In 1895, the Dutch Social Democratic Workers’ Party (SDAP) convened for its first party conference. Two years later, the first SDAP members were elected to Parliament. Between these years and the...Show moreIn 1895, the Dutch Social Democratic Workers’ Party (SDAP) convened for its first party conference. Two years later, the first SDAP members were elected to Parliament. Between these years and the Second World War, the SDAP transitioned from a party with revolutionary aspirations to a fully normalized parliamentary entity. This thesis studies the SDAP’s assembly culture (vergadercultuur) in both the House of Representatives and their own party conferences. The first part of the thesis utilizes a combination of traditional and innovative digital methodologies to demonstrate that the normalisation of the position of the SDAP in the House of Representatives peaked in the mid-1920s. The second part of the thesis explores the development of the internal assembly culture of the SDAP, focusing on the role of the chairperson, procedures, time management, and usage of ‘persoonlijke feiten’, a phenomenon originating from Parliament. This section shows that while the internal assembly culture of the SDAP matured in many respects, this process was non-linear in many other respects, rendering the metaphor of maturation insufficient.Show less
In 2019 is door de Tweede Kamer een motie aangenomen om een vrouwenquotum in te voeren voor de Raden van Commissarissen van beursgenoteerde bedrijven. Een vrouwenquotum is al jaren een onderwerp...Show moreIn 2019 is door de Tweede Kamer een motie aangenomen om een vrouwenquotum in te voeren voor de Raden van Commissarissen van beursgenoteerde bedrijven. Een vrouwenquotum is al jaren een onderwerp van gesprek, zowel in de media als de politiek. Vanaf 2008 zijn er verschillende maatregelen genomen om het aandeel vrouwen in de top te vergroten, maar dit zorgde niet voor het gewenste resultaat. Dat er na al die jaren toch een vrouwenquotum wordt ingevoerd, doet de vraag reizen wat er is veranderd waardoor deze beleidsverandering kon plaatsvinden. Dit onderzoek bekijkt of de media, door middel van frames, invloed heeft gehad op het besluitvormingsproces, waardoor het vrouwenquotum is aangenomen door de Tweede Kamer. Het doel van dit onderzoek is te verklaren in welke mate de dominante frames in de media over het emancipatiebeleid invloed hebben gehad op het invoeren van het vrouwenquotum in twee periodes. De centrale onderzoeksvraag luidt: ‘In hoeverre hebben de dominante frames over het emancipatiebeleid in de media invloed gehad op het besluitvormingsproces van de Tweede Kamer t.a.v. het vrouwenquotum in de periodes 2007-2008 en 2018-2019?’ Om de centrale onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden wordt een inductieve frame-analyse uitgevoerd in de media en de politieke arena. De nieuwsberichten van de zes grootste kranten en de Kamerstukken van de Tweede Kamer zijn in de twee periodes geanalyseerd. Daarna zijn de dominante frames bepaald in de twee periodes in de media en politieke arena. Uit de analyse komt naar voren dat de dominante frames over het emancipatiebeleid in de media sterk overeenkomen met de dominante frames in de politiek. Daardoor kan worden gesteld dat de dominante frames over het emancipatiebeleid in de media invloed hebben gehad op het besluitvormingsproces. Wanneer specifieker wordt ingezoomd op de frames is te zien dat erbij thema frames weinig doorwerking is. Dit kan worden verklaard door het feit dat de arena’s bestaan uit verschillende actoren, waardoor op verschillenden elementen de aandacht worden gelegd. Ook kan geconcludeerd worden dat het besluit om een vrouwenquotum in te voeren heeft plaatsgevonden, omdat de hoeveelheid aandacht en de toon van de aandacht in de tweede periode sterk is veranderd. Hierdoor is er een ‘window of opportunity’ ontstaan en kon een beleidsverandering plaatsvinden. Tot slot komt in dit onderzoek naar voren dat het besluit tot het vrouwenquotum een ingrijpende beleidsverandering is. Daarbij is vastgesteld dat de concepten ‘framing’ en ‘re-framing’ een indicator kunnen zijn om vast te stellen welke soort beleidsverandering er heeft plaatsgevonden.Show less
