In dit onderzoek stond de volgende vraag centraal: Hoe was de interactie van de lokale bevolking van Sri Lanka met de Nederlandse koloniale instituties en rechtsnormen op het gebied van...Show moreIn dit onderzoek stond de volgende vraag centraal: Hoe was de interactie van de lokale bevolking van Sri Lanka met de Nederlandse koloniale instituties en rechtsnormen op het gebied van huwelijkszaken in 1763 en 1764? In het eerste hoofdstuk was de Sri Lankaanse historische context beschreven aan de hand van secundaire literatuur. Door haar komst op Sri Lanka had de VOC het handelsmonopolie op kaneel overgenomen van de Portugezen. Onder de VOC reikte het kolonialisme verder dan alleen de handel; de Nederlanders oefenden door lokale instituties overheidsmacht uit. De Scholarchale Vergadering, die toezicht hield op het werk van de schoolmeesters en fungeerde als een civiele rechtbank, was zo’n institutie. De tweeledige rol van deze schoolmeesters – het verzorgen van het onderwijs en het bijhouden van de schoolthombo’s – maakten hen de ogen en oren van de VOC op het zuidwestelijke platteland. Zo kon de VOC tot op lokaal niveau invloed uitoefenen bij de Sri Lankaanse bevolking. Het tweede hoofdstuk richtte zich op het al bestaande lokale gewoonterecht rond het thema huwelijk en de interactie van de koloniale rechtsnormen en -orde met de lokale praktijk op dit punt. Er werd in secundaire literatuur gevonden dat de lokale bevolking zich vaak vasthield aan eigen huwelijksgewoonten; zij kenden het verband niet tussen een legale status en een huwelijk of een kind. Koloniale instellingen werden vaak verward met het eigen gewoonterecht en zo werden deze koloniale instellingen, zoals de vereiste twee stappen tot een legaal huwelijk, halfslachtig nageleefd. Sancties op het overtreden van de koloniale verordeningen werden vaak niet gehandhaafd en de Nederlanders sloten hun ogen voor lokale praktijken. De voorkeur van de VOC ging uit naar economische winst boven moralistische integriteit. In het derde hoofdstuk zijn de notulen van de Scholarchale Vergadering in Galle van de jaren 1763 en 1764 doorgespit. Het inside-out perspectief is hierbij in acht genomen: wat bewoog de lokale bevolking om huwelijkszaken aan een koloniale rechtsinstitutie, waar andere rechtsnormen golden, voor te leggen? De acht huwelijkszaken gevonden in deze twee jaar wijzen erop dat binnen de huwelijkspraktijk van de lokale bevolking het lokale gewoonterecht nog sterk de overhand behield ten opzichte van de koloniale rechtsnormen. Zodra er echter een persoonlijk voordeel te halen viel via koloniale juridische instituties wist de lokale bevolking deze te vinden – zo ook de Scholarchale Vergadering. Degenen die voor de Scholarchale Vergadering verschenen met een verzoek leken de koloniale rechtsnormen niet te verwarren met het eigen gewoonterecht: er bestond een bewustzijn van de juridische voordelen die hun verzoek met zich meebracht. Deze bevinding wijkt af van de secundaire literatuur. Pas als deze voordelen van toepassing waren werd er echter meegebogen in de koloniale rechtsnormen. De aanklagers hadden vaak voldoende – en in een enkel geval ontoereikende – kennis van de koloniale rechtsorde om te weten dat zij via de Scholarchale Vergadering voor hun eigen belang konden opkomen en hoe zij dit konden doen aan de hand van koloniale wetten en instellingen. Rupesinghe vond in haar studie van de Landraden dat de lokale bevolking deze koloniale instituties wist te consulteren uit eigenbelang. De bevindingen in dit onderzoek zijn in overeenstemming daarmee. Door naar de koloniale bureaucratie te gaan met onderlinge geschillen legitimeerde de lokale bevolking de macht van de VOC op het eiland, zoals Alicia Schrikker stelde.Show less
