Regeringsdienst Oog & Oor (1945-1946) functioneerde na de Tweede Wereldoorlog als voorlichter en inlichtingenverzamelaar op lokaal niveau. De taak van deze dienst was om klachten te verzamelen...Show moreRegeringsdienst Oog & Oor (1945-1946) functioneerde na de Tweede Wereldoorlog als voorlichter en inlichtingenverzamelaar op lokaal niveau. De taak van deze dienst was om klachten te verzamelen van burgers en opzoek te gaan naar de stemming van het volk in de steden en dorpen van de provincies. Dit onderzoek gaat specifiek in op de Regeringsdienst in het District Centrum (Provincie Utrecht) en de rol van het districtsbureau in de wederopbouw. Het was een experiment van het eerste naoorlogse kabinet, dat wilde breken met de verzuilde politiek en deze dienst was een product van de gewenste vernieuwing.Show less
Het eerste Nederlandse kabinet na de Tweede Wereldoorlog maakte op een unieke manier gebruik van het medium radio om haar beleid te verkondigen. Premier Schermerhorn en met name...Show moreHet eerste Nederlandse kabinet na de Tweede Wereldoorlog maakte op een unieke manier gebruik van het medium radio om haar beleid te verkondigen. Premier Schermerhorn en met name regeringscommissaris van de RVD Hendrik Brugmans waren vaak op de radio te horen. Vanuit de Tweede Kamer, de dagbladpers en de ministeriële departementen ontstond al snel weerstand tegen de toespraken, onder andere omdat het maanden duurde voordat een officieel noodparlement was ingesteld en omdat de dagbladpers kampte met een tekort aan papier. Tijdens het Kamerdebat van 31 januari 1946 kreeg Schermerhorn hevige kritiek te verduren op het beleid omtrent de radiotoespraken. Dit had grote gevolgen voor het gehele voorlichtingsbeleid van de regering. Dit onderzoek gaat over wat er precies gezegd werd in de radiotoespraken. Het doel is om beter te kunnen verklaren waarom de weerstand tegen het radiogebruik van het kabinet zo groot was.Show less
De bestrijding van zwarte handel in Nederland door het eerste naoorlogse kabinet-Schemerhorn was tweeledig omdat het enerzijds als een financieel-monetair probleem en anderzijds als een morele...Show moreDe bestrijding van zwarte handel in Nederland door het eerste naoorlogse kabinet-Schemerhorn was tweeledig omdat het enerzijds als een financieel-monetair probleem en anderzijds als een morele kwestie werd gezien. De eerste maanden na de bevrijding lag de nadruk op de aanpak van het financiele aspect van het probleem door minister Pieter Lieftinck. Daarna werd de focus verlegd naar de morele bestrijding waarbij de minister-president Willem Schermerhorn en de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen Gerardus van der Leeuw het voortouw namen. Dit kabinet richtte de Rijksvoorlichtingsdienst op, dat tot taak had een grootschalig moreel offensief op te zetten om de vermeende zedeloosheid onder de bevolking tegen te gaan. Middels het eigen dagblad Commentaar, de radiozender Herrijzend Nederland en een ware postercampagne werd getracht de morele boodschap zo duidelijk mogelijk over te brengen.Show less