In 1895, the Dutch Social Democratic Workers’ Party (SDAP) convened for its first party conference. Two years later, the first SDAP members were elected to Parliament. Between these years and the...Show moreIn 1895, the Dutch Social Democratic Workers’ Party (SDAP) convened for its first party conference. Two years later, the first SDAP members were elected to Parliament. Between these years and the Second World War, the SDAP transitioned from a party with revolutionary aspirations to a fully normalized parliamentary entity. This thesis studies the SDAP’s assembly culture (vergadercultuur) in both the House of Representatives and their own party conferences. The first part of the thesis utilizes a combination of traditional and innovative digital methodologies to demonstrate that the normalisation of the position of the SDAP in the House of Representatives peaked in the mid-1920s. The second part of the thesis explores the development of the internal assembly culture of the SDAP, focusing on the role of the chairperson, procedures, time management, and usage of ‘persoonlijke feiten’, a phenomenon originating from Parliament. This section shows that while the internal assembly culture of the SDAP matured in many respects, this process was non-linear in many other respects, rendering the metaphor of maturation insufficient.Show less
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog ging de Tweede Kamer in Nederland een periode in dat later de 'godsvrede' genoemd zou worden. Het beleid van de regering werd in die periode unaniem...Show moreBij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog ging de Tweede Kamer in Nederland een periode in dat later de 'godsvrede' genoemd zou worden. Het beleid van de regering werd in die periode unaniem door het parlement goedgekeurd. De gedachte hierbij was dat de Nederlandse regering in dat geval zo goed als mogelijk ervoor kon zorgen dat de Nederlandse neutraliteit gewaarborgd zou blijven. Toch waren er wel parlementaire debatten, waarbij lange toespraken van parlementariërs niet zeldzaam bleven. Wat werd er tijdens de debatten besproken, terwijl het beleid unaniem goedgekeurd werd? Hoe keken de parlementariërs naar hun eigen rol en naar de rol van het parlement als instituut? Wat voor retoriek gebruikten de parlementariërs bij hun toespraken? Hoe keek de Nederlandse pers naar de toespraken van de Kamerleden?Show less
Er blijkt in Nederland sprake te zijn van een tekort aan vertegenwoordiging van perifere regio’s in de nationale politiek. In deze scriptie wordt weergegeven welke tekortkomingen de nationale...Show moreEr blijkt in Nederland sprake te zijn van een tekort aan vertegenwoordiging van perifere regio’s in de nationale politiek. In deze scriptie wordt weergegeven welke tekortkomingen de nationale Nederlandse politiek kent met betrekking tot regionale vertegenwoordiging en op welke manieren deze kunnen worden opgelost. Hierbij is ter inspiratie gekeken naar de Scandinavische landen. Deze kennen unicamerale parlementaire stelsels met regionale vertegenwoordiging. Het blijkt dat op basis van deze systemen een stelselwijziging voor het Nederlandse parlementaire bestel voorgeschreven kan worden.Show less
Ieder jaar wagen duizenden mensen een gevaarlijke tocht naar de Europese Unie in de hoop een beter leven te krijgen. Vaak gaat het om personen die een levensbedreigende situatie te vrezen hebben ik...Show moreIeder jaar wagen duizenden mensen een gevaarlijke tocht naar de Europese Unie in de hoop een beter leven te krijgen. Vaak gaat het om personen die een levensbedreigende situatie te vrezen hebben ik het land van herkomst, maar het is ook steevast het geval dat mensen uit veilige landen de tocht naar Europa wagen. Wanneer zij aankomen en om deze reden door het ontvangende land worden afgewezen belanden zij vaak in de illegaliteit. Als persoon zonder verblijfsstatus is het moeilijk om werk en een woning te vinden. Dit kan tot schrijnende situaties leiden waarbij deze illegale immigranten in de criminaliteit belanden. Wat leek op een gewaagde kans om een nieuw leven te beginnen mondt uit in onverwacht veel ellende voor zowel de individuele migrant als de bevolking in zijn nieuwe vestigingsland. Men kan zich afvragen in welke mate de illegale migrant zich heeft geïnformeerd voorafgaand aan zijn reis en in hoeverre het vestigingsland haar best heeft gedaan om hen te informeren over de gevolgen van illegale migratie. In deze scriptie is gepoogd antwoord te krijgen op deze vraag in de context van de Europese migratiecrisis van 2015 en de daaropvolgende reactie van de Europese Unie en de EU-lidstaat Nederland. Een belangrijk onderdeel van de reactie was de aandacht voor informatiecampagnes als beleidsinstrument voor migratiecontrole. Er is onderzocht waarom deze informatiecampagnes niet het gewenste effect hebben gehad en wat daar de onderliggende redenen voor zijn. Door middel van kwalitatief onderzoek aan de hand van beleidsdocumenten van het Nederlandse kabinet tussen 2015 tot 2019 aan de Tweede Kamer is er een antwoord geformuleerd op deze vraag. De reden dat de informatiecampagnes niet het gewenste effect hebben gehad in de Nederlandse context komt door het feit dat er een lage priotering was voor dit beleidsinstrument (1), de verkeerde narratieven zijn gebruikt voor de campagnes (2) en veel van de campagnes zijn geoutsourced naar organisaties buiten de Nederlandse overheid (3).Show less
