Dit onderzoek legt zich toe op het analyseren en verklaren van de invloed van maatschappelijke organisaties in de discussie omtrent de toelating van repatrianten en spijtoptanten uit Indonesië in...Show moreDit onderzoek legt zich toe op het analyseren en verklaren van de invloed van maatschappelijke organisaties in de discussie omtrent de toelating van repatrianten en spijtoptanten uit Indonesië in Nederland. Door te kijken naar een grote hoeveelheid archiefmateriaal (vergadernotulen, briefpost, nota's, moties, periodieke uitgaves) van een viertal zeer diverse organisaties kan bepaald worden welke tactieken een significante rol speelden in het uitoefenen van invloed op de Nederlandse overheid. Deze scriptie bouwt daarmee voort op Vosters' onderzoek naar de invloed van NGO's. Dit onderzoek toont aan dat in eerste instantie organisaties met een directe lijn tot de overheid meer invloed konden uitoefenen dan organisaties die een outsider status hadden en zich in een formeel isolement bevonden. Deze insider organisaties beriepen zich hierbij vaak op hun expertise over het onderwerp en hun logistieke autoriteit, waardoor de overheid taken naar hen overhevelde en er een wederzijdse afhankelijke relatie ontstond. Outsider organisaties konden echter extremere eisen stellen, waarbij ze ook meer gegenderde emotionele en morele claims maakten. Hoewel de overheid hier niet responsief voor was, namen de insider organisaties deze eisen en tactieken over tijd over, waardoor outsider organisaties indirect toch nog hun invloed deden gelden. Dit problematiseert de strikte scheidslijn tussen insider en outsider en laat zien dat organisaties met extremere eisen zonder formele toegang tot de overheid toch zeer invloedrijk kunnen zijn.Show less
In 1951 zagen 12.500 Molukkers, voornamelijk voormalige militairen van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) en hun gezinnen, zich gedwongen om voor ‘tijdelijke’ opvang naar Nederland uit...Show moreIn 1951 zagen 12.500 Molukkers, voornamelijk voormalige militairen van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) en hun gezinnen, zich gedwongen om voor ‘tijdelijke’ opvang naar Nederland uit te wijken. Na eeuwen van steunbetuiging aan de Nederlandse overheid verwachtten zij eveneens steun voor hun terugkeer en eigen idealen, maar eenmaal aangekomen in Nederland werden de Molukkers grotendeels vergeten – de meeste Molukkers keerden nooit terug naar hun eiland van herkomst. Deze scriptie tracht te onderzoeken hoe men met deze situatie omging, en op welke manier de voormalige KNIL-status hier een rol in speelde. Beïnvloedde dit het beleid van de Nederlandse overheid enerzijds, en de manier waarop men integreerde en de eigen cultuurpatronen behield anderzijds? Om dit te onderzoeken plaatst deze scriptie zich binnen de bestaande historiografie, en poogt aan de hand van onder meer memoires, herdenkingsboeken en dichtbundels van Molukse hand te reconstrueren welke rol het KNIL bleef spelen voor de Molukse gemeenschap in Nederland. Aanvankelijk lijkt het vooral de eerste generatie Molukkers, die zelf nog in Nederlands-Indië gediend had, die koppig vasthield aan elementen uit de KNIL-cultuur, zo blijkt uit herdenkingsboeken over de verschillende opvanglocaties voor Molukkers in Nederland. Binnen de Molukse gemeenschap ontstond ook spoedig brede steun voor de Republik Maluku Selatan (RMS), een in 1950 geproclameerde onafhankelijke Zuid-Molukse Republiek. De tweede generatie Molukkers in Nederland nam meer afstand van het KNIL-verleden, en werd radicaler in de steun voor een vrije RMS. Primair bronmateriaal van Molukse auteurs uit de periode 1970-1980 doet vermoeden dat het KNIL vrijwel volledig uit de Molukse identiteit verdween – pas wanneer de RMS-strijd weer minder radicaal werd leek het Molukse verleden herontdekt te worden. In recente jaren neemt het aantal verschenen herdenkingsboeken en memoires toe, met daarin veelal een centrale rol voor het KNIL-verleden, een blijk dat de geschiedenis nog niet vergeten is. Recente tegemoetkomingen door de Nederlandse overheid gelden als blijk van erkenning van de vaak ronduit slechte behandeling van de Molukse gemeenschap in Nederland, en laten zien dat het KNIL-hoofdstuk nog niet zo definitief is afgesloten als wel eens wordt gedacht.Show less