Naar aanleiding van de toenemende aandacht voor de vrouwelijke retoriek in de politiek en de publicatie van Grebelsky-Lichtman (2017) is er in deze scriptie onderzoek gedaan naar het gebruik van...Show moreNaar aanleiding van de toenemende aandacht voor de vrouwelijke retoriek in de politiek en de publicatie van Grebelsky-Lichtman (2017) is er in deze scriptie onderzoek gedaan naar het gebruik van vrouwelijke communicatiekenmerken door acht Nederlandse fractieleiders, vier vrouwen en vier mannen. Door van iedere fractieleider één toespraak te onderzoeken op het gebruik van zes verschillende aan de vrouwelijke spreekstijl toegekende communicatiekenmerken, zoals opgesteld door Grebelsky-Lichtman (2017), is er getracht om een antwoord te geven op de volgende hoofdvraag: In hoeverre gebruiken Nederlandse vrouwelijke en mannelijke politici communicatiekenmerken toegekend aan de vrouwelijke spreekstijl in hun toespraken gegeven tijdens de Algemene Beschouwingen in de Tweede Kamer, gebaseerd op het model van Grebelsky-Lichtman (2017)? De deelvraag die in dit scriptieonderzoek geadresseerd wordt is als volgt: In hoeverre kan er een sterk verband aangetoond worden tussen communicatiekenmerken en gender in een beperkt corpus? Grebelsky-Lichtman heeft haar onderzoek gefundeerd op verschillende theorieën, zoals IMT, PIM en AAT. De theorieën zijn afkomstig uit relevante literatuur op het gebied van communicatie en politiek. Centraal in het onderzoek staat de analyse van een corpus bestaande uit 24 toespraken gegeven door 12 invloedrijke vrouwelijke politici, afkomstig uit verschillende Westerse landen, waarin wordt onderzocht welke communicatiekenmerken door deze vrouwen gebruikt worden. De conclusie van het onderzoek van Grebelsky-Lichtman (2017) is dat de geanalyseerde vrouwen allemaal gebruik maken van een zogenoemd gemixt communicatiemodel, bestaande uit het gebruik van voornamelijk mannelijke communicatiekenmerken en een minimale hoeveelheid kenmerken gekoppeld aan de vrouwelijke spreekstijl, en vrouwelijke non-verbale communicatiekenmerken. Door te onderzoeken in welke mate de Nederlandse fractieleiders gebruik maken van vrouwelijke communicatiekenmerken kan de conclusie getrokken worden of er in Nederland ook sprake is van het gebruik van een gemixte communicatieset of dat de Nederlandse fractieleiders zich vasthouden aan de kenmerken die worden gekoppeld aan hun gender vanuit gevestigde wetenschappelijke inzichten. De conclusie van dit scriptieonderzoek is dat de Nederlandse fractieleiders communicatiekenmerken gebruiken die onafhankelijk zijn van hun gender. De geanalyseerde mannelijke en vrouwelijke fractieleiders gebruiken beide een minimale hoeveelheid vrouwelijke kenmerken in hun toespraken. Ook is er geconcludeerd dat vrouwen significant meer gebruik maken van het aan de vrouwelijke spreekstijl toegekende communicatiekenmerk verzoeken doen aan medepolitici, en dat de mannen significant meer gebruik maken van het aan de vrouwelijke spreekstijl toegekende communicatiekenmerk stellen van vragen. Om aan te tonen in hoeverre de verschillen in gebruik van alle zes communicatiekenmerken significant zijn is er gebruik gemaakt van log likelihood, een berekening die geschikt is om te gebruiken voor verschijnselen die weinig voorkomen in een corpus. Er kan in dit corpus niet aangetoond worden dat er een verband bestaat tussen communicatiekenmerken en gender. De reden dat ook de mannelijke fractieleiders gebruik maken van vrouwelijke communicatiekenmerken is dat de kenmerken wellicht niet gender gebonden, maar genre gebonden zijn.Show less
