Around the years 1630s, the artist Peter Paul Rubens (1577-1640) asked his pupil Abraham Van Diepenbeeck (1596-1675) to travel to Paris and accomplish a set of drawn copies after frescos made a...Show moreAround the years 1630s, the artist Peter Paul Rubens (1577-1640) asked his pupil Abraham Van Diepenbeeck (1596-1675) to travel to Paris and accomplish a set of drawn copies after frescos made a century before by the Mannerist artist Francesco Primaticcio and his assistant Niccolò dell'Abbate in different Parisian châteaus. In the year 2020, a hitherto unpublished group of 17 drawings and counterproofs by Van Diepenbeeck from this commission arose in the collections of the Rubenianum in Antwerp. This thesis explores the enterprise, with special attention to this set of 17 drawings and counterproofs. Moreover, it analyses the use that Rubens made of these drawn copies, back in his Antwerp workshop, as fundamental sources of inspiration for his future artworks.Show less
This thesis investigates how the process of coming to an EU negotiating position for the conferences of the parties (COPs) of the UNFCCC changed between 1997 and 2015. The EU preparations for three...Show moreThis thesis investigates how the process of coming to an EU negotiating position for the conferences of the parties (COPs) of the UNFCCC changed between 1997 and 2015. The EU preparations for three of these climate conferences (Kyoto, Copenhagen, and Paris) are analysed through the content analysis of EU documents and expert interviews. This thesis argues that this negotiating process became increasingly embedded in the theoretical framework of multi-level governance. Treaty changes, shifts on the global stage of negotiations and the addition of new member states caused the European level (mainly the Commission) to play a leading role in the intra-European negotiations.Show less
Salons were a widespread phenomenon in late eighteenth-century Paris, but their political role during the first years of the French Revolution has been overlooked. As centres of news and...Show moreSalons were a widespread phenomenon in late eighteenth-century Paris, but their political role during the first years of the French Revolution has been overlooked. As centres of news and information, places for education in political culture and political sociability, and public opinion shapers, salons were of vital importance for professional politicians and revolutionaries. The salonnière or hostess formed the centre of the informal conversation held between a select company of elite people, invited at her home and on her initiative. In this way she could wield power and have an informal political ‘career’. The flexible character of a salon, which is a concept changing according to its context rather than a fixed institution, makes it hard to give a definition. The case study of the political meetings at the home of Madame Roland questions the way in which salons have been regarded so far, for their place functioned as a headquarters of the Girondin political movement, a propaganda institution and a political salon in which she initially played little to no role. In the radicalising political environment leading towards the Terror, Jacobin revolutionaries who often were former visitors of the salons themselves increasingly regarded the salons with suspicion, rejecting its non-transparency, aristocratic character and female activities. By the end of 1793, both the revolutionary politicians and public opinion had turned against the salons and the elitist salon society, which disappeared from Paris.Show less
Samenvatting. In deze scriptie wordt onderzoek gedaan naar ontwikkelingen in en de betekenis van veranderingen in 18e-eeuwse architectuur en architectuurschilderkunst in interieurs in Parijs. De...Show moreSamenvatting. In deze scriptie wordt onderzoek gedaan naar ontwikkelingen in en de betekenis van veranderingen in 18e-eeuwse architectuur en architectuurschilderkunst in interieurs in Parijs. De uitzonderlijke architectuurprojecten van Germain Boffrand en Victor Louis vormen de leidraad in een breder betoog over architectuur en ornament en de keuzevrijheid in het variëren in bouwelementen bij het interieur en exterieur van gebouwen na 1750. De nadrukkelijke gerichtheid van Franse architecten op Italiaanse bouwkunst gaf met de toename van kennis over de toepassing van vrije kunsten in Rome en Noord-Italië een nieuwe impuls aan de vormgeving van Parijse interieurs, waarbij artistieke opvattingen en politieke drijfveren hand in hand gingen. De Académie Française in Rome, waar talrijke Franse architecten en schilders hun professionaliteit vergrootten in jaren durende studies van klassieke bouwkunst en ornament, vervulde een belangrijke rol als ambassade voor de kunsten. Het hof van Lodewijk XV en de Académie Royale d’Architècture waren er goed vertegenwoordigd en het weerspiegelde de Franse wens aan Parijs ooit de allure van Rome te kunnen geven. De kunsten waren belangrijk voor de grandeur van de stad Parijs en behoud van de machtspositie van het hof, terwijl vrijwel gelijktijdig door het opkomend verlichtingsdenken de ontwikkeling van de stadsinrichting ter discussie stond bij een steeds beter geȉnformeerd publiek. De stroom van publicaties in de gedrukte pers en het beschikbaar komen van verzamelde prentdrukwerken waren daarbij cruciaal. Een avantgarde van architecten en kunstschilders nam het