De Nederlandse culturele sector wordt deels door de overheid gefinancierd. Deze financiering is binnen de culturele basisinfrastructuur (bis) verbonden aan een opdracht voor de instellingen die...Show moreDe Nederlandse culturele sector wordt deels door de overheid gefinancierd. Deze financiering is binnen de culturele basisinfrastructuur (bis) verbonden aan een opdracht voor de instellingen die geld ontvangen. In de subsidiekaders vinden de speerpunten van het culturele overheidsbeleid hun weerslag. Een deel van deze subsidiekaders is artistiek inhoudelijk – een instelling moet bijvoorbeeld concerten geven of voorstellingen maken. In recente subsidieperiodes is een ander belangrijk deel van die voorwaarden sociaal-maatschappelijk van aard. Kunst en cultuur worden geacht een maatschappelijke impact te hebben. Dit onderzoek bekijkt of het culturele beleid (gericht op de symfonieorkesten als onderdeel van de culturele basisinfrastructuur) succesvol is, en hoe deze mate van succes verklaard kan worden. Vanwege het lastig te duiden concept maatschappelijke impact, én omdat er geen concrete beleidsdoelen zijn geformuleerd, is het lastig objectief vast te stellen of er sprake is van succesvol beleid. Om hier toch wat over te kunnen zeggen maak ik gebruik van een zogenaamd participant-satisfaction onderzoek. In dit type onderzoek komt een aantal actoren rondom een organisatie in interviews aan het woord om de mate van succes van – in dit geval – het beleid te duiden. In dit onderzoek is deze zogenaamde ‘dominant coalition’ geformeerd rondom het Residentie Orkest als casus. Om de mate van succes te verklaren maakt dit onderzoek gebruikt van een model van Paul Sabatier en Daniel Mazmanian (1980). Zij formuleren een zestal condities waaraan beleid moet voldoen om succesvol te kunnen zijn. Dit onderzoek richt zich op drie van die condities: duidelijke en consistente beleidsdoelen, aanwezigheid van een adequate causale theorie, en een juridische waarborging van het implementatieproces. Dit zijn de condities die invloed hebben op (het succes van de) beleidsimplementatie op de korte termijn. De hypothese is dat het voldoen aan deze condities op korte termijn zal leiden tot succesvolle beleidsimplementatie. Uit de interviews komt naar voren dat de actoren een mate van succes ervaren op de thematiek van maatschappelijke impact. Hoewel het causale verband niet in alle gevallen even helder is, lijkt het beleid deels de oorzaak voor dit waargenomen succes, terwijl het beleid niet aan de condities van Sabatier en Mazmanian voldoet. Van de drie condities voldoet het beleid slechts aan de derde: waarborging van het implementatieproces. De conclusie is dat de hypothese in elk geval deels moet worden verworpen. Het model van Sabatier en Mazmanian leidt in dit geval niet tot een verwachting die uitkomt. Een oorzaak hiervoor kan gezocht worden in de sterke financiële afhankelijkheid van overheidssteun. De instellingen waar dit beleid zich op richt zijn voor hun voortbestaan afhankelijk van de culturele subsidies van de overheid. Hoewel dit niet een juridische waarborg is in de strikte zin van het woord, zou dit als sterke ‘financiële’ waarborg kunnen worden gezien. Bovendien kan de afwezigheid van concrete doelen in combinatie met deze sterke ‘stok achter de deur’ een katalyserend effect hebben. Concrete doelen kunnen verworden tot ‘afvinklijstjes’, terwijl het gebrek aan concrete doelen ervoor kan zorgen dat een instelling ‘voor de zekerheid’ nog maar iets extra doet. Een beperking van dit onderzoek is dat het zich richt op één type culturele instelling in een specifiek subsidieregime. Een uitbreiding van dit onderzoek zou dan ook kunnen liggen in een meer divers scala aan instellingen in verschillende subsidieregelingen. Vervolgonderzoek zou ook kunnen bekijken of een ‘bottom-up’ model (in tegenstelling tot dat van Sabatier en Mazmanian) tot andere verwachtingen leidt.Show less