt dit door in hedendaagse raciale vooroordelen. Suriname past in dat beeld; de koloniale machthebbers waren bang voor de slaafgemaakten op de plantages en de marrons. Maar in de stad waande men zich lange tijd veilig. De brand bracht daar mogelijk grote verandering in, en daarmee mogelijk ook in de verhouding tussen eigenaren en slaven in de stad. In dit onderzoek zal de invloed van de brand van 1832 op de stadsslavernij in Paramaribo nader worden bekeken. En ook hoe de betekenis van de stadsbrand, die de geschiedenis in zou gaan als de ‘Cojo branti’, door de jaren heen veranderde. Die verandering is een goede graadmeter voor de postkoloniale verwerking van deze geschiedenis. Het toont de veranderende plek die het slavernijverleden in de Surinaamse nationale identiteit heeft gekregen, maar of de veranderende herdenkingstraditie ook afbreuk heeft gedaan aan anti-zwart racisme is een open vraag.Show less