Kinderen met 'Specific Language Impairment' (SLI) hebben een afwijkende spraak- taalontwikkeling, maar ze vertonen ook vaak problemen in de auditieve en neurocognitieve verwerking (Baddeley, 2012)....Show moreKinderen met 'Specific Language Impairment' (SLI) hebben een afwijkende spraak- taalontwikkeling, maar ze vertonen ook vaak problemen in de auditieve en neurocognitieve verwerking (Baddeley, 2012). Kinderen die auditieve verwerkingsproblemen hebben, hebben verschillende uitvalsymptomen waaronder het slecht verstaan in situaties met veel achtergrondlawaai en het moeilijk kunnen volgen van snelle, korte auditieve informatie of spraak die is vervormd. Een zwak auditief geheugen en/of een zwakke aandacht en problemen met richtingshoren zijn ook veelvoorkomende klachten bij kinderen met auditieve verwerkingsproblemen (Bamiou, Musiek & Luxon, 2001; Neijenhuis, 2003). In dit onderzoek zijn de resultaten van twee groepen kinderen: een groep met SLI en auditieve verwerkingsproblemen en een groep met SLI zonder auditieve verwerkingsproblemen op verschillende taaltesten vergeleken.Show less
Voor veel kinderen met specifieke taalstoornissen (SLI) is uitbreiden van woordenschat moeilijk. Het is daarom belangrijk om te onderzoeken hoe deze kinderen extra ondersteund kunnen worden in het...Show moreVoor veel kinderen met specifieke taalstoornissen (SLI) is uitbreiden van woordenschat moeilijk. Het is daarom belangrijk om te onderzoeken hoe deze kinderen extra ondersteund kunnen worden in het uitbreiden hun woordenschat. Kinderen kunnen zelfstandig digitale prentenboeken bekijken, waarbij de computer voorleest. Levende prentenboeken, die een gesproken woord zodanig verbinden met beeld, beweging en ondersteunende muziek, maken dat woorden beter begrepen en onthouden worden. Er is onderzocht of ook kinderen met SLI meer nieuwe woorden leren door deze levende boeken. De steekproef betrof in totaal 50 kleuters met een primaire taalstoornis van 6 scholen (cluster-2) in Zuid-Holland en Brabant. De experimenten hadden een within-subjects design met 3 condities: statische boeken, levende boeken en controleboeken (niet gelezen boeken). Het effect van deze levende boeken op het begrijpen en gebruiken van geselecteerde “targetwoorden” ten opzichte van statische prentenboeken is gemeten in 2 verschillende experimenten. Het verschil tussen beide experimenten betrof de frequentie van de interventie: 2 versus 4 maal lezen van alle boeken. Conclusie: kinderen met SLI leerden van de statische boeken net zo veel als van de levende boeken. Bij de statische boeken was de toename van de actieve woordenschat na 4 maal lezen groter dan na 2 maal lezen.Show less
In dit onderzoek waren 22 kinderen met ASS en 26 kinderen met een taalstoornis (gemiddelde leeftijd in maanden: 24,5, SD = 6,66) betrokken. De proefpersonen namen deel aan het Screening Onderzoek...Show moreIn dit onderzoek waren 22 kinderen met ASS en 26 kinderen met een taalstoornis (gemiddelde leeftijd in maanden: 24,5, SD = 6,66) betrokken. De proefpersonen namen deel aan het Screening Onderzoek Sociale Ontwikkeling (SOSO) in het UMC in Utrecht. Bij alle kinderen werd daar een screening naar de vroege kenmerken van autisme afgenomen en kinderen met een hoge score werden geïncludeerd (ESAT; Dietz, Swinkels, Van Daalen, Van Engeland & Buitelaar, 2006). Dit onderzoek was gericht op het onderzoeken van mogelijke verschillen in spelgedrag tussen kinderen met ASS en kinderen met een taalstoornis. Spelgedrag werd hiervoor gedefinieerd als de duur van het spelen, het soort speelgoed waarmee gespeeld werd en het spelniveau (manipulatief, relationeel, functioneel en symbolisch spelniveau). Spelobservaties zijn gedaan met een observatieschaal van Baranek et al. (2005). Uit dit onderzoek bleek dat kinderen met autisme meer met de bal en de auto (motorisch stimulerend speelgoed) speelden en kinderen met een taalstoornis meer een voorkeur hadden voor een boek en een puzzel. Uit deze resultaten blijkt dat verschillen al op jonge leeftijd te vinden zijn. Interventie zou dus al vroeg gestart kunnen worden om zo, de uit eerder onderzoeken gevonden achterstanden op spelniveau op latere leeftijd, te kunnen voorkomen.Show less
Bij in totaal 39 kinderen tussen de 4 en 6 jaar oud werd onderzocht of het bekijken van levende en statische digitale prentenboeken een toename opleverde in de woordenschat (zowel expressief als...Show moreBij in totaal 39 kinderen tussen de 4 en 6 jaar oud werd onderzocht of het bekijken van levende en statische digitale prentenboeken een toename opleverde in de woordenschat (zowel expressief als receptief). Daarnaast is gekeken of er een verschil was tussen de 18 kinderen zonder SLI (M=61,6 maanden SD = 7.5) en de 21 kinderen met SLI (M=62, 95 maanden SD = 11.4). Op basis van een within subject design werden de prentenboeken in zowel een statische versie als levende versie getoond. De groei in woordenschat werd vergeleken met de versie die niet getoond is (controleconditie). Tevens werd er een between factor toegevoegd (groep kinderen met/zonder SLI). Digitale prentenboeken bleken effectief in het vergroten van de woordenschat bij een frequentie van twee keer aanbieden van deze boeken. Er was geen verschil tussen de statische en levende versie bij het boek. Alle kinderen leerden zowel expressief woorden bij, als receptief. Kinderen zonder SLI scoorden over het algemeen hoger en leerden meer woorden bij dan de kinderen met SLI. Echter het leerrendement van de kinderen was voor beide groepen gelijk. Dit maakt het argument sterker dat digitaal voorlezen thuis of in de klas, naast het interactief samen een boek lezen een belangrijk onderdeel moet zijn voor de aanloop naar het leren lezen. Zelfs bij een geringe frequentie van twee keer zelfstandig lezen van een digitaal prentenboek, hebben kinderen met en zonder SLI een toename in hun woordenschat. Verder onderzoek lijkt interessant naar de specifieke groep met SLI; interessant lijkt te weten hoe deze groep mogelijk een inhaalslag kan maken en wat voorspellende waarden zijn om tot leren van woorden te komen.Show less