Achtergrond: De mate van reflectief functioneren (RF) tijdens de zwangerschap en vlak na de geboorte van het kind beïnvloedt in welke mate de aanstaande moeder haar kind zal zien als individueel...Show moreAchtergrond: De mate van reflectief functioneren (RF) tijdens de zwangerschap en vlak na de geboorte van het kind beïnvloedt in welke mate de aanstaande moeder haar kind zal zien als individueel persoon met eigen ervaringen en gevoelens. Daarnaast kunnen door een beperkt executief functioneren (EF) van de moeder risico's met betrekking tot de ontwikkeling van het kind ontstaan. Er is nog geen onderzoek gedaan naar samenhang tussen RF en EF van (jonge) moeders die behoren tot een zogenaamde risicogroep, gevormd op basis van zorgen om zelfredzaamheid van de moeder waarbij factoren zoals financiële problemen, instabiel of zwak steunend netwerk, psychische problemen en middelengebruik doorslaggevend zijn. Doel: Het doel van dit onderzoek is bij te dragen aan meer kennis over de mogelijke samenhang tussen RF en EF bij risico moeders en niet-risico moeders. De vraag waar dit onderzoek op zal ingaan is daarom of het niveau van RF van moeders voorspeld kan worden door het al dan niet behoren tot de risicogroep en het EF van de moeder. Methode: In totaal hebben 98 moeders meegewerkt aan dit onderzoek, in de leeftijd van 16 tot 26 jaar. De meetinstrumenten die zijn opgenomen in dit onderzoek zijn het Zwangerschapsinterview en de Behavior Rating Inventory of Executive Function - Adult version (BRIEF-A). Resultaten: Om te onderzoeken of er een verband bestaat tussen RF en EF zijn correlaties berekend en regressieanalyses uitgevoerd. Hieruit bleek dat specifieke componenten van EF, maar niet EF in zijn algemeen significant samen hangen met RF. Hoe lager het niveau van RF, des te minder het vermogen tot Inhibitie (β = -0.23, t(96) = -3.25, R2 = .10, p = 0.02) en Plannen en organiseren (β = -0.23, t(96) = -2.35, R2 = .05, p = .02) is. Moeders uit de niet-risicogroep laten een significant hoger niveau zien van zowel RF (F(1) = 26.75, p < .01) als EF (F(1) = 12.65, p < .01) in vergelijking met moeders uit de risicogroep. De mate van executief functioneren (β = -0.14, t(94) = -0.91, p > .05) of de interactie van onderzoeksgroep (risico vs. niet-risico) (β = .37, t(94) = 1.20, p > .05) met executief functioneren zijn niet voorspellend gebleken voor reflectief functioneren. Discussie: Vanuit het onderzoek kwam naar voren dat moeders uit de risicogroep significant lager scoren op zowel het niveau van RF als het niveau van EF, en bleken moeders met een lager niveau van RF minder vermogen te bezitten tot inhibitie en plannen en organiseren, wat een risico vormt voor het op de juiste wijze reageren op signalen van het kind en het uitvoeren van de juiste handelingen in de dagelijkse praktijk. Daarom het belangrijk is om interventies in te zetten om het ontstaan van een goede ouder-kindrelatie te bevorderen. Ook is het nodig dat er beter wordt gecoördineerd binnen de zorg vanuit gemeentelijke overheden om de risico’s van deze kwetsbare groep te verkleinen.Show less