Dit onderzoek verklaart het antirevolutionaire verzet tegen vaccinatieverplichting op bijzondere scholen in de jaren 1870-1872. Tijdens het Tweede Kamerdebat kwamen de antirevolutionairen vooral...Show moreDit onderzoek verklaart het antirevolutionaire verzet tegen vaccinatieverplichting op bijzondere scholen in de jaren 1870-1872. Tijdens het Tweede Kamerdebat kwamen de antirevolutionairen vooral met praktische argumentatie. Zo blijkt dat ze hun argumenten bewust afstemden op de discussiepartner en dat ze het intern moeilijk hadden met de godsdienstige argumenten. De verklaring van de uitkomst van het verzet is in vergelijking met het volkspetitionnement van 1878 drieërlei. De petitie van 1872 kende meer onderlinge verdeeldheid, de organisatie was minder centraal gestuurd en de steun en aanwezigheid voor een petitiedelegatie was minder vanzelfsprekend.Show less
Dit deductieve onderzoek heeft tot doel inzicht te verkrijgen in hoeverre de mate van vertrouwen onder burgers in de Tweede Kamer verklaard wordt door de invloed van sociale media. De...Show moreDit deductieve onderzoek heeft tot doel inzicht te verkrijgen in hoeverre de mate van vertrouwen onder burgers in de Tweede Kamer verklaard wordt door de invloed van sociale media. De onderzoeksvraag die in dit onderzoek verder onder de loep wordt genomen luidt dan ook: ‘In hoeverre wordt de mate van vertrouwen onder burgers in de Tweede Kamer verklaard door de invloed van sociale media?’ Vanuit de media malaise theorie en het mobilisatie perspectief zijn een viertal hypotheses opgesteld. In deze hypothesen worden de verwachtingen over het effect van het soort doeleinde waarvoor een burger sociale media gebruikt op het vertrouwen dat de burger in de Tweede Kamer heeft uiteengezet. Deze doeleinden betreffen communicatieve, informatieve, culturele en politieke. Door middel van kwantitatieve dataverzameling en- en analyse worden de eerder genoemde vier hypotheses getoetst. Door middel van snowball sampling hebben 144 respondenten een enquête met elf vragen ingevuld. 112 enquêtes zijn correct en volledig ingevuld en zijn gebruikt in de meervoudige regressie-analyse. Naast de dummy-variabele ‘sociale media doeleinden’ zijn demografische controlevariabelen en andere controlevariabelen, waarvan verwacht wordt dat zij de uitkomst zouden kunnen beïnvloeden, toegevoegd. Uit deze meervoudige regressie-analyse is gebleken dat er geen significant effect aangetoond kan worden tussen het doeleinde waarvoor iemand sociale media gebruikt en het vertrouwen in de Tweede Kamer. De conclusie is daarom dat de mate van vertrouwen onder burgers in de Tweede Kamer kan niet verklaard worden door de invloed van sociale media. Er is echter wel gevonden dat bepaalde demografische variabelen, de controlevariabele ‘plaats op het politieke spectrum’ en de mediërende variabelen een betere voorspellende waarde hebben. Deze variabelen hebben, in vergelijking met het doeleinde waarvoor sociale media gebruik worden, meer invloed hebben op het vertrouwen in de Tweede Kamer. Beperkingen van dit onderzoek kunnen onder andere gevonden worden in de sampling methode en in de generaliseerbaarheid van de onderzoeksresultaten. Zo zorgt de sampling methode voor een mogelijke sampling bias, vanwege het gegeven dat Facebookvrienden een grotere kans hebben gehad dan random- en niet-Facebookgebruikers om aan het onderzoek deel te nemen. Zo heeft bijna driekwart van de respondenten het vrouwelijk geslacht en enkel een kleine 30 procent het mannelijke geslacht. In vervolgonderzoek wordt daarom aangeraden om een andere sampling methode te gebruiken, om zo de sampling bias te verkleinen. Ook wordt een andere steekproefmethode in vervolgonderzoek aangeraden, om zo de generaliseerbaarheid van de onderzoeksresultaten te vergroten.Show less
