In deze scriptie staat de vraag centraal waarom de Staten van Holland in 1486 de Hollandse Rekenkamer betrokken bij de controle van de gewestelijke rekeningen over de Tweede Utrechtse Oorlog (1481...Show moreIn deze scriptie staat de vraag centraal waarom de Staten van Holland in 1486 de Hollandse Rekenkamer betrokken bij de controle van de gewestelijke rekeningen over de Tweede Utrechtse Oorlog (1481-1483). De rekenkamer speelde – in de persoon van rekenmeester Jacob Cruesink – in feite een bemiddelende rol binnen een aantal financiële conflicten die speelde binnen de Staten. Als “der overgeroupen van alle der voers. heeren ende gedeputeerde wegen”kon Cruesink met een objectieve controle optreden als onpartijdige scheidsrechter.Show less
In dit onderzoek werd geconcludeerd dat er sprake was van een parlementaire werking tussen de regering van Jan van Beieren en de Staten van Holland in de periode 1417-1421. Uiteindelijk had Jan van...Show moreIn dit onderzoek werd geconcludeerd dat er sprake was van een parlementaire werking tussen de regering van Jan van Beieren en de Staten van Holland in de periode 1417-1421. Uiteindelijk had Jan van Beieren in Holland de uitvoerende macht in handen, maar de Staten van Holland bleven, door het sluiten van verdragen, de controle behouden omdat zij de financiën domineerden en het beslissingsrecht hadden om deze vorst niet te erkennen.Show less
In de jaren 1772-1784 vond in het hoogheemraadschap van Schieland een groot droogmakingsproject plaats. Hier werd een omvangrijk plassengebied rond Bleiswijk en nabij Hillegersberg drooggemalen...Show moreIn de jaren 1772-1784 vond in het hoogheemraadschap van Schieland een groot droogmakingsproject plaats. Hier werd een omvangrijk plassengebied rond Bleiswijk en nabij Hillegersberg drooggemalen onder de eindverantwoordelijkheid van de Staten van Holland. Dat de Edel Groot Mogende Heeren deze taak op zich hadden genomen, lijkt op een koerswijziging in Den Haag te duiden. Tot dan toe had de gewestelijke overheid zich namelijk nog niet op een dergelijk intensieve wijze met droogmakingen beziggehouden. Nu waren de Staten echter nauw betrokken bij de onderneming in de Bleiswijkse en Hillegersbergse polders. De bekostiging en uitvoering ervan kwamen geheel op de schouders van de Edel Groot Mogende Heeren terecht, nadat was gebleken dat investeerders nauwelijks bereidheid toonden om hun geld in het project te steken. Deze veronderstelde breuk met het verleden doet de vraag rijzen die centraal zal staan in deze studie: duidt de intensieve betrokkenheid van de Staten van Holland bij de totstandkoming van de Bleiswijkse en Hillegersbergse droogmakerij op een keerpunt in de Nederlandse waterstaatsgeschiedenis als het om droogmakingen gaat?Show less