Deze scriptie onderzoekt de rol van wetenschappelijk gezag in de Nederlandse politiek. De casus die wordt onderzocht is het milieudebat in de jaren tachtig en het kernenergiedebat in het bijzonder....Show moreDeze scriptie onderzoekt de rol van wetenschappelijk gezag in de Nederlandse politiek. De casus die wordt onderzocht is het milieudebat in de jaren tachtig en het kernenergiedebat in het bijzonder. Het onderwerp wordt bekeken aan de hand van een retorische analyse van de debatbijdrages van allerhande politici in de Tweede Kamer. In de Nederlandse politiek is de tendens van fact-free en post-truth politics, en de kritiek op wetenschappelijk gezag in het bijzonder, de afgelopen jaren vooral aan de oppervlakte gekomen tijdens het klimaatdebat. Momenteel lijkt er wat betreft dit onderwerp een hardnekkige spanning te bestaan tussen de ‘waarheid’ van de wetenschap en die van bepaalde politici. Het begin van het klimaatdebat zoals dat nu wordt gevoerd in de politiek ligt in de jaren tachtig. Het milieuvraagstuk was in toenemende mate gepolitiseerd geraakt en een bijzondere rol was weggelegd voor de slepende discussie omtrent kernenergie, die in deze periode tot een kookpunt kwam. Daarnaast zijn de jaren tachtig een interessante periode wat betreft de relatie tussen politiek en wetenschap. De zakelijke politieke stijl van Lubbers en de zijnen zorgde voor een nieuw ideaalbeeld: efficiëntie stond centraal en politiek bedrijven betekende compromissen bereiken door middel van een redelijke discussie, waarin een grote waardering was voor de mening van experts. Dit is de achtergrond waartegen de casus van het milieudebat zich in de jaren tachtig afspeelde. In deze scriptie wordt gesteld dat wetenschappelijke invloed in het politiek debat tot op zekere hoogte gewenst is, aangezien het zorgt voor een redelijke discussie gebaseerd op deskundige kennis en rationele argumentatie. De rol van de wetenschap in de Nederlandse debat- en spreekcultuur is daarmee van groot belang. Desondanks is het essentieel om de wetenschap niet als absoluut te zien en haar kritisch te blijven bevragen. Zowel het wantrouwen van de wetenschap als het portretteren van de wetenschap als absolute waarheid, brengen de politieke discussie gebaseerd op een uitwisseling van redelijke argumenten in gevaar. Voor het beschermen van het ethos van de wetenschap moeten zowel de wetenschap zelf, als politici, oppassen met het presenteren van haar claims als de waarheid. Het erkennen van de relativiteit van de wetenschap houdt daarmee de redelijke discussie in stand.Show less
Dit onderzoek gaat over het kabinet-Marijnen en zijn minister-president. Het bespreekt de politieke context van de jaren zestig en vervolgens drie stadia van het kabinet-Marijnen, te weten: de...Show moreDit onderzoek gaat over het kabinet-Marijnen en zijn minister-president. Het bespreekt de politieke context van de jaren zestig en vervolgens drie stadia van het kabinet-Marijnen, te weten: de formatieperiode, de kabinetsperiode, en de kabinetscrisis. De belangrijkste conclusie is dat het standaardbeeld van Marijnen niet correct is en dat hij waarschijnlijk minder aan de kabinetscrisis heeft kunnen doen dan altijd wordt aangenomen. Dit onderzoek is gebaseerd op gepubliceerd en ongepubliceerd archiefmateriaal, twee privécollecties en interviews.Show less
Welke factoren hebben bijgedragen aan de verandering van de immigratie- en integratievisie van het Christen Democratisch Appèl (CDA) in de periode 1977-2019?