Achtergrond: Zetels zijn van groot belang in de besluitvorming in de Nederlandse politiek. Echter we weten nog maar weinig over welke factoren een rolspelen in de peilingen. Daarom wordt in dit...Show moreAchtergrond: Zetels zijn van groot belang in de besluitvorming in de Nederlandse politiek. Echter we weten nog maar weinig over welke factoren een rolspelen in de peilingen. Daarom wordt in dit onderzoek de volgende vraag beantwoord: Welke factoren van leiderschapsgedrag en -positie hebben invloed op de fluctuatie van de peilingen van de zetelverdeling in de Tweede Kamer ten tijde van crisis? Methode: 64 scores van effectief communicatief crisisleiderschap van acht verschillende partijen in tijden van acht crisissen werden verzameld. Een independent samples t-test werd uitgevoerd om de relatie tussen coalitie en verschil in zetels te analyseren. Een meervoudige regressieanalyse werd uitgevoerd om de relatie tussen effectief communicatief crisisleiderschap en verschil in de peilingen te analyseren. Resultaten: Er is geen significante relatie gevonden tussen coalitie en het verschil in de peilingen. Er is ook geen significante relatie gevonden tussen effectief communicatief crisisleiderschap en het verschil in de peilingen. Conclusie: Effectief communicatief crisisleiderschap op twitter en coalitie speelt geen grote rol in de peilingen.Show less
In dit onderzoek staan de ongeschreven regels van de parlementaire democratie, zogeheten conventies, centraal. Ze zijn essentieel voor het functioneren van een democratie, en voorbeelden uit heden...Show moreIn dit onderzoek staan de ongeschreven regels van de parlementaire democratie, zogeheten conventies, centraal. Ze zijn essentieel voor het functioneren van een democratie, en voorbeelden uit heden en verleden laten zien dat schendingen van conventies democratieën kunnen afbreken. Toch hebben Nederlandse conventieschendingen tot nog toe weinig grote gevolgen teweeggebracht. Hoe dat kan is onderzocht door drie incidentenreeksen uit de naoorlogse periode te analyseren. Dat heeft laten zien dat de Tweede Kamer robuust genoeg is geweest om doortastend met conventieschendingen om te gaan. Het gedrag van politiek en pers zorgde daarvoor, alsmede de realiteit van het meerpartijenstelsel en het mechanisme van de kosten-batenafweging. De parlementaire democratie blijft echter niet uit zichzelf gezond, en met name het gedrag van politiek en pers vragen om blijvende oplettendheid.Show less
Over the course of European integration, national parliaments have developed methods of scrutinizing new EU legislation. Especially since the Lisbon Treaty, national parliaments have become both...Show moreOver the course of European integration, national parliaments have developed methods of scrutinizing new EU legislation. Especially since the Lisbon Treaty, national parliaments have become both more empowered and active on EU affairs. At the same time, the European Parliament has become a co-legislator, (theoretically) securing parliamentary control over both the Council and the EP parts of the ordinary legislative procedure. This thesis, by way of a deep case study, gives an analysis of the methods to enact influence deployed by Dutch parliamentarians in the European Parliament and the Tweede Kamer on the Proposal for a European Labour Authority. (ELA, 2018/0064 (COD)). The thesis is based on parliamentary proceedings and interviews with M(E)Ps and others involved in the case. Among other conclusions, the importance of committee meetings is highlighted.Show less
Aan het leven en werk van Suze Groeneweg (1875-1940) is ondanks haar unieke rol als eerste vrouwelijke parlementariër relatief weinig aandacht besteed. In deze politiek-historische scriptie wordt...Show moreAan het leven en werk van Suze Groeneweg (1875-1940) is ondanks haar unieke rol als eerste vrouwelijke parlementariër relatief weinig aandacht besteed. In deze politiek-historische scriptie wordt Groenewegs werk tijdens haar eerste periode in de Tweede Kamer onderzocht en beschreven, evenals de integratie binnen haar partij, de SDAP. Hieruit blijkt dat Groeneweg een ‘gematigde’ feministe was, die goed omging met het partijbestuur en de partijlijn volgde. Ze was een krachtig redenaar die de arbeidersaanhang aan kon spreken, eerder bestuurder dan activist, en bovenal ‘gewoon’ één van de honderd Kamerleden.Show less
Boris van der Ham was tien jaar lang lid van de Tweede Kamer. Op zijn eigen manier speelde hij in op de veranderingen van de representatieve democratie in het Nederland van de vroege...Show moreBoris van der Ham was tien jaar lang lid van de Tweede Kamer. Op zijn eigen manier speelde hij in op de veranderingen van de representatieve democratie in het Nederland van de vroege eenentwintigste eeuw. Zijn vrijzinnige gedachtegoed speelt hier in mee, net als zijn identiteit als jong, blank Kamerlid, acteur en homoseksueel bovendien. De rol van referenda, waarvoor hij pleitte, is eveneens belangrijk. Hoe zocht hij contact met de steeds meer zwevende kiezer?Show less
Deze thesis gaat over de politieke carrière van Abraham Kuyper en richt zich op de inhoud, structuur en toepassing van zijn zelf ontwikkelde zedelijke politiek voor de oprichting van de ARP in 1879.