voortouw in de op de klassieke bouwkunst gebaseerde verandering in decoratie binnen gebouwen in Parijs, waarbij kleinschalige bouwprojecten zich nadrukkelijk leenden voor experimenten van architect en decorateur. De architect Louis en de schilders Charles Natoire en Gabriel Briard hadden tijdens hun verblijf in Rome zeker kennisgemaakt met Giambattista Piranesi, wiens atelier nabij de Académie Française gevestigd was. In diens gravures van de stad Rome is de fantasierijkdom zichtbaar welke zijn naam vestigde als pleitbezorger van de vrije inventie binnen de architectuur. In het late werk van de ornamentschilder Paolo Antonio Brunetti zijn elementen uit Piranesi’s prenten van fantastische architectuur duidelijk aanwezig. In Parijs werd halverwege de 18e eeuw heftig gedebatteerd onder architecten over nieuwe grootschalige architectuur voor de stad en kwam onder andere het door Jacques- Francois Blondel verdedigde traditionele bouwconcept ter discussie. In de luwte van dit debat werkten Boffrand en Louis aan enkele uitzonderlijke bouwprojecten, waarbij Franse architecten en figuratief-schilders samenwerkten met Italiaanse decorschilders in een poging een nieuw podium te verschaffen aan kunstenaars in het tijdens de Bourbon monarchie verwaarloosde kunstklimaat op het terrein van preservatie en bijeenhouden van collecties. De introductie van een toegankelijke kunstgalerij in het Romeinse Palazzo was waarschijnlijk ook opgemerkt door deze Franse kunstenaars en de door Boffrand en Louis in een unieke mise-en-scène gerealiseerde kapelschilderingen van de Chapelle des Enfants Trouvés en de Chapelle des ȃmes du Purgatoire kunnen worden gezien als een opmaat voor het tentoonstellen in een museale setting. De interesse voor deze ongewone interieurarchitectuur blijkt zowel uit essays van de hand van de architectuurcriticus Marc-Antoine 55 Laugier en tijdgenoten als uit artikelen in persberichten. Het illusionistisch effect van de muurschildering in de kapellen werd hooggewaardeerd. Het figuratieve werk van Natoire en Briard kwam ermee in het middelpunt van de belangstelling te staan. De bijdrage van Italiaanse ornamentschilders aan belangrijke architectuur in Parijs is erg onderbelicht gebleven in de kunsthistorische literatuur. Dit is allereerst het gevolg van de geringe belangstelling bij kunstkenners voor ornamentschilderkunst in interieurs bij architectuur, anderzijds het gevolg van de door Haussmann uitgevoerde grootschalige sloop van 17e- en 18e-eeuwse paleizen en panden in Parijs in de 19e eeuw, toen de waardering voor kunsthistorie als studie van belang werd. In deze scriptie wordt het werk van Paolo Antonio Brunetti en zijn vader in Parijs uitvoerig beschreven en in beeld gebracht voor zover het nog bestaat. De superieure wijze van de implementatie van het architecturale kader in geschilderde kapelinterieurs verraad de grote kennis en kunde die generaties Italiaanse ornamentschilders bezaten en die thans voornamelijk in Noord-Italië nog is aan te treffen. De door de ornamentschilders toegepaste trompe-l’oeil schildertechniek beschrijf ik vanaf het gepopulariseerde gebruik in luxueuze Parijse Hȏtels omstreeks 1730 tot aan de sobere decors in de kerkkapellen omstreeks 1760, waarbij de invloed van het classicisme op de muurschilderkunst geleidelijk meer zichtbaar wordt. De verandering in smaak en waardering voor ornamentschildering op wanden is een gevolg van de reeks aan ontwikkelingen die zich halverwege de 18e eeuw voltrokken. In deze scriptie wordt uitgaande van kunsthistorische literatuur en gedeeltelijk uit door directe observatie verkregen beeldmateriaal zeer uitvoerig ingegaan op het transitieproces dat plaatsvond; het juist exposeren van kunst vormde een belangrijke uitdaging voor architecten en beeldend kunstenaars. Het zoeken naar een nieuwe balans in decoraties van interieur en exterieur vond het meest succesvol plaats in het kleinschalige experiment van het tijdelijke samenwerkingsverband tussen architect en decorateur; een transitie in vormgeving en stijl volgde in een reactie op de overdaad aan Barokke architectuur en Rococo-elementen binnen stadspaleizen, in een herwaardering en gebruik van antieke architecturale elementen in het interieur én door innovaties in het tonen van Beeldende Kunst in beter publiekstoegankelijke ruimten. Het werk in Parijs van Paolo Brunetti en zijn vader Gaetano Brunetti is zo goed mogelijk in woord en beeld beschreven op basis van archiefmateriaal en foto’s van nog bestaande muurschilderkunst. Van verloren gegaan werk zijn er korte beschrijvingen die ingaan op de architecturale en sculpturale waarde van het wandillusionisme in met name het Château de Bellevue en het Hôtel de Soubise-Rohan. De schilderijen van dochters van Lodewijk XV van de hand van Adélaïde Labille–Guiard geven een indruk van vergelijkbare classicistische interieurs en vestigen de aandacht op de rol van matronage in de kunst. Als bewoners hadden vrouwen een grote invloed op de uitvoering van interieurdecoraties. In de luxueuze Hȏtels van Parijs convenieerde het wandillusionisme goed in het architecturaal kaderwerk van balkons, overlopen en trappenhuizen, waarbij de open-wand quadratuur werd toegepast. In de kapelschildering van de Sainte-Marguerite greep Brunetti terug op gesloten-wand quadratuur, die sinds Vitruvius’ diskwalificatie van het wandillusionisme in Pompeȉ, herondekt in 1745, niet meer zo succesvol was toegepast.Show less