1814 was het jaar waarin de toekomst van post-napoleontisch Nederland werd bepaald. De debatten hierover werden gevoerd tijdens de grondwetsvergaderingen van 1813-1814. Hoe conservatief zou het...Show more1814 was het jaar waarin de toekomst van post-napoleontisch Nederland werd bepaald. De debatten hierover werden gevoerd tijdens de grondwetsvergaderingen van 1813-1814. Hoe conservatief zou het nieuwe Nederland worden? En bovendien: Is het conservatisme ten tijde van de Restauratie wel in één politieke zienswijze te vangen?Show less
Een geschiedenis van de ontwikkeling van ras als begrip en discriminatiegrond tussen 1983 en 1994. Waarin ras zich van een ondervertegenwoordigde discrminatiegrond ontwikkelt tot een van de meest...Show moreEen geschiedenis van de ontwikkeling van ras als begrip en discriminatiegrond tussen 1983 en 1994. Waarin ras zich van een ondervertegenwoordigde discrminatiegrond ontwikkelt tot een van de meest prominente discriminatiegronden in de Algemene Wet Gelijke Behandeling.Show less
Een historische, contextualiserende analyse van de ernstige politieke en bestuurlijke problemen in de voormalige gemeente Ter Aar gedurende de jaren negentig.
De PSP, opgericht in 1957, wist al bij haar eerste parlementaire verkiezingen Kamerzetels te winnen. Als eerste nieuwe partij na de Tweede Wereldoorlog wist de PSP haar plek in de Tweede Kamer vast...Show moreDe PSP, opgericht in 1957, wist al bij haar eerste parlementaire verkiezingen Kamerzetels te winnen. Als eerste nieuwe partij na de Tweede Wereldoorlog wist de PSP haar plek in de Tweede Kamer vast te houden, totdat de PSP in 1990 in GroenLinks fuseerde. In de scriptie wordt onderzocht, hoe de PSP als nieuwe partij haar nieuw verworven plek in de Tweede Kamer wist te behouden in haar eerste jaren, van 1959 tot 1963. Aan de hand van enkele politicologische theorieën worden factoren, die zouden bijdragen aan het succes of falen van een nieuwe partij, onderzocht. De PSP was een ‘rooted party’: haar oprichters hadden ervaring in verschillende socialistische en pacifistische organisaties. Deze ervaring was erg waardevol voor het langetermijnsucces van de partij. Anderzijds liep de PSP zichzelf in haar groei voorbij: de partij was in de eerste jaren te veel bezig met het winnen van Kamerzetels, terwijl de partijorganisatie nog niet voldoende was ontwikkeld. Dit leidde tot organisatorische problemen en zelfs persoonlijke geschillen, die de ontwikkeling van de PSP onmiskenbaar gehinderd hebben. De onstuimige groei leidde er echter niet toe, dat de PSP van de politieke radar verdween, zoals bij enkele andere nieuwe partijen wel gebeurde. De oorzaak hiervan lag bij de loyaliteit van de leden. In de periode voor de PSP hadden de leden ervaren, hoe moeilijk het was om hun socialistische en pacifistische ideeën in de politiek te uiten. De leden koesterden de PSP als platform voor hun idealen. De wens van een socialistische en pacifistische partij was voor hen zo groot, dat zij de PSP niet aan de organisatorische en persoonlijke problemen ten onder lieten gaan; zij leerden juist van de eerdere gebreken.Show less
Research master thesis | Classics and Ancient Civilizations (research) (MA)
open access
Deze scriptie beschrijft de vriendschap tussen Cicero en Pompeius aan de hand van verschillende teksten: Laelius de amicitia, Commentariolum Petitionis en verschillende brieven uit de Ad familiares.
In this thesis the relation between two poems of Mohammad Taqi Bahar and the relation between Great Britain, Russia and Iran in these poems are shown. These two Poems (Russian Canon and A message...Show moreIn this thesis the relation between two poems of Mohammad Taqi Bahar and the relation between Great Britain, Russia and Iran in these poems are shown. These two Poems (Russian Canon and A message to the Foreign Minister of England) are translated and put into their timeframe.Show less
'Wer regiert: Moltke oder Bethmann?' Een onderzoek naar de verhouding tussen de civiele en militaire macht in Duitsland ten tijde van de Julicrisis van 1914.