In deze masterscriptie wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de verkiezingsdebatten in aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van 2012. Verkiezingsdebatten zijn voor lijsttrekkers een...Show moreIn deze masterscriptie wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de verkiezingsdebatten in aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van 2012. Verkiezingsdebatten zijn voor lijsttrekkers een uitgelezen gelegenheid om hun eigen standpunten en belangrijkste argumenten uiteen te zetten. Zodoende trachten zij de kiezer te overtuigen op hen te stemmen, zodat zij uiteindelijk voorop kunnen gaan bij het vormen van een nieuwe regering en het leiden van het land. Door middel van de uitgebreide pragma-dialectiek, waarin strategisch manoeuvreren een belangrijke rol speelt, is een analyse gemaakt van lijsttrekkers in drie verkiezingsdebatten uit de campagne van 2012. De notie strategisch manoeuvreren verwijst naar het feit dat discussianten een verschil van mening niet alleen willen oplossen, maar het meningsverschil ook willen winnen. Er bestaat dus zowel een dialectische als een retorische dimensie. Strategisch manoeuvreren vindt altijd plaats in een specifieke argumentatieve praktijk, in de pragma-dialectiek ook wel argumentatief actietype genoemd. Om een zo compleet mogelijk beeld van het strategisch manoeuvreren te geven, wordt dus eerst de argumentatieve praktijk, oftewel het argumentatieve actietype, van het Nederlands verkiezingsdebat gekarakteriseerd. Uit deze omschrijving blijkt dat het belangrijkste doel van de lijsttrekkers is om de (potentiële) kiezer te overtuigen. Het overtuigen geschiedt door het gewenste beleid te beargumenteren, waardoor het publiek gelijktijdig wordt geïnformeerd over de inhoud van het nieuwe beleid. Hierbij is het informeren ondergeschikt aan het overtuigen. Daarnaast dienen politici zich aan een aantal regels te houden. Ze dienen rekening te houden met de institutionele regels van het verkiezingsdebat, zoals met respect debatteren en andere deelnemers niet persoonlijk aanvallen. Daarnaast moeten ze, net als in alle andere actietypen, rekening houden met de pragma-dialectische discussieregels. De primaire resultaten van de analyses laten zien dat politici gebruikmaken van drie verschillende argumentatietypen, waarvan de pragmatische argumentatie het meest gebruikt werd. Daarnaast laten de analyses zien dat binnen het verkiezingsdebat ruimte is voor het gebruik van verschillende stijlfiguren en presentatiemiddelen en dat politici zich bewust aan het publiek, de (potentiële) kiezer aanpassen. Uit deze primaire resultaten zijn drie strategische keuzes (eigenaarschap, framing en het gebruik van autoriteitsargumentatie) geëxtraheerd en is gekeken naar hoe de keuze van de argumentatie, de keuze uit de presentatiemiddelen en de aanpassingen aan het auditorium samen bijdragen aan de vormgeving van de strategisch keuzes. In deze analyses wordt nogmaals benadrukt dat politici alles in het werk stellen om de kiezer te bereiken en te overtuigen. Deze scriptie kan beschouwd worden als een exploratief-analytisch en hypothesevormend onderzoek, dat gebruikt kan worden bij verder onderzoek naar strategisch manoeuvreren in het Nederlands verkiezingsdebat. Zodoende kunnen de analyses uitgevoerd worden op een recentere casus of kan er een groter corpus gebruikt worden.Show less
In deze scriptie wordt taalkundig-stilistisch inzicht geboden in Amerikaans en Nederlands politiek taalgebruik in toespraken na nationale rampen. Hiertoe zijn drie Nederlandse en drie Amerikaanse...Show moreIn deze scriptie wordt taalkundig-stilistisch inzicht geboden in Amerikaans en Nederlands politiek taalgebruik in toespraken na nationale rampen. Hiertoe zijn drie Nederlandse en drie Amerikaanse toespraken geanalyseerd: de persconferentie van Wim Kok na de vuurwerkramp in Enschede, de persverklaring van Wim Kok na de moord op Pim Fortuyn, de toespraak van Job Cohen na de moord op Theo van Gogh, de persverklaring van Bill Clinton na de schietpartij in Littleton, de televisietoespraak van George W. Bush na de ontploffing van het ruimteschip Columbia en de persverklaring van Barack Obama na de schietpartij in Newtown. De vraag die hierbij centraal stond, luidt als volgt: ‘Welke effecten moeten Nederlandse en Amerikaanse toespraken na nationale rampen sorteren en hoe worden de opgetreden effecten door de stilistische keuzes bereikt?’ Om de onderzoeksvraag te beantwoorden, is er eerst gekeken naar de context van het communicatieve actietype ‘politieke toespraken na een nationale ramp’. Aan dit actietype zijn regels en conventies verbonden die restricties vormen en invloed hebben op hoe een toespraak wordt overgebracht. Deze restricties hebben betrekking op de mogelijkheden van een spreker en de verwachtingen die vanuit de maatschappij bestaan met betrekking tot de boodschap die een spreker overbrengt en het effect dat deze boodschap moet sorteren. De context van het communicatieve actietype wijst uit dat een Amerikaanse president door de Amerikaanse maatschappij wordt gezien als de leider van het land en een Nederlandse minister-president ten opzichte van de Nederlandse maatschappij meer als een crisismanager functioneert. Deze verschillende posities worden bewerkstelligd door staatsrechtelijke beperkingen. Zo heeft een Amerikaanse president in tegenstelling tot een Nederlandse minister-president het mandaat van de kiezers. Daarnaast heeft een Amerikaanse president als leider van de federale uitvoerende macht volmachten en bevoegdheden die een Nederlandse minister-president niet heeft. Een Amerikaanse president behoort na een nationale ramp een effect van gemeenschapszin en geruststelling te sorteren. Hij dient in tijden van nationale onzekerheid een perspectief te bieden waarmee de maatschappij naar de nationale ramp kan kijken en kanaliseert op die manier collectieve emoties. De woorden van de president helpen op die manier bij het bewerkstelligen van eenheid en helpen de bevolking bij het herordenen van hun hiërarchieën, waarden en wereld (Zarefsky, 2014). Een Nederlandse minister-president behoort na een nationale ramp stress te kanaliseren en bewaart hierbij, in tegenstelling tot een Amerikaanse president, afstand tot de maatschappij. De toepassing van reactieve crisiscommunicatie is gebruikelijk. Dit houdt in dat een spreker zijn boodschap richt op de media en niet op de maatschappij. Er zijn tien verschillende stijlfiguren aangetroffen die een bijdrage leveren aan het effect dat een Amerikaanse toespraak na een nationale ramp moet sorteren. Van deze tien stijlfiguren zijn er vier stijlfiguren die in vergelijking met Nederlandse stijlkeuzes opvallen: de aanwezigheid van familiale analogie en metaforen, het gebruik van de stijlfiguur inclusief ‘we’, het gebruik van religieuze verwijzingen en de aanwezigheid van deontische modaliteit. De aanwezigheid van familiale analogie speelt een belangrijke rol bij het effect van gemeenschapszin en geruststelling dat een president na een nationale ramp moet sorteren. Bij het gebruik van deze stijlkeuze positioneert de president zichzelf als vader. In deze rol, die hij aan kan nemen door zijn positie als leider van het land, kan de president de nadruk leggen op de eenheid van een familie en de geruststelling die een vader kan overbrengen. Een voorbeeld hiervan is te vinden in de persverklaring van Barack Obama na de aanslag op de Sandy Hook Elementary School. Obama expliciteert in deze persverklaring dat hij een vader is en dat hij vanuit dat perspectief hetzelfde overweldigende verdriet voelt als alle andere ouders in de Verenigde Staten: (1) And each time I learn the news I react not as a President, but as anybody else would -- as a parent. And that was especially true today. I know there’s not a parent in America who doesn’t feel the same overwhelming grief that I do. Doordat Obama zichzelf als vader positioneert, vergelijkt hij zichzelf met alle andere ouders in de Verenigde Staten. Door deze vergelijking toont Obama empathie en laat hij zien dat hij zichzelf in de belevingswereld van de Amerikaanse ouders kan plaatsen omdat hij ook kinderen heeft. Dat een Amerikaanse president sterk gericht is op eenheid en gemeenschapszin komt tevens naar voren door het gebruik van de stijlfiguur inclusief ‘we’. Dit stijlfiguur stelt spreker en toehoorder op een lijn door gebruik te maken van inclusieve voornaamwoorden. Een voorbeeld hiervan is fragment (2). De stijlfiguur dat het tegenovergestelde effect bereikt, wordt exclusief ‘we’ genoemd. Kok maakt hier in tegenstelling tot de Amerikaanse sprekers frequent gebruik van. Een voorbeeld hiervan is fragment (3). (2) We do know that we must do more to reach out to our children and teach them to express their anger and to resolve their conflicts with words, not weapons. (3) We zullen vanavond later in de avond ook met de ministerraad bij elkaar komen om ook onze gedachten en onze gevoelens te delen. Kok spreekt in fragment (3) over ‘we’ in de betekenis van ‘wij als politici’. Hierdoor creëert hij een afstand tussen zichzelf en zijn toehoorders. In fragment (2) gebruikt Clinton de inclusieve variant van dit stijlfiguur. Hij stelt dat ‘wij’ weten dat ‘we’ meer moeten doen. Hierdoor zegt Clinton niet alleen dat het Amerikaanse volk moet handelen naar een bepaald voornemen, maar dat hij net als iedere andere Amerikaan deze handeling zal uitvoeren. Een andere opvallende stijlkeuze in vergelijking met de Nederlands toespraken, is het gebruik van religieuze verwijzingen. Religieuze verwijzingen worden in Amerikaanse politieke toespraken gebruikt om geruststelling over te brengen en geven de president de mogelijkheid om in te spelen op de waarden van de