Introductie: In dit onderzoek wordt gekeken naar de verschillen in empathie en agressie tussen kinderen met autismekenmerken en agressieproblemen, kinderen met alleen agressieproblemen en kinderen...Show moreIntroductie: In dit onderzoek wordt gekeken naar de verschillen in empathie en agressie tussen kinderen met autismekenmerken en agressieproblemen, kinderen met alleen agressieproblemen en kinderen die zich normaal ontwikkelen. Daarnaast wordt er gekeken of problemen met empathie gerelateerd zijn aan agressieproblemen. Verwacht wordt dat bij de kinderen met autismekenmerken cognitieve empathie minder aanwezig is dan bij kinderen met minder tot geen autismekenmerken. Doordat kinderen met autisme meer frustratie ervaren, wordt verwacht dat kinderen met meer autismekenmerken meer reactieve agressie laten zien dan kinderen die minder autismekenmerken laten zien. Methode: Er wordt gekeken naar drie verschillende groepen, bestaande uit jongens tussen de acht en twaalf jaar. 1) De autismegroep, bestaande uit jongens die naast de autismekenmerken ook agressieproblemen vertonen, 2) de agressiegroep, bestaande uit jongens met een ODD en/of CD diagnose en 3) de controlegroep. Met de BES vragenlijst is zowel de cognitieve, affectieve als de totale empathie gemeten. Voor totale, reactie- en proactieve agressie is de IRPA vragenlijst gebruikt. Voor het meten van autismekenmerken is de SRS gebruikt. Resultaten: Uit het onderzoek kwam naar voren dat jongens met autismekenmerken een mindere mate van cognitieve empathie laten zien. In de autismegroep (M=25.43; SD=19.53) en agressiegroep (M=23.22; SD=17.27) kan gesproken worden van meer reactieve agressie in vergelijking met de controlegroep (M=7.40; SD=9.02). Daarentegen bleek dat er geen significant verschil aan te tonen was in reactieve agressie voor de autismegroep (M=25.43; SD=19.53) en de agressiegroep (M=23.22; SD=17.27). Binnen de autismegroep is gebleken dat cognitieve empathie niet direct gerelateerd was aan agressieproblemen. Discussie: Voor vervolg onderzoek is het van belang dat er met grotere en equivalente groepen wordt gewerkt. Er moet gekeken worden naar een ander onderliggend mechanisme dat agressieproblematiek bij kinderen met autisme kan verklaren. Hierbij is het van belang dat er verschillende achtergrondvariabelen worden meegenomen.Show less
Introductie Huidig onderzoek richt zich op de invloed van CU traits op de relatie tussen executieve functies (EF) en agressie bij jongens tussen de acht en twaalf jaar met DBD. Verwacht werd dat de...Show moreIntroductie Huidig onderzoek richt zich op de invloed van CU traits op de relatie tussen executieve functies (EF) en agressie bij jongens tussen de acht en twaalf jaar met DBD. Verwacht werd dat de relatie tussen EF en type agressie anders zou zijn voor kinderen met DBD en CU traits dan voor kinderen met DBD zonder CU traits. Namelijk, dat bij jongens met CU traits betere EF zouden leiden tot meer proactieve agressie, terwijl minder goede EF bij jongens zonder CU traits zouden leiden tot meer reactieve agressie. Methode Proactieve en reactieve agressie is gemeten aan de hand van de IRPA vragenlijst, CU traits aan de hand van de APSD en EF zijn in kaart gebracht met de BRIEF-kind. Er wordt een moderatie toets middels ANCOVA analyse uitgevoerd om te kijken naar de associatie tussen CU traits, EF en agressie. Resultaten Afwijkende bevindingen kwamen naar voren. Hoe slechter de EF is van kinderen met DBD met CU traits, hoe meer proactieve agressie ze laten zien. Discussie Er is een sterke correlatie tussen proactieve en reactieve agressie. Het vóórkomen van de beide vormen in één individu is niet meegenomen in het onderzoek en geeft mogelijk vertekende resultaten. Heterogeniteit binnen de DBD groep speelt een grote rol in de nieuwe bevindingen.Show less
In deze studie zijn associaties bestudeerd tussen nicotine- en alcoholgebruik van de moeder tijdens de zwangerschap en het optreden van reactieve en proactieve agressie bij haar kind op adolescente...Show moreIn deze studie zijn associaties bestudeerd tussen nicotine- en alcoholgebruik van de moeder tijdens de zwangerschap en het optreden van reactieve en proactieve agressie bij haar kind op adolescente leeftijd. De steekproef bestond uit 122 Nederlandse jongens van 12 tot 17 jaar oud, die een VMBO-opleiding volgden. Nicotine- en alcoholgebruik tijdens de zwangerschap zijn gemeten met de vragenlijst Zwangerschap en Bevalling. Reactieve en proactieve agressie zijn gemeten met de Reactive Proactive Questionnaire. De resultaten laten zien dat kinderen van moeders die alcohol hebben gedronken tijdens de zwangerschap significant meer proactieve agressie vertonen ten opzichte van kinderen van moeders die geen alcohol hebben gedronken tijdens de zwangerschap. Echter, na correctie voor reactieve agressie was dit verband niet meer significant. Dit zou erop kunnen wijzen dat alcoholgebruik tijdens de zwangerschap geassocieerd is met agressie in het algemeen en niet specifiek aan proactieve agressie. Er werd geen associatie gevonden tussen nicotinegebruik tijdens de zwangerschap en reactieve en proactieve agressie bij het adolescente kind. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat slechts weinig moeders aangaven nicotine te hebben gebruikt tijdens de zwangerschap. Er zou een dosis-effect relatie kunnen bestaan tussen nicotine gebruik en één of beide vormen van agressie, waarbij alleen bij veelvuldig gebruik van nicotine een effect kan worden gemeten. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat er een indirect verband bestaat tussen nicotinegebruik tijdens de zwangerschap en reactieve en/of proactieve agressie door het verhogen van de kans op hyperactiviteit. Dit verband tussen hyperactiviteit en reactieve agressie is bekend. Echter, aangezien er weinig hyperactieve kinderen waren in deze steekproef is het waarschijnlijk dat dit de reden was dat dit verband nu niet konden worden vastgesteld. De kinderen van moeders die zowel alcohol als nicotine hadden gebruikt tijdens de zwangerschap vertoonden gemiddeld meer proactieve en reactieve agressie ten opzicht van kinderen van moeders die geen of een van beide genotsmiddelen hadden gebruikt. Echter, het gecombineerde effect van deze genotsmiddelen bleek niet significant meer bij te dragen aan het optreden van reactieve en proactieve agressie dan de individuele effecten. Concluderend lijkt alcoholgebruik tijdens de zwangerschap van significante invloed te zijn op het voorkomen van proactieve agressie bij het adolescente kind. De relatie tussen nicotinegebruik van moeder tijdens de zwangerschap en reactieve en proactieve agressie dient daarnaast in vervolgonderzoek verder bestudeerd te worden. Hierbij dienen meerdere variabelen betrokken te worden waarvan verondersteld wordt dat deze geassocieerd zijn met nicotine- en alcoholgebruik tijdens de zwangerschap en reactieve en proactieve agressie.Show less