Bachelor thesis | Nederlandse taal en cultuur (BA)
closed access
This thesis focuses on the use of metaphor in political discussions, and especially its relation to the appearance of fallacious arguments. When they co-appear, the metaphor seems to be taking away...Show moreThis thesis focuses on the use of metaphor in political discussions, and especially its relation to the appearance of fallacious arguments. When they co-appear, the metaphor seems to be taking away fallaciousness of the arguments, making the fallacies seem more reasonable to the average language user. To investigate whether this strategic manoeuvre is being used in Dutch politics, three debates of the Dutch elections in 2017 are examined, in which the appearance of the false analogy stands out and is being elaborated on.Show less
‘Populisme’ is een term die vaak wordt gehoord, maar waarvan niet helemaal duidelijk is wat het precies is. Er is een visie die zegt dat populisme gezien kan worden als een communicatiestijl, maar...Show more‘Populisme’ is een term die vaak wordt gehoord, maar waarvan niet helemaal duidelijk is wat het precies is. Er is een visie die zegt dat populisme gezien kan worden als een communicatiestijl, maar in de wetenschap blijft dit concept vaak wat impressionistisch: de indrukken zijn globaal gekarakteriseerd en de suggestie dat populisme een politieke communicatiestijl is die door middel van bepaalde kenmerken tot uitdrukking komt in taal, blijft dan ook niet meer dan dat: een suggestie. Om erachter te komen wat het taalgebruik van populisten precies kenmerkt, is in deze scriptie taalkundig-stilistisch onderzoek gedaan naar een specifieke casus. Taalkundig-stilistisch onderzoek is gebaseerd op de idee dat stilistische keuzes van een taalgebruiker invloed kunnen hebben op de globale indruk die wordt gewekt. De indruk van een populistische communicatiestijl zou dus kunnen worden gewekt door bepaalde keuzes die worden gemaakt in het taalgebruik. Als er zoiets als een ‘populistische stijl’ zou bestaan, is het dus aannemelijk dat deze stilistische keuzes aan te wijzen zijn in het taalgebruik van verschillende mensen die de indruk van populisme wekken, en dat ze niet of minder aan te wijzen zijn in het taalgebruik van niet-populistische mensen. Op basis van politicologische literatuur is eerst bepaald uit welke kenmerken populisme bestaat. Het centrale thema van populisme bleek de relatie tussen ‘het volk’ en ‘de elite’ te zijn, waarbij ‘volksverheerlijking’ tegenover ‘anti-elitisme’ staat. Aan deze kernkenmerken zijn de uit de literatuur gedestilleerde overige kenmerken van populisme gekoppeld: de kiezers centraal stellen, een volkse stijl, een ‘wij versus zij’-gevoel, gevoelens van crisis of dreiging en slechte manieren. Deze kenmerken zijn vervolgens met behulp van taalkundig-stilistische literatuur over populistische politici gekoppeld aan stilistische keuzes op microniveau, wat resulteerde in een lijst van 27 bruikbare stijlmiddelen. Deze stijlmiddelen zijn geanalyseerd in een case waarbij het taalgebruik van twee niet-populistische Vlaamse politici (Sven Gatz (Open VLD) en Joris Vandenbroucke (sp.a)) met twee populistische Vlaamse politici (Filip Dewinter (VB) en Chris Janssens (VB)) zijn vergeleken. De verwachting was daarbij dat de communicatiestijl van Gatz en Vandenbroucke aan de ene kant significant zou verschillen van die van respectievelijk Dewinter en Janssens aan de andere kant, op basis van de 27 stijlmiddelen die gekoppeld konden worden aan de kenmerken waar een populistische communicatiestijl uit bestaat. Uit de resultaten bleek dat van drie stilistische middelen gezegd kon worden dat zowel Dewinter als Janssens ze significant vaker gebruikten in hun teksten dan respectievelijk Gatz en Vandenbroucke: het aantal geciteerde woorden lag bij de populistische politici hoger, net als het aantal concrete naamwoorden en het aantal intensiveerders. Daarnaast maakte Dewinter vaker gebruik dan Gatz van citaten en categorie C-metaforen en juist minder van potentieel problematische verwijswoorden en een inclusief ‘wij’ waarmee politici werden bedoeld. Janssens maakt naast het aantal geciteerde woorden, het aantal concrete naamwoorden en het aantal intensiveerders ook vaker dan Vandenbroucke gebruik van verwijzingen naar kiezers in de subjectspositie in combinatie met een perspectiverend werkwoord, een inclusief ‘wij’ waarmee politici werden bedoeld en categorie-A metaforen. Aangezien binnen de visie dat populisme een communicatiestijl is wordt aangenomen dat deze communicatiestijl een gradueel verschijnsel is, kan uit de resultaten geconcludeerd worden dat, met betrekking tot de hierboven genoemde stilistische middelen, Dewinter een volksere stijl hanteert, meer een wij-tegen-zij-gevoel oproept en vaker een gevoel van crisis oproept dan Gatz. Over Janssens kan gezegd worden dat hij met betrekking tot de hierboven genoemde stijlmiddelen de kiezers meer centraal stelt, een volksere stijl hanteert en vaker een gevoel van crisis opwekt dan Vandenbroucke. Het lijkt er dus op dat door de populistische politici inderdaad meer gebruik wordt gemaakt van een populistische communicatiestijl, hoewel dit in mindere mate is dan aanvankelijk werd verwacht.Show less