maatschappij. Fragment (4) is een voorbeeld van een religieuze verwijzing in een presidentiële toespraak: (4) I can only say tonight let the prayers of the American people are with you (C27). De religieuze verwijzingen in Amerikaanse toespraken na nationale rampen vallen onder het type retorica dat kalmte en geruststelling overbrengt. In het geval van fragment (4) labelt Clinton de schietpartij als een tragedie, maar probeert hij troost en verlichting te brengen door de impliciete betekenis van 1 Korinthiërs 13:12. Dit citaat heeft als achterliggende betekenis dat er nu eenmaal zaken zijn die we niet kunnen begrijpen en dat we niet weten hoe de toekomst er uitkomt te zien (EO, z.d.). Deontische modaliteit is voor de eerder benoemde Amerikaanse stijlkeuzes een overkoepelend fenomeen. Deze vorm van modaliteit communiceert op expliciete of impliciete wijze dat iets in de werkelijkheid behoort te gebeuren. Deontische modaliteit is een overkoepelend fenomeen, omdat onder andere in combinatie met het stijlfiguur inclusief ‘we’, de spreker de boodschap overbrengt dat ‘wij’ (zowel spreker als toehoorder) iets in de werkelijkheid behoren te doen. Dit benadrukt de gewenste eenheid en gemeenschapszin van de Amerikaanse samenleving. Fragment (5) is een voorbeeld van een zin waarin een vorm van deontische modaliteit aanwezig is: (5) And we do know we have to do more to recognize the early warning signs that are sent before children act violently (C22). Bovenstaande zin kan begrepen worden als een impliciet verzoek tot het uitvoeren van een bepaalde handeling. De spreker geeft in een dergelijke zin aan wat hij vindt dat er in de werkelijkheid moet gebeuren en communiceert op die manier welke waarden op dat moment belangrijk zijn. Op basis van de analyse van de Nederlandse toespraken kunnen er twee opvallende constateringen worden gedaan. Ten eerste lijken de stijlkeuzes van Kok niet altijd aan te sluiten op het effect dat een Nederlandse minister-president in een toespraak na een nationale ramp moet sorteren en ten tweede lijken de stijlkeuzes van Cohen meer aan te sluiten op het effect dat een Amerikaanse president met zijn toespraak na een nationale ramp moet sorteren. Dat de stijlkeuzes van Kok niet altijd aansluiten op het effect dat een Nederlandse minister-president in een toespraak na een nationale ramp moet sorteren, komt voornamelijk door de aanwezigheid van voorzichtigheidsmodaliteiten en door affectieve bijvoeglijke of zelfstandige naamwoorden die als naamwoordelijk deel van een gezegde worden gebruikt. Affectieve bijvoeglijke of zelfstandig naamwoorden die als naamwoordelijk deel van een gezegde worden gebruikt, zeggen iets over het onderwerp van een zin. Kok maakt frequent gebruik dergelijke naamwoorden in zinnen waar hij zelf het onderwerp is. Voorbeelden hiervan zijn naamwoorden als ‘kapot’ of ‘verbijsterd’. Gesteld kan worden dat deze naamwoorden door hun affectieve waarde niet stroken met wat er van een Nederlandse minister-president in een dergelijke situatie wordt verwacht, omdat de opvallende aanwezigheid van deze naamwoorden niet wijzen op beheerste communicatie. Voorzichtigheidsmodaliteit is een soort gevoelsmodaliteit waarmee de spreker niet zozeer zijn gevoelens uit ten opzichte van een bewering, maar eerder door gebruik te maken van het modale element zijn communicatieve strekking afzwakt of versterkt. Een voorbeeld van een dergelijk modaal element is het woord ‘misschien’. Door gebruik te maken van stijlfiguren die eenheid benadrukken en de spreker en de toehoorder verbinden, lijkt Cohen meer aan de eisen te voldoen die worden gesteld aan het effect dat een Amerikaanse toespraak na een nationale ramp moet sorteren. Zo maakt Cohen gebruik van de stijlfiguur inclusief ‘we’ en de stijlfiguur allusie . Door gebruik te maken van allusie schept Cohen een band met zijn publiek door impliciet naar zaken te verwijzen die zowel hij als zijn publiek begrijpen zonder deze zaken te expliciteren. Cohen gebruikt dit stijlfiguur in de zin ‘Er is vandaag een Amsterdammer vermoord’. In deze zin verwijzen de woorden ‘een Amsterdammer’ naar Theo van Gogh. Deze zin brengt impliciet de boodschap over dat Theo van Gogh, een echte Amsterdammer, is vermoord. Een boodschap die tegenover een Amsterdams publiek op een Amsterdams plein gemeenschapszin en eenheid benadrukt. Daarnaast speelden na de moord op Theo van Gogh de autoriteiten sneller de rol van crisisbeheerser. Dit heeft Cohen mogelijk de kans gegeven om zichzelf als burgervader op te stellen in plaats van de rol van crisismanager aan te nemen. Het is ook mogelijk dat de verwachtingen die vanuit de Nederlandse maatschappij bestaan, met betrekking tot het effect dat toespraken na een nationale ramp moet sorteren, aan het veranderen is of is veranderd. Dit zou echter door grootschaliger vervolgonderzoek aangetoond moeten worden.Show less