The colonial petition is a valuable source to get insight into the condition of colonised humanity. This thesis discusses forty-four petitions written in 1790 by peasant-cultivators in the Matara...Show moreThe colonial petition is a valuable source to get insight into the condition of colonised humanity. This thesis discusses forty-four petitions written in 1790 by peasant-cultivators in the Matara district. The petitioners transmitted these petitions to colonial officials in the first three months of an uprising in the countryside of Sri Lanka. The question this study aims to answer is: “How do petitions written during a protest in 1790 convey the resistance, negotiation, and experience of Dutch colonialism by inhabitants of the Matara dessavony?”Show less
This account details the 17th century career of Jacques Cailhaut de La Tesserie in the service of the Dutch Verenigde Oost-Indische Compagnie. The writer hoped to convince his reader to procure for...Show moreThis account details the 17th century career of Jacques Cailhaut de La Tesserie in the service of the Dutch Verenigde Oost-Indische Compagnie. The writer hoped to convince his reader to procure for him a position in the new Compagnie française des Indes orientales. From this account, as well as sources in the colonial archives of France, Canada and the Netherlands, a picture can be formed of de La Tesserie as an all-round colonial careerist straddling early modern boundaries. In the span of thirty years he served in such far-flung places as the jungles of Formosa, the empire of Japan, the trading hub of Batavia, the coasts of Persia and India, the Canadian Shield and the Hudson and St. Lawrence river valleys. During this time he fought the Spanish, Chinese and Iroquois, participated in trading ventures across the Chinese Sea and Indian Oceans, was an associate of a pelt-trading consortium in northern Canada and member of the highest governmental organ of French North America, even serving shortly as its governor-general. It is the aim of this paper to bring into focus which factors were present in the decision-making process of de La Tesserie, and to what extent they were significant. To answer the question posed, this work will retell the three distinct phases through which the life of de La Tesserie ran. During each of these phases he attempted to carry through, a choice which would radically alter his life. The first is de La Tesserie joining the VOC, the second is him exchanging the VOC for the colony of Nouvelle- France, and the third is his attempt to join the CFIO. Every choice has been divided into three further parts, each detailing the background in which the choice was made, which factors might have contributed to it, and how the decision eventually played out. Thus a picture is painted of how a young man from France ended up in Canada, with a detour through the Far East.Show less
In de tweede helft van de 17e eeuw stuurde de Vereenigde Oostindische Compagnie drie gezantschappen naar het Chinese hof te Peking in een poging om daar handelsbetrekkingen aan te knopen. In deze...Show moreIn de tweede helft van de 17e eeuw stuurde de Vereenigde Oostindische Compagnie drie gezantschappen naar het Chinese hof te Peking in een poging om daar handelsbetrekkingen aan te knopen. In deze scriptie worden de eerste twee van die gezantschappen naast elkaar gelegd. Ook wordt er gekeken naar pogingen van andere Europese landen, in die periode, om via het Keizerlijk hof toegang tot de Chinese markt te krijgen. Er worden twee vragen gesteld;allereerst is de vraag welke tactiek de Nederlanders in China volgden. Kort door de bocht kan gesteld worden dat de VOC twee werkwijzen had in Azië. Aan de ene kant was er de agressieve aanpak die zij in de Indonesische archipel met succes gebruikten tegen staten daar en waarmee ze op veel plekken een handelsmonopolie wisten af te dwingen. Aan de andere kant was er de meegaande aanpak, in Japan, bijvoorbeeld, werden de bevelen van de Shōgun strikt opgevolgd, in de hoop niet te worden uitgezet. De vraag is dus wat zij in China deden. Vervolgens is de vraag of de twee gezantschappen van elkaar leerden en, zo ja, wat er dan aan hun aanpak veranderde.Show less