In het politieke debat bestaat de mogelijkheid om de tegenstander persoonlijk aan te vallen. De betreffende politicus heeft hiermee op het oog dat het ethos van de tegenstander met deze...Show moreIn het politieke debat bestaat de mogelijkheid om de tegenstander persoonlijk aan te vallen. De betreffende politicus heeft hiermee op het oog dat het ethos van de tegenstander met deze persoonlijke aanval geschaad wordt. Er zijn echter gevallen waarin niet de tegenstander, maar de spreker zelf wordt geschaad door zijn persoonlijke aanval. In deze scriptie wordt onderzocht of er strategieën zijn waarmee een discussiant het ethos van zijn tegenstander kan aanvallen zonder dat zijn eigen ethos daarmee geschaad wordt. De hoofdvraag van deze scriptie is dan ook: met welke strategieën kunnen politici een persoonlijke aanval inzetten in verkiezingsdebatten zonder daarbij het eigen ethos te verwaarlozen? Om deze vraag te beantwoorden zijn de verkiezingsdebatten van 2012 geanalyseerd. Er is gekozen voor een onderzoek naar verkiezingsdebatten, omdat het aannemelijk lijkt dat er in verkiezingsdebatten veel persoonlijke aanvallen aangetroffen kunnen worden. In verkiezingsdebatten speelt het ethos van de discussiant meer een rol dan in een ander debat, omdat kiezers op basis van verkiezingsdebatten kunnen bepalen wie ze willen dat ministerpresident van het land wordt. Vermoedelijk speelt het ethos van de discussianten een rol bij deze keuze, en het is daarom aantrekkelijk voor de politici om het ethos van de tegenstander aan te vallen. De verkiezingsdebatten zijn geanalyseerd aan de hand van analytische inductie. Er is voortdurend een hypothese opgesteld, en deze hypothese is aangepast naargelang er voorbeelden opdoken die strijdig waren met de initiële hypothese. Op deze manier zijn er een aantal strategieën gedefinieerd in het corpus, en deze strategieën zijn in te delen in een viertal categorieën. De categorieën van debatstrategieën vallen samen met de drie communicatieve niveaus van de taalhandelingentheorie: locutie, illocutie en perlocutie. Omwille van het materiaal is er een vierde categorie aan toegevoegd, namelijk de dialogische strategieën. Een locutionaire debatstrategie is een debatstrategie waarbij de vorm van de uiting de strategische manoeuvre bewerkstelligt. Bij een illocutionaire manoeuvreert de discussiant strategisch door middel van de inhoud van de uiting. Als er sprake is van een perlocutionaire debatstrategie wordt er strategisch gemanoeuvreerd met het effect van de uiting. Bij een dialogische debatstrategie wordt de strategische manoeuvre tot stand gebracht door middel van de interactie tussen de discussianten. Op basis van de bevindingen in het corpus kan gesteld worden dat er een op macroniveau vier manieren zijn om een persoonlijke aanval in te zetten zonder dat daarbij het eigen ethos schade ondervindt. Deze vier manieren zijn de vier categorieën zoals hierboven besproken. Binnen deze categorieën kunnen op microniveau een aantal strategieën worden onderscheiden. In deze scriptie worden een aantal van deze strategieën besproken.Show less
In deze scriptie wordt onderzoek gedaan naar wat het effect is van een ingrijpende gebeurtenis op het politieke debat in de Tweede Kamer. De case study die centraal staat is het debat in de Tweede...Show moreIn deze scriptie wordt onderzoek gedaan naar wat het effect is van een ingrijpende gebeurtenis op het politieke debat in de Tweede Kamer. De case study die centraal staat is het debat in de Tweede Kamer na de aanslagen op de redactie van Charlie Hebdo en een Joodse supermarkt in januari 2015. In deze scriptie wordt nader onderzocht op welke wijze een dergelijk debat gevoerd wordt aan de hand van de vraag: Is een gebeurtenis die maatschappelijke onrust veroorzaakt van invloed op de presentatiekeuzes die politici maken in het debat in de Tweede Kamer, en zo ja, waaraan is dat te zien?Show less
Bachelor thesis | Nederlandse taal en cultuur (BA)
closed access
Wilders en Pechtold wekken verschillende indrukken wat betreft het creëren van nabijheid of afstandelijkheid met hun publiek. Pechtold wekt de indruk zich afstandelijk op te stellen van de mensen...Show moreWilders en Pechtold wekken verschillende indrukken wat betreft het creëren van nabijheid of afstandelijkheid met hun publiek. Pechtold wekt de indruk zich afstandelijk op te stellen van de mensen in het land, maar nabij de Haagse collega's, en voor Wilders geldt het omgekeerde. In deze scriptie wordt dat eerste aspect onderzocht, namelijk of er stilistische aanwijzingen zijn die de indruk bevestigen dat Wilders inderdaad meer dan Pechtold nabijheid creëert met de kiezer. Dat wordt gedaan door een frequentieonderzoek (het tellen van het aantal verwijzingen naar de kiezer), en door een analyse van de mate waarin beide heren de kiezer een eigen perspectief toekennen. Het blijkt dat Wilders significant vaker naar de kiezer verwijst dan Pechtold. Bovendien gebruikt Wilders daar perspectiefvormen voor waarvan aangenomen wordt dat die de verantwoordelijkheid leggen bij het opgevoerde personage, in dit geval de kiezer. Voor zowel Wilders als Pechtold geldt bovendien dat ze na 2011 significant vaker naar de kiezer zijn gaan verwijzen.Show less