In deze scriptie wordt onderzoek gedaan naar wat het effect is van een ingrijpende gebeurtenis op het politieke debat in de Tweede Kamer. De case study die centraal staat is het debat in de Tweede...Show moreIn deze scriptie wordt onderzoek gedaan naar wat het effect is van een ingrijpende gebeurtenis op het politieke debat in de Tweede Kamer. De case study die centraal staat is het debat in de Tweede Kamer na de aanslagen op de redactie van Charlie Hebdo en een Joodse supermarkt in januari 2015. In deze scriptie wordt nader onderzocht op welke wijze een dergelijk debat gevoerd wordt aan de hand van de vraag: Is een gebeurtenis die maatschappelijke onrust veroorzaakt van invloed op de presentatiekeuzes die politici maken in het debat in de Tweede Kamer, en zo ja, waaraan is dat te zien?Show less
In dit werkstuk wordt aan de hand van parlementaire documenten de achtergrond van het Nederlandse gezinsmigratiebeleid in de periode 1970-1993 besproken.
The research question of this essay is: What was the attitude of the Dutch government and the Second Chamber towards eight Israeli-Arab conflicts? These conflicts were Israel’s War of Independence...Show moreThe research question of this essay is: What was the attitude of the Dutch government and the Second Chamber towards eight Israeli-Arab conflicts? These conflicts were Israel’s War of Independence from 15 May 1948 to 24 February 1949, the Suez Crisis from 29 October to 16 March 1957, the Six-Day War of June 1967, the Yom Kippur War of October 1973, the Israeli-Lebanese conflict from 6 June 1982 to 17 May 1983, the First Intifada from 9 December 1987 to 13 September 1993, the Second Intifada from 28 September 2000 to August 2005 and the Second Lebanon War from 12 July to 14 August 2006. The attitude and reactions from the Dutch government and political parties in the Second Chamber towards these conflicts are analyzed. More specifically, both the Israeli and Arab perspectives are taken into account. Based on this, conclusions can be drawn if these parties had taken in each conflict a pro-Israel, neutral or pro-Arabic attitude. After these research results, the hypotheses can be answered. In this research the political parties in the Dutch Second Chamber are divided into three important party families, which embody the political continuity in the Dutch politics. These party families, to which almost all political parties in the research can be divided in, are the Christian Democratic, the Social Democratic and the Liberal party families. The three most important political parties in the Netherlands in this research are called the ‘Big Three’, and are each the largest parties of their party families. These parties are the Christian Democratic Party (CDA), which is a fusion of the KVP, ARP and CHU, the Labour Party (PvdA) and the People’s Party for Freedom and Democracy (VVD). The political parties that belong to the Christian Democratic party family besides the CDA and his predecessors KVP, ARP and CHU, were and are the SGP, GPV, ChristenUnie, KNP and the RKPN. The political parties that belong to the Social Democratic party family, besides the PvdA, were and are the CPN, DS’70, SP, PSP, PPR, EVP and GroenLinks. The party that belongs to the Liberal party family besides the conservative-liberal VVD is the social-liberal D66. The other parties in this research that didn’t belong to the three party families were the BP and LPF; they are classified as the Populist parties in this research. According to the research results the Dutch governments had taken more often a pro-Israeli, namely in four conflicts, than a pro-Arab, in two conflicts, or neutral, in two conflicts, attitude. There can be concluded that the Dutch government was in most conflicts in favor of Israel, but not in all conflicts. Therefore the first hypothesis, that the Dutch governments always had taken a pro-Israel attitude regarding all the eight conflicts, is not supported by these research results. The Christian Democratic Party CDA and its predecessors had taken five times a pro-Israeli, two times a neutral and one time a pro-Arab attitude. Therefore the second hypothesis, that the CDA and its three predecessors ARP, CHU and KVP, always had taken a pro-Israel attitude towards all the eight conflicts, is not supported by the research results. Despite the fact that the