Het doel van deze studie was het onderzoeken van de samenhang tussen BMI en depressieve gevoelens en BMI en gevoel van eigenwaarde. Daarnaast is er gekeken of sociale steun een modererende functie...Show moreHet doel van deze studie was het onderzoeken van de samenhang tussen BMI en depressieve gevoelens en BMI en gevoel van eigenwaarde. Daarnaast is er gekeken of sociale steun een modererende functie heeft op deze factoren. De participantengroep bestond uit 293 kinderen, 161 jongens en 123 meisjes uit Pune, een stad in India. De leeftijd van de kinderen lag tussen de 10 en 14 jaar. De gemiddelde leeftijd was 12.38 jaar (SD=1.17). BMI is berekend door middel van zelfrapportage van lengte en gewicht. Depressieve gevoelens zijn gemeten door middel van de SDQ. Gevoel van eigenwaarde is gemeten door middel van de Rosenberg Self-Esteem Scale. De sociale steun is gemeten door middel van een voor dit onderzoek ontwikkelde vragenlijst. Bij de resultaten kwam naar voren dat er een samenhang is tussen BMI en gevoel van eigenwaarde, noch tussen BMI en depressieve gevoelens. Verder is er geen modererend effect van sociale steun op de samenhang tussen BMI en gevoel van eigenwaarde. Wel hebben kinderen met meer sociale steun een groter gevoel van eigenwaarde. Er is een modererend effect gevonden van sociale steun op de samenhang tussen BMI en depressieve gevoelens: een kind met meer sociale steun heeft meer depressieve gevoelens. Bij vervolgonderzoek zou onderscheidt gemaakt kunnen worden tussen hoge en lage SES.Show less
Radicalisering vormt een bedreiging voor de samenleving en zowel de internationale als de nationale veiligheid. De relatie tussen discriminatie en radicalisering is in meerdere onderzoeken...Show moreRadicalisering vormt een bedreiging voor de samenleving en zowel de internationale als de nationale veiligheid. De relatie tussen discriminatie en radicalisering is in meerdere onderzoeken aangetoond. In de huidige studie wordt onderzocht of sociale steun een moderator is tussen discriminatie en radicaliseren. De steekproef bestaat uit islamitische jongeren (N=68), 39 meisjes en 29 jongens van 14 tot en met 21 jaar (M=17.49, SD=1.33) uit Noord en Zuid Holland. De jongeren werden op scholen en bij moskeeën gevraagd vragenlijsten in te vullen. Het ervaren van discriminatie, het krijgen van sociale steun en de mate van radicalisering werden gemeten door zelfrapportages. Resultaten van een afhankelijke t-toets toonde een significant verschil aan tussen de scores op het ervaren van groepsdiscriminatie en persoonlijke discriminatie. Het ervaren van groepsdiscriminatie scoort significant hoger. Resultaten van de meervoudige hiërarchische regressie analyse toonden aan dat het ervaren van persoonlijke of groepsdiscriminatie niet gerelateerd waren aan radicalisering. Er werden geen significante interactie-effecten tussen discriminatie en sociale steun gevonden, persoonlijke discriminatie en groepsdiscriminatie waren geen significante voorspellers van radicaliseren. In de analyse was sociale steun geen significante moderator voor radicalisering. Er is wel een significant hoofdeffect gevonden voor het ervaren van sociale steun op radicalisering. Deze relatie is positief en suggereert dat sociale netwerken en de sociale steun die jongeren hieruit ontvangen een sterk effect hebben op het ontstaan van radicalisering. Om radicalisering tegen te gaan, moet men zich erop richten jongeren uit de sociale context te halen waarin radicale ideeën worden gedeeld. De resultaten geven het belang weer van meer onderzoek naar de sociale processen die leiden naar radicalisering.Show less
Uit eerder onderzoek is gebleken dat de mate van zelfvertrouwen in de moederrol directe gevolgen heeft voor de ontwikkeling van het kind. De sociale steun die de moeder ervaart, de emotionaliteit...Show moreUit eerder onderzoek is gebleken dat de mate van zelfvertrouwen in de moederrol directe gevolgen heeft voor de ontwikkeling van het kind. De sociale steun die de moeder ervaart, de emotionaliteit van het kind en het opleidingsniveau van de moeder zijn factoren die mogelijk invloed hebben op het zelfvertrouwen in de moederrol. Onderzocht is of de mate van zelfvertrouwen in de moederrol voorspeld kan worden uit deze factoren. De steekproef uit het correlationele onderzoek bestond uit 104 vrouwen tussen de 17 en 26 jaar oud (M = 22.5, SD = 2.2), samen met hun kinderen van zes maanden oud (M = 6.4, SD = 0.5). De mate van zelfvertrouwen in de moederrol, sociale steun, emotionaliteit van het kind en opleidingsniveau zijn onderzocht door middel van zelfrapportage. Uit de resultaten bleek dat geen van de factoren een significante invloed had op het zelfvertrouwen in de moederrol. Ook werden er geen interactie-effecten gevonden. In tegenstelling tot wat verwacht werd, lijkt de mate van zelfvertrouwen in de moederrol niet voorspeld te kunnen worden op basis van de onderzochte factoren. Veel vragen zijn onbeantwoord gebleven, waardoor verder onderzoek wenselijk is. In vervolgonderzoek zal bekeken moeten worden of de resultaten hetzelfde zijn bij een meer gevarieerde groep vrouwen. Ook de complexe relatie tussen het zelfvertrouwen in de moederrol en de emotionaliteit van het kind zal verder onderzocht moeten worden. In de toekomst kan zo gepaste ondersteuning geboden worden, waardoor problemen in de ontwikkeling van het kind voorkomen kunnen worden.Show less
In deze studie wordt de relatie tussen copingstijl en het gebruik van alcohol, drugs en sigaretten onderzocht. Daarnaast wordt gekeken naar de invloed van sociale steun, negatieve...Show moreIn deze studie wordt de relatie tussen copingstijl en het gebruik van alcohol, drugs en sigaretten onderzocht. Daarnaast wordt gekeken naar de invloed van sociale steun, negatieve levensgebeurtenissen, executieve functies en emotieregulatie op dit verband. Voor dit onderzoek zijn (N = 666) adolescenten en jong volwassenen gevraagd om vragenlijsten in te vullen. Voor de copingstijl zijn de scores op de Utrechtse Coping Lijst (UCL) gebruikt en voor dit onderzoek is een speciale vragenlijst opgesteld om het middelengebruik van de participanten in kaart te brengen. Uit de hiërarchische regressie-analyses die zijn uitgevoerd blijkt dat relatie tussen een passieve copingstijl en alcoholgebruik verklaard wordt door de executieve functies en sociale steun van een belangrijk persoon, familie en vrienden (F = 10.999 , p < .01). Individuen die meer alcohol drinken hebben gemiddeld meer problemen met de executieve functies, ervaren meer steun vanuit vrienden en minder steun vanuit familie en een belangrijk persoon. De relatie tussen een passieve copingstijl en drugs blijkt verklaard te worden door de executieve functies, negatieve levensgebeurtenissen en steun afkomstig van vrienden (F = 7.618 , p < .01). Individuen die meer drugs gebruiken hebben meer problemen met de executieve functies, maken meer negatieve levensgebeurtenissen mee en ervaren meer steun vanuit vrienden. Ook de relatie tussen een passieve copingstijl en sigarettengebruik wordt verklaard door co-variabelen, namelijk door executieve functies en negatieve levensgebeurtenissen (F = 12.352, p < .01). Individuen die meer sigaretten roken hebben meer problemen met de executieve functies en maken meer negatieve levensgebeurtenissen mee. Een actieve copingstijl blijkt wel een directe invloed te hebben op het roken van sigaretten (F = 6.173, p = .013). Wanneer er sprake is van een actieve copingstijl wordt er minder drugs gebruikt. Jongeren en adolescenten met een passieve copingstijl blijken dus een verhoogd risico te hebben op problematisch middelengebruik, ook al is deze relatie indirect. Door vroegtijdig interventies aan te bieden die gericht zijn op het verbeteren van de executieve functies, de band tussen ouders en kind en de sociale vaardigheden van jongeren kan mogelijk het problematisch middelengebruik op latere leeftijd voorkomen worden.Show less
Een Pluscoach-traject is een interventie, opgezet door Cardea Jeugdzorg, om jongeren met multi-problematiek (praktisch) te ondersteunen en te helpen aan een definitieve startkwalificatie. In deze...Show moreEen Pluscoach-traject is een interventie, opgezet door Cardea Jeugdzorg, om jongeren met multi-problematiek (praktisch) te ondersteunen en te helpen aan een definitieve startkwalificatie. In deze studie werd de samenhang tussen het ontbreken van sociale steun van steunende factoren (clubs, ouders/verzorgers en peers) en antisociaal gedrag (liegen, vechten en stelen), risicovol gedrag (alcohol- en drugsmisbruik) en benedengemiddeld schools presteren (op Nederlands en Wiskunde) onderzocht bij jongeren die deelnamen aan een Pluscoach traject (N=23). De respondenten werden geïnterviewd en vulden een gestandaardiseerde vragenlijst in. Een positief verband werd verwacht tussen het ontbreken van steun en antisociaal gedrag, risicovol gedrag en benedengemiddeld schools presteren. Daarnaast werd verwacht dat dit probleemgedrag en schools presteren voorspeld zou worden vanuit het missen van één of meerdere steunende factoren. Gevonden werd dat er een sterk verband was tussen het ontbreken van steunende factoren enerzijds en stelen en drugsmisbruik anderzijds. Daarnaast werden stelen en drugsmisbruik voorspeld vanuit het ontbreken van één of meerdere steunende factoren. Het lijkt daarom van belang voor een coach in een Pluscoach-traject zich te focussen op de steunende factoren die een jongere tot zijn of haar beschikking heeft, het contact met deze factoren te stimuleren en daar waar mogelijk uit te breiden.Show less