conservative-liberal VVD had taken most times, in comparison with the two other big parties CDA and PvdA, a pro-Israel attitude, she had not always taken a pro-Israel attitude towards the conflicts. Of the eight conflicts she had taken one time a neutral and one time a pro-Arab attitude. Therefore the third hypothesis, that the VVD always had taken a pro-Israeli attitude towards all the conflicts, is not supported by the research results. The social-liberal D66 only took once, during the Yom Kippur War, a pro-Israel attitude. This party had taken three times a pro-Arab and one time a neutral attitude towards the conflicts. Therefore there 55 can be concluded that the attitude of the conservative-liberal VVD and the social-liberal D66 regarding the conflicts differ a lot. Only during the Lebanon War of 1982 the VVD and D66 together took a pro-Arab attitude. Therefore the fourth hypothesis, that the VVD had taken more times a pro-Israel attitude than D66 towards the eight conflicts, is supported by the research results. The little Christian Democratic parties had never taken a pro-Arab attitude. Only during the Israeli War of Independence, and the GPV during the First Intifada, these parties had taken a neutral attitude. Despite the fact that these parties had taken more times a pro-Israel attitude towards the conflicts than the other parties, the fifth hypotheses; that these parties always had taken a pro-Israel attitude, is not supported by the research results. Within the Social Democrat parties it is most obvious that the PvdA has changed its attitudes towards Israel during the conflicts. While the PvdA took a pro-Israel attitude in three successive conflicts; the Suez, Sixth-Day and the Yom Kippur War, she took a pro-Arab attitude from the First Lebanon War to the Second Lebanon War. Therefor the sixth hypothesis, that the PvdA had changed on a current moment its attitude from pro-Israel to pro-Arabic, is supported by the results of the research. All the Social Democratic parties on the left side of the PvdA had taken the most pro-Arabic attitudes towards the eight conflicts, in comparison to the other political parties in the Second Chamber. Of all the parties on the left side of the PvdA only the PSP had once, during the Six-Day War, taken a pro-Israel attitude. From the First Lebanon War to the Second Lebanon War, these parties had all taken a pro-Arabic attitude towards these conflicts. The CPN had taken a neutral attitude three times and the PPR only took a neutral attitude during the Yom Kippur War. The seventh hypotheses, that the parties on the left side of the PvdA within the Social Democratic party family had always taken a pro-Arab attitude towards the eight conflicts, is not supported by these research results. The Populist BP had taken a neutral attitude one time and a pro-Israel attitude another time. The LPF however, merely took a pro-Israel attitude once.Show less
Populisme is iets van alle tijden, maar is sinds de komst van de Partij voor de Vrijheid, is populisme nadrukkelijker aanwezig in de Nederlandse politiek.Er is dan ook erg veel over te zeggen, maar...Show morePopulisme is iets van alle tijden, maar is sinds de komst van de Partij voor de Vrijheid, is populisme nadrukkelijker aanwezig in de Nederlandse politiek.Er is dan ook erg veel over te zeggen, maar het doel van deze scriptie is niet om te herhalen wat andere hebben geschreven, maar om iets te onderzoeken wat nog niet gedaan is. Dit is het doen van onderzoek naar de kwaliteit van het debat dat de populistische partij van Geert Wilders voert.Het doel van deze scriptie is om te onderbouwen waarom de manier van debat voeren van de PVV niet goed is, en of die manier van debatteren eigenlijk wel echt niet goed is. Dit zal gebeuren aan de hand van een instrument genaamd: DQI (Discourse Quality Index). De onderzoeksvraag die bij deze scriptie centraal staat is: is de deliberatieve kwaliteit van Tweede Kamer debatten uit de kabinetsperiode Kok ll (waar de PVV nog niet aan meedeed) beter volgens de DQI van Steiner et al., dan Tweede Kamer debatten uit de periode Balkenende IV(waar de PVV wel meedeed)(2004)? En de tweede vraag die in deze scriptie wordt behandelt is: Is de deliberatieve kwaliteit van PVV Kamerleden slechter dan die van andere Kamerleden volgens de DQI van Steiner et al.